16 research outputs found

    Successful implementation of new technologies in nursing care: a questionnaire survey of nurse-users

    Get PDF
    <p>Abstract</p> <p>Background</p> <p>A growing number of new technologies are becoming available within nursing care that can improve the quality of care, reduce costs, or enhance working conditions. However, such effects can only be achieved if technologies are used as intended. The aim of this study is to gain a better understanding of determinants influencing the success of the introduction of new technologies as perceived by nursing staff.</p> <p>Methods</p> <p>The study population is a nationally representative research sample of nursing staff (further referred to as the Nursing Staff Panel), of whom 685 (67%) completed a survey questionnaire about their experiences with recently introduced technologies. Participants were working in Dutch hospitals, psychiatric organizations, care organizations for mentally disabled people, home care organizations, nursing homes or homes for the elderly.</p> <p>Results</p> <p>Half of the respondents were confronted with the introduction of a new technology in the last three years. Only half of these rated the introduction of the technology as positive.</p> <p>The factors most frequently mentioned as impeding actual use were related to the (kind of) technology itself, such as malfunctioning, ease of use, relevance for patients, and risks to patients. Furthermore nursing staff stress the importance of an adequate innovation strategy.</p> <p>Conclusions</p> <p>A prerequisite for the successful introduction of new technologies is to analyse determinants that may impede or enhance the introduction among potential users. For technological innovations special attention has to be paid to the (perceived) characteristics of the technology itself.</p

    Interviewstudie geweld in de residentiële jeugdzorg

    No full text
    Voor de deelstudie residentiële jeugdzorg zijn semigestructureerde diepte-interviews gehouden met 19 oud-pupillen en 7 (oud-)medewerkers uit de residentiële jeugdzorg van 1945-heden. Het doel van de interviews was om een diepgaander begrip te krijgen van de beleving en betekenis van het geweld dat heeft plaatsgevonden binnen de residentiële jeugdzorg van 1945-heden. Alle geïnterviewde oud-pupillen hadden ervaring met of waren getuige geweest van een bepaalde vorm van geweld in de instelling(en) waar zij hadden gewoond. Relatief meer oud-pupillen hebben hun ervaringen gedeeld over de eerste decennia (1945-1965: 9 pupillen; 1965-1985: 6 pupillen; 1985-2005: 5 pupillen; 2005-heden: 2 pupillen – sommige pupillen verbleven in meerdere decennia in een instelling). Bij de medewerkers ligt het zwaartepunt op een iets latere periode (1945-1965: 1 medewerker; 1965-1985: 4 medewerkers; 1985-2005: 4 medewerkers; 2005-heden: 3 medewerkers). De geïnterviewde oud-pupillen en medewerkers zijn geworven via het meldpunt van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, via oproepen op sociale media en via het netwerk van de onderzoekers of andere betrokkenen. Alle respondenten kregen een informatiebrief met daarin uitleg over het onderzoek en dat binnen het project breed naar geweld wordt gekeken. De definitie van geweld binnen dit project is: elk, al dan niet intentioneel, voor een minderjarige bedreigend gedrag van fysieke, psychische of seksuele aard dat fysiek of psychisch letsel toebrengt aan het slachtoffer (Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, 2016, p. 9). Ook kregen de respondenten een toestemmingsformulier. Voorafgaande aan het interview stemden zij schriftelijk in met deelname aan het onderzoek. Tijdens het interview is nogmaals mondeling uitgelegd aan de respondenten waar het project over ging, dat we breed naar geweld kijken en dat we graag met de respondent in gesprek gingen over hun ervaringen met en belevingen van geweld, de situaties en instellingen waarbinnen dit geweld plaatsvond en welke gevolgen dit geweld heeft gehad in hun leven. Een beschrijving van de methode staat in de bijlage, met daarin o.a. aandacht voor toetsing door de ethische commissie, de topiclijst, de informed consent procedure en een overzichtstabel van respondenten. Het onderzoeksprotocol is getoetst en goedgekeurd door de commissie onderzoeksethiek van de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VCWE-2017-124). Na interviews met 19 oud-pupillen en 7 medewerkers uit de residentiële jeugdzorg hebben we een beeld gekregen van de zeer diverse geweldsvormen die plaatsvonden binnen de residentiële jeugdzorg en de context waarin het geweld plaatsvond van 1945 tot heden. We hebben een beeld gekregen om wat voor kinderen het ging die uithuisgeplaatst werden en welke bagage zij meenamen naar de instelling. We kregen ook in beeld hoe het geweld in de instelling eruit zag, wie er bij betrokken waren, hoe de oud-pupillen en medewerkers het geweld destijds hebben ervaren, hoe zij met het geweld om zijn gegaan en of zij er over konden praten. Ook kwamen uit de interviews mogelijke risicofactoren naar voren die belangrijk kunnen zijn voor het ontstaan van geweld en vertelden de respondenten ons over de pedagogische visies in de instellingen in de verschillende tijdsperioden. Daarnaast hebben we met de oud-pupillen gesproken over de hulp die zij hebben gehad bij het (verwerken van) geweld en welke gevolgen het geweld heeft gehad in hun verdere leven. Tenslotte hebben zowel oud-pupillen als medewerkers nagedacht over tips die belangrijk zijn om geweld in de jeugdzorg te voorkomen. De bevindingen van deze bronstudie zijn gebaseerd op de ervaringen en reflecties van oud-pupillen en medewerkers die allemaal geweld hebben ervaren of hiervan getuige zijn geweest en die bereid waren hierover uitgebreid te praten. Dit betreft een selecte groep aangezien we niet gericht hebben gezocht naar oud-pupillen en medewerkers die geen geweld hebben meegemaakt. Bovendien was de onderzoeksopzet er niet op gericht een grotere groep mensen te interviewen. De resultaten vormen dan ook geen representatief beeld van de residentiële jeugdzorg, maar geven ons wel verdiepend inzicht hoe direct betrokkenen het geweld in de residentiële jeugdzorg beleefden, wat ze denken over hoe dat heeft kunnen gebeuren en welke gevolgen het in hun beleving heeft gehad. Bij de kwalitatieve analyse van de interviews laten wij de ervaringen van de oud-pupillen en medewerkers tot hun recht komen door regelmatig voorbeelden en citaten uit hun interviews weer te geven. Dit betekent dat de lezer uiteenlopende (zeer) heftige ervaringen zal tegenkomen in deze studie. Wij vragen de lezer nadrukkelijk de leeswijzer ter harte te nemen alvorens verder te lezen in dit rapport

    Actieonderzoek Met Andere Ogen. Ontdekken van vrijheidsbeperking door observatie en reflectie

    No full text
    Begeleiders hebben een sleutelrol in het ondersteunen van cliënten bij uitdagingen rondom veiligheid enerzijds en welbevinden anderzijds. Zij nemen dagelijks beslissingen over vrijheidsbeperking (Goethals et al., 2013) en kunnen beïnvloeden hoe cliënten de vrijheidsbeperking beleven. Begeleiders denken echter verschillend over welke zorg beperkend is en herkennen niet alle maatregelen die onder de nieuwe wet gaan vallen als vrijheidsbeperkend (Dorenberg ea, 2018, Frederiks ea, 2017, Goethals ea, 2012, Hamers ea, 2009). Met Andere Ogen is een actieonderzoek met als doel om vrijheidsbeperking en best practices om vrijheid te vergroten samen te ontdekken. Zo’n 8 begeleiders uit verschillende teams binnen een organisatie leren om ‘Met Andere Ogen’ naar de praktijk van vrijheidsbeperking en bevordering van vrijheid te kijken (Niemeijer ea, 2017). Het actieonderzoek bestaat uit een aantal stappen: 1) een startbijeenkomst als stimulans voor een open houding om samen na te denken over en te reflecteren op vrijheid en te oefenen met observeren, 2) observatie bij collega afdelingen om het eigen referentiekader los te laten en bij anderen te ontdekken welke vrijheidsbeperking en best practices ten aanzien van vrijheidsbeperking plaatsvinden, 3) reflectie op de observatie na afloop aan de hand van vragen: “wat heb ik gezien, wat betekent het en wat vind ik daarvan?”, 4) denktank om na te denken over de geobserveerde vrijheidsbeperkingen, over dilemma’s in de praktijk en best practices en over adviezen waarmee professionals en de zorgorganisatie vrijheid voor cliënten kunnen vergroten 5) een praktische handreiking schrijven voor de organisatie met daarin de belangrijkste observaties en adviezen. De resultaten opgedaan tussen 2015-2018 bij 6 organisaties laten zien dat begeleiders veel verschillende vrijheidsbeperkingen en best practices ontdekken. Begeleiders die mee deden aan Met Andere Ogen koppelen terug dat zij meer nadenken over de eigen regie en keuzevrijheid van cliënten en over dilemma’s zoals “wat doe je als iemand de tuin in wil, maar je staat alleen op de groep? Hoe kun je uitleg geven over medicatie als iemand niet meer goed begrijpt waar het over gaat? Hoe kun je meer eigen regie geven aan een cliënt?” (Bekkema ea 2016, Bekkema ea, 2017, Bekkema ea in ontwikkeling). De resultaten van het actieonderzoek Met Andere Ogen laten zien dat begeleiders samen in staat zijn om zeer diverse situaties en best practices rondom vrijheidsbeperking te ontdekken en leren om dilemma’s te onderkennen (Bekkema ea, 2017)

    Actieonderzoek Met Andere Ogen. Ontdekken van vrijheidsbeperking door observatie en reflectie

    No full text
    Begeleiders hebben een sleutelrol in het ondersteunen van cliënten bij uitdagingen rondom veiligheid enerzijds en welbevinden anderzijds. Zij nemen dagelijks beslissingen over vrijheidsbeperking (Goethals et al., 2013) en kunnen beïnvloeden hoe cliënten de vrijheidsbeperking beleven. Begeleiders denken echter verschillend over welke zorg beperkend is en herkennen niet alle maatregelen die onder de nieuwe wet gaan vallen als vrijheidsbeperkend (Dorenberg ea, 2018, Frederiks ea, 2017, Goethals ea, 2012, Hamers ea, 2009). Met Andere Ogen is een actieonderzoek met als doel om vrijheidsbeperking en best practices om vrijheid te vergroten samen te ontdekken. Zo’n 8 begeleiders uit verschillende teams binnen een organisatie leren om ‘Met Andere Ogen’ naar de praktijk van vrijheidsbeperking en bevordering van vrijheid te kijken (Niemeijer ea, 2017). Het actieonderzoek bestaat uit een aantal stappen: 1) een startbijeenkomst als stimulans voor een open houding om samen na te denken over en te reflecteren op vrijheid en te oefenen met observeren, 2) observatie bij collega afdelingen om het eigen referentiekader los te laten en bij anderen te ontdekken welke vrijheidsbeperking en best practices ten aanzien van vrijheidsbeperking plaatsvinden, 3) reflectie op de observatie na afloop aan de hand van vragen: “wat heb ik gezien, wat betekent het en wat vind ik daarvan?”, 4) denktank om na te denken over de geobserveerde vrijheidsbeperkingen, over dilemma’s in de praktijk en best practices en over adviezen waarmee professionals en de zorgorganisatie vrijheid voor cliënten kunnen vergroten 5) een praktische handreiking schrijven voor de organisatie met daarin de belangrijkste observaties en adviezen. De resultaten opgedaan tussen 2015-2018 bij 6 organisaties laten zien dat begeleiders veel verschillende vrijheidsbeperkingen en best practices ontdekken. Begeleiders die mee deden aan Met Andere Ogen koppelen terug dat zij meer nadenken over de eigen regie en keuzevrijheid van cliënten en over dilemma’s zoals “wat doe je als iemand de tuin in wil, maar je staat alleen op de groep? Hoe kun je uitleg geven over medicatie als iemand niet meer goed begrijpt waar het over gaat? Hoe kun je meer eigen regie geven aan een cliënt?” (Bekkema ea 2016, Bekkema ea, 2017, Bekkema ea in ontwikkeling). De resultaten van het actieonderzoek Met Andere Ogen laten zien dat begeleiders samen in staat zijn om zeer diverse situaties en best practices rondom vrijheidsbeperking te ontdekken en leren om dilemma’s te onderkennen (Bekkema ea, 2017)
    corecore