12 research outputs found

    BedrijfsWaterWijzer: basis voor waterplannen in Koeien & Kansen

    Get PDF
    De BedrijfsWaterWijzer (BWW) wordt ontwikkeld, getoetst en toegepast op Koeien & Kansen-bedrijven. Dit rapport gaat in op de doorwerking van de BWW in de praktijk van Koeien & Kansen-bedrijven. De BWW brengt het watermanagement op het melkveebedrijf in beeld en wijst aan op welke punten het waterbeheer verbeterd kan worden. Hierbij wordt ingegaan op erf, droogte, wateroverlast, uitspoeling naar grondwater, afspoeling naar oppervlaktewater, kwaliteit van drinkwater voor vee en slootbeheer, overeenkomend met de respectievelijke modules 1 t/m 7 in de BWW. De BWW vormt een basis voor een BedrijfsWaterWijzerPlan (BWWP) met maatregelen gericht op verbetering van het waterbeheer. Dit rapport geeft een beeld van de risicoscores die voortkomen uit de BWW-analyses en van de maatregelen die worden gepland en/of uitgevoerd. Dit beeld geeft aan wat de potentiële impact is van de BWW. De BWW heeft duidelijk invloed in de zin dat het zichtbaar aanzet tot maatregelen. Deze invloed is echter niet terug te zien in een relatie tussen de BWW-risicoscore en het aantal vermelde maatregelen. Een rode score correspondeert dus niet duidelijk met meer maatregelen. Dit is te verklaren doordat het risico niet alleen het gevolg is van het management maar ook van de omgevingsomstandigheden van het bedrijf. Omstandigheden als bodemtype, grondwaterstand en het aantal sloten zijn immers niet of moeilijker te beïnvloeden. Wel blijkt dat de BWW tot nieuwe inzichten leidt en dat accenten in de bedrijfsvoering worden verplaatst. In de BWWP’s van Koeien & Kansen-ondernemers zijn gemiddeld 10 maatregelen per bedrijf vermeld waarvan 40% betrekking heeft op nieuwe acties en 20% betrekking heeft op verkenningen. Het aantal maatregelen is gelijkmatig verdeeld over de modules in de BWW. De diversiteit van maatregelen is groot. Vaakst opgenomen maatregelen zijn: aanbrengen van stro onder de maïs bij (te) nat inkuilen, veegschoon houden van het erf en het koepad, herinrichting van kuilen met een duogoot1, peilgestuurde drainage, maatregelen gericht op het verhogen of behouden van het organische stofgehalte in de bodem, uitstel van bemesting om bodemverdichting te voorkomen en onbemeste stroken langs sloten. Ten aanzien van drinkwaterkwaliteit voor vee wordt vaak ingezet op het beter doorgronden van de problematiek, wat aangeeft dat de risicoscore nog niet voldoende geduid kan worden. Aanbevolen wordt om als vervolg te bezien in hoeverre de genomen en geplande maatregelen ook de doelen van waterschappen dienen en in hoeverre de samenwerking met waterschappen verbetert door inzet van de BWW. Het zou tenslotte goed zijn als de effecten van maatregelen op risico’s duidelijker zichtbaar worden gemaakt in de BWW

    Rapportage project Nitraatwijzer Fase I

    Get PDF
    Nederland moet voldoen aan de doelstellingen voor waterkwaliteit volgens de Nitraatrichtlijn. In het kader van het Zesde Actieprogramma Nitraatrichtlijn werd onderzocht hoe Nederland het risico van nitraatuitspoeling van individuele percelen en landbouwbedrijven het beste kan bepalen. Voorliggend rapport doet verslag van de eerste onderzoeksfase die indicatoren voor het nitraatuitspoelingsrisicoevalueerde op basis van literatuur en van ervaringen in Vlaanderen en Baden-Württemberg. Voor gebruik op bedrijfs- en perceelsniveau komt het nitraatresidu NR (de hoeveelheid nitraatstikstof in de bodem in de laag 0-90 cm –mv in het najaar, kg N/ha) als beste indicator naar voren. Deze is relatief eenvoudig en goedkoop te bepalen en heeft een betere voorspellende waarde dan enige andere indicator op deze twee schaalniveaus. Niettemin bedraagt de voorspelfout (onzekerheid in voorspelde nitraatconcentratie in bovenste grondwater op bedrijfs- of perceelsniveau bij bepaalde NR waarde) enkele tientallen mg/l. Verder onderzoek zal de relatie tussen NR en nitraat in het bovenste grondwater voor geselecteerde clusters (combinaties van gewas, grondsoort en grondwatertrap) kunnen preciseren, maar de voorspelfout voor een individueel perceel of bedrijf zal naar verwachting enkele tientallen mg/l blijven. De studie geeft een beoordeling van de bruikbaarheid van NR bij (i) handhaving van het mestbeleid, (ii) monitoring en rapportage over de effecten van het mestbeleid, en (iii) sturing en bewustwording over de effecten van maatregelen op het eigen bedrijf. Voor laatstgenoemde toepassing is NR bij uitstek geschikt, ondanks diverse nadelen. Gebruik van NR als handhavingsinstrument heeft in Vlaanderen en Baden-Württemberg geleid tot zeer complexe regelgeving. In het najaar van 2018 werd een pilotstudie uitgevoerd, waarin NR gemeten werd op percelen vanmelkveehouderij- en vollegrondsgroentenbedrijven in Nederland. Gevonden NR waarden waren in het algemeen hoog ten opzichte van de drempelwaarden gehanteerd in Vlaanderen, ook wanneer rekening gehouden wordt met de uitzonderlijke weersomstandigheden in groeiseizoen 2018. De pilot wordt in 2019 vervolledigd door meting van de nitraatconcentratie in grondwater onder dezelfde percelen

    Bedrijfsspecifiek bepalen van stikstofstromen in bodem, gewas en milieu : casestudy melkveebedrijf Baltus in Middenmeer

    No full text
    Deze verkenning is erop gericht om inzicht te krijgen in knelpunten met betrekking tot stikstof (N) en fosfor (P) stromen in het bodem/gewas systeem op Koeien & Kansen-bedrijf Baltus, gelegen in Middenmeer, Noord-Holland. In het bijzonder is hierbij ingegaan op de N-voorziening met bemesting en de N-levering door de bodem, de gewasopname en verliezen naar het milieu. De verkenning gaat verder in op de vraag of hard gemaakt kan worden dat N (hoofdzakelijk gebonden aan organische stof) zich in de bodem ophoopt. Ophoping van N in de bodem is goed mogelijk omdat het bedrijf een akkerbouwhistorie heeft zodat verwacht mag worden dat het bedrijf met een groot aandeel gras in een overgang zit naar een nieuw, hoger evenwichtsniveau van N in de bodem. Besproken wordt tevens of, als N-ophoping vastgesteld kan worden, dit dan als milieu onschadelijk deel van het overschot kan worden beschouwd. Dit zou dan kunnen beteken dat bedrijfsspecifiek een hoger acceptabel N-overschot bepaald kan worden, waarbij een hogere mest N-dosering verantwoord is. Tenslotte gaat de verkenning in op mogelijkheden om de knelpunten met betrekking tot stikstof (N)- en fosfor (P)- stromen in bodem en gewas op te lossen. Op het bedrijf Baltus wordt gras en maïs geteeld en wordt ieder jaar ongeveer een derde van het bedrijfsareaal van ongeveer 65 ha verhuurd aan een akkerbouwer voor de teelt van aardappelen. Het bedrijf neemt deel aan de pilot voor bedrijfsspecifieke bemesting volgens BES (Bedrijfs Eigen bemesting met Stikstof uit dierlijke mest). Dit houdt in dat de bemesting afgestemd wordt op de bedrijfsspecifieke gewasopbrengst van stikstof en fosfaat. Analyse van bedrijfsgegevens maakt duidelijk dat het gras op bedrijf Baltus een consistent laag ruw eiwit (RE) gehalte heeft van ongeveer 130 g per kg ds. Ook het P-gehalte is laag met 3,3 g per kg ds. Dit wordt veroorzaakt door verdunning van N en P over een zeer hoge droge stofopbrengst. De N-opname zelf in gras is normaal en de P opname in gras is zelfs hoog. Het niveau van werkzame N is relatief hoog, in de range van 375 tot 500 kg per ha. Toch treedt nog een duidelijke respons op van gras op het niveau van werkzame N. Dit is grotendeels te verklaren door de omgevingsomstandigheden die zeer gunstig zijn voor grasgroei, te weten: een zavelgrond met aanrijking van water naar wortels via capillaire opstijging uit grondwater en een zeer mild klimaat met meestal voldoende neerslag. Deze omstandigheden bevorderen de grasgroei tot op een hoog productieniveau en N is daarbij tot op een hoog niveau geen overbodige luxe. Een andere verklaring is dat de N-levering uit de bodem met ongeveer 50 kg N per ha heel laag is. Hierdoor valt de N-voorziening lager uit dan wat op grond van het bemestingsniveau verwacht zou worden. Een sterke vastlegging van N in de bodem is op basis van de NLV metingen een mogelijkheid en de vraag is of je dat terugziet in N-ophoping. De posten van de N-balans in de bodem worden als volgt geschat: het -overschot bedraagt 87 kg N per ha (95% betrouwbarheidsinterval (bbi): 77-107). Dit overschot verdeelt zich over ophoping in de bodem van 10 kg N per ha (95% bbi -64 tot 106), verlies door uitspoeling van 7 kg N per ha (95% bbi 3 tot 10) met denitrificatie als restpost: 61 kg N per ha. De ophoping in de bodem is gebaseerd op trends op basis van bodemchemische analyses uit 2005 - 2019. De hypothese dat N zich in de bodem ophoopt, kan niet op grond van bodemanalyses worden bevestigd. Daarvoor is de betrouwbaarheid van de trends van bodemanalyses veel te beperkt. Hierbij moet opgemerkt worden dat bij de bepaling van het 95% bbi nog geen rekening gehouden is met variatie van de bulkdichtheid. Of ophoping van stikstof in de bodem beoordeeld kan worden als milieuneutraal of niet hangt af van de risico’s van het op termijn vrijkomen van de opgebouwde stikstof. Dit risico hangt samen met toekomstig landgebruik en met de C/N-verhouding van het opgebouwde materiaal. Een hogere C/N-verhouding betekent een lager risico. Aanbevolen wordt om op een klein deel van het bedrijf te verkennen de beschikbaarheid van stikstof in gras meer in balans kan worden gebracht met omgevingsomstandigheden zoals temperatuur en vochtbeschikbaarheid die zeer gunstig zijn voor grasgroei. Opties zijn: i) Doorgaan met BES zodat bemesting bedrijfsspecifiek afgestemd is op de hoge gewasopbrengst op het bedrijf; ii) Verhogen van de Nbenutting door toepassen van kunstmest met een hoger ammoniumaandeel, eventueel in combinatie met nitrificatieremmers in het voorjaar; iii) N-binding met klaver of andere gewassen met het vermogen N te binden iv) Een hoger N-levering door inwisselen van kunstmest N voor organische N en/of door achterwege laten akkerbouw

    BedrijfsWaterWijzer: basis voor waterplannen in Koeien & Kansen

    No full text
    De BedrijfsWaterWijzer (BWW) wordt ontwikkeld, getoetst en toegepast op Koeien & Kansen-bedrijven. Dit rapport gaat in op de doorwerking van de BWW in de praktijk van Koeien & Kansen-bedrijven. De BWW brengt het watermanagement op het melkveebedrijf in beeld en wijst aan op welke punten het waterbeheer verbeterd kan worden. Hierbij wordt ingegaan op erf, droogte, wateroverlast, uitspoeling naar grondwater, afspoeling naar oppervlaktewater, kwaliteit van drinkwater voor vee en slootbeheer, overeenkomend met de respectievelijke modules 1 t/m 7 in de BWW. De BWW vormt een basis voor een BedrijfsWaterWijzerPlan (BWWP) met maatregelen gericht op verbetering van het waterbeheer. Dit rapport geeft een beeld van de risicoscores die voortkomen uit de BWW-analyses en van de maatregelen die worden gepland en/of uitgevoerd. Dit beeld geeft aan wat de potentiële impact is van de BWW. De BWW heeft duidelijk invloed in de zin dat het zichtbaar aanzet tot maatregelen. Deze invloed is echter niet terug te zien in een relatie tussen de BWW-risicoscore en het aantal vermelde maatregelen. Een rode score correspondeert dus niet duidelijk met meer maatregelen. Dit is te verklaren doordat het risico niet alleen het gevolg is van het management maar ook van de omgevingsomstandigheden van het bedrijf. Omstandigheden als bodemtype, grondwaterstand en het aantal sloten zijn immers niet of moeilijker te beïnvloeden. Wel blijkt dat de BWW tot nieuwe inzichten leidt en dat accenten in de bedrijfsvoering worden verplaatst. In de BWWP’s van Koeien & Kansen-ondernemers zijn gemiddeld 10 maatregelen per bedrijf vermeld waarvan 40% betrekking heeft op nieuwe acties en 20% betrekking heeft op verkenningen. Het aantal maatregelen is gelijkmatig verdeeld over de modules in de BWW. De diversiteit van maatregelen is groot. Vaakst opgenomen maatregelen zijn: aanbrengen van stro onder de maïs bij (te) nat inkuilen, veegschoon houden van het erf en het koepad, herinrichting van kuilen met een duogoot1, peilgestuurde drainage, maatregelen gericht op het verhogen of behouden van het organische stofgehalte in de bodem, uitstel van bemesting om bodemverdichting te voorkomen en onbemeste stroken langs sloten. Ten aanzien van drinkwaterkwaliteit voor vee wordt vaak ingezet op het beter doorgronden van de problematiek, wat aangeeft dat de risicoscore nog niet voldoende geduid kan worden. Aanbevolen wordt om als vervolg te bezien in hoeverre de genomen en geplande maatregelen ook de doelen van waterschappen dienen en in hoeverre de samenwerking met waterschappen verbetert door inzet van de BWW. Het zou tenslotte goed zijn als de effecten van maatregelen op risico’s duidelijker zichtbaar worden gemaakt in de BWW

    BedrijfsWaterWijzer : versie 2018.01

    No full text
    Dit rapport beschrijft de opzet en actuele (1-1-2018, versie 2018.01) inhoud van de BedrijfsWaterWijzer (BWW). De BWW is bedoeld om het waterbeheer op melkveebedrijven te verbeteren, om zo, samen met waterschappen te werken aan doelen van de overheid op het gebied van water en doelen van de veehouders zelf

    Effecten van sorghum en mais op bodem en gewas op een verdichte zandgrond

    No full text
    Volgens buitenlands onderzoek is gebleken dat sorghum beter dan mais in staat is om dieper te wortelen in droge, verdichte zandgronden. Omdat sorghum voor Nederland nog een vrij nieuw gewas is, is een proef uitgevoerd in Brabant om na te gaan of sorghum ook hier dieper wortelt dan mais op een verdichte zandgrond. Gegevens zijn verzameld over bodem- en gewasparameters en ook over nitraatresidu aan het eind van het seizoen

    Achtergronden bij informatie in de BOOT-lijst factsheets

    No full text
    Vanuit het Bestuurlijk Overleg Open Teelt en Veehouderij (BOOT) is de zogenaamde BOOT-lijst opgesteld met maatregelen die emissie naar water vanuit landbouwbedrijven verlagen. De praktijkrijpe maatregelen worden via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) verder uitgerold. Factsheets over 24 van de maatregelen geven inzicht in het productievoordeel, het milieuvoordeel en de kosten en in de praktische inpasbaarheid. Dit rapport voorziet in achtergrondinformatie en onderbouwing van de factsheets en geeft aan in hoeverre er consensus is over de gepresenteerde inzichten. Bij veel maatregelen is er behoefte aan versterking van de empirische onderbouwing. Adviezen over te nemen maatregelen kunnen aan overtuigingskracht winnen als resultaten van veldonderzoek beschikbaar zijn. Een aantal maatregelen heeft betrekking op verandering van bodemaspecten (zoals het bodem organische stofgehalte) zonder dat de relatie van deze doelen met waterkwaliteit voldoende duidelijk is uitgewerkt. De effectiviteit van deze maatregelen op uiteindelijke waterkwaliteitsdoelen moet scherper in het vizier komen

    Achtergronden bij informatie in de BOOT-lijst factsheets

    Get PDF
    Vanuit het Bestuurlijk Overleg Open Teelt en Veehouderij (BOOT) is de zogenaamde BOOT-lijst opgesteld met maatregelen die emissie naar water vanuit landbouwbedrijven verlagen. De praktijkrijpe maatregelen worden via het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer (DAW) verder uitgerold. Factsheets over 24 van de maatregelen geven inzicht in het productievoordeel, het milieuvoordeel en de kosten en in de praktische inpasbaarheid. Dit rapport voorziet in achtergrondinformatie en onderbouwing van de factsheets en geeft aan in hoeverre er consensus is over de gepresenteerde inzichten. Bij veel maatregelen is er behoefte aan versterking van de empirische onderbouwing. Adviezen over te nemen maatregelen kunnen aan overtuigingskracht winnen als resultaten van veldonderzoek beschikbaar zijn. Een aantal maatregelen heeft betrekking op verandering van bodemaspecten (zoals het bodem organische stofgehalte) zonder dat de relatie van deze doelen met waterkwaliteit voldoende duidelijk is uitgewerkt. De effectiviteit van deze maatregelen op uiteindelijke waterkwaliteitsdoelen moet scherper in het vizier komen

    Dry Matter Yield and Nitrogen Content Estimation in Grassland Using Hyperspectral Sensor

    No full text
    Estimation of Dry Matter Yield (DMY) and Nitrogen Content (NC) in forage is a big concern for growers. In this study, an estimation model of DMY and NC using Visible and Near Infrared (V-NIR) spectroscopy was developed. An adequate number of grass samples (5078) of perennial ryegrass (Lolium perenne), collected from Dutch grassland in 2019 and 2020 were sensed with a hyperspectral sensor, while grass height was recorded in situ by an ultrasonic sensor mounted on a tractor. The samples were treated with Artificial Intelligence (AI) techniques. PCA based feature selection was applied first, revealing that visible green wavelength (around 500 nm) and red edge wavelength (around 700 nm) were enough to express the overall variability of the dataset. Then, Feature Importance analysis of Random Forest Regressor showed that NIR wavelengths (around 910, 960 and 990nm) were the most sensitive in DMY estimation, while red edge (around 710 nm) and visible orange wavelengths (around 610 nm) were the most related to NC estimation. Finally, SHAP (SHapley Additive exPlanations) analysis was applied to the Random Forest estimation models, resulting in the visualization of wavelength selection, thus assisting in the interpretation of the results and the intermediate processes. Overall, this method can lead to the reduction of the number of wavelengths to be measured in the field and thus, to the possible development of a low cost hyperspectral sensor for the above purposes
    corecore