Auditors' Performance in Risk and Control judgments : An Empirical Study

Onder meer ingegeven door relatief recente boekhoudschandalen is het onderwerp ‘kwaliteit van de accountantscontrole’ hoog op de maatschappelijke agenda komen te staan. Medio jaren negentig hebben de grote accountantskantoren tevens een belangrijke vernieuwing van hun controlemethodologie doorgevoerd. In deze studie wordt onderzocht in hoeverre algemene, industriespecifieke en taakspecifieke ervaring bijdragen aan de kwaliteit van het accountantsoordeel wanneer zij controletaken uitvoeren op basis van de vernieuwde controlemethodologie. Aan 85 accountants, werkzaam bij de grote vier Nederlandse accountantskantoren, werd een casus van een bedrijf in de bouwindustrie voorgelegd. Zij werden gevraagd om voor deze specifieke setting de belangrijkste bedrijfsrisico’s en beheersingsmaatregelen te onderkennen en na te gaan wat de impact hiervan is op jaarrekeningrisico’s (het risico dat een bepaalde post in de jaarrekening een materiële fout bevat). De onderzoeksresultaten suggereren dat industriespecifieke ervaring inderdaad – hoewel slechts tot een bepaald ervaringsniveau - bijdraagt aan de kwaliteit van het accountantsoordeel voor wat betreft het onderkennen van bedrijfsrisico’s en beheersingsmaatregelen. Ten aanzien van deze controletaak werd geen significante positieve bijdrage van algemene ervaring en taakspecifieke ervaring aan de kwaliteit van het accountantsoordeel gevonden. Bij het inschatten van de impact van bedrijfsrisico’s en beheersingsmaatregelen op jaarrekeningrisico’s daarentegen is het juist taakspecifieke ervaring die bijdraagt aan de kwaliteit van oordeelsvorming. Het vaker uitvoeren van deze controletaak leidt dus op den duur tot een kwalitatief beter accountantsoordeel. Het management van accountantskantoren is op basis van deze studie beter in staat om de juiste persoon van een controleteam toe te wijzen aan een bepaalde controletaak.Groot, T.L.C.M. [Promotor]Egten RA, C.A. [Promotor]van Dassen RA, R.J.M. [Promotor

A plethora of angiopoietin-2 effects during clinical sepsis

The interesting study by Davis and colleagues in the current issue of Critical Care expands on the increasingly recognized role of angiopoietins in human sepsis but raises a number of questions, which are discussed in this commentary. The authors describe an association between elevated angiopoietin (ang)-2 levels and impaired vascular reactivity, measured by the partly nitric oxide-dependent finger hyperemic response to forearm vascular occlusion, in patients with sepsis. This suggests that the ang-1/2-Tie2 system is involved in a number of pathophysiologic, phenotypic and perhaps prognostic alterations in human sepsis, on top of the effect on pulmonary endothelial barrier function. The novel inflammatory route may be a target for future therapeutic studies in human sepsis and acute lung injury, including those with activated protein C

Vreemde ogen dwingen niet altijd

Je zou op basis van het algemene principe "vreemde ogen dwingen" verwachten dat accountantscontrole leidt tot getrouwe jaarrekeningen. Wat betreft accountantscontrole geldt echter dat het begrip "vreemde ogen" meerdere facetten omvat, en daarom genuanceerd moet worden bezien. In dit artikel onderzoeken wij de invloed van de onafhankelijkheid van één paar vreemde ogen (variërend in mate van onafhankelijkheid/vreemdheid) en de invloed van twee paar ogen (joint audit) op de continuïteitsinschatting. Uit dit onderzoek blijkt dat – vreemd genoeg – bij vreemdere ogen (ten gevolge van verlaagde non-audit dienstverlening en joint audit) juist minder continuïteitsparagrafen worden afgegeven. De uitkomsten geven – voor regelgevende instanties – aanleiding om nader onderzoek hiernaar te doen

Innate secretory immunity in response to laboratory stressors that evoke distinct patterns of cardiac autonomic activity

Mucosal surfaces are covered by the secretory proteins of the exocrine glands, which provide a first line of innate defense from infections. The release of these secretory proteins is, in theory, sensitive to modulation by psychosocial stress. This was tested by measuring salivary secretion in response to stressors known to evoke distinct patterns of cardiac autonomic activity. 32 subjects (Ss; mean age 23 yrs) were subjected to two laboratory stressors: an active coping memory test and a passive coping video presentation showing surgical procedures. The memory test produced a strong increase in sympathetic activity, and a decrease in cardiac parasympathetic activity. This active coping response was associated with an enhanced secretion of MUC7, lactoferrin, alpha-amylase, and total salivary protein. Conversely, the surgical video produced an increase in cardiac vagal tone and a modest increase in sympathetic activity. This passive coping response was associated with an enhanced secretion of all proteins studied. These secretory responses were generally larger than the secretory responses during the active coping memory test. For both stressors autonomic and cardiovascular reactivity was positively associated with an enhanced and prolonged secretory activity

Role of RhoA and rho kinase in lysophosphatidic acid-induced endothelial barrier dysfunction.

The online version of this article, along with updated information and services, is located on th