1 research outputs found
Bewoning uit de Midden-Bronstijd op de overgang van het strandwallenlandschap naar het Oer IJ-estuarium
In opdracht van Rijkswaterstaat West-Nederland Noord is in de periode juli tot oktober 2013 en in augustus 2014 een archeologisch onderzoek in Velsen uitgevoerd op de plaats waar tussen de A9 en A22 een calamiteitenboog wordt gerealiseerd.
Bij het onderzoek zijn twee locaties met prehistorische boerderijen aangetroffen. Op beide locaties heeft vermoedelijk één boerderij gestaan. De boerderij op de noordelijk locatie is evenwel een of twee keer op bijna exact dezelfde plek herbouwd. De bewoningsactiviteit is te plaatsen in een ontwikkelde fase van de Midden-Bronstijd, de oudste huizen dateren op zuidelijke en noordelijke locatie uit ca. 1300-1250 v. Chr., de jongste fase op de noordelijke locatie is lastiger te dateren, maar kan in de periode 1200-1100 v. Chr. worden geplaatst.
Zeker vanaf de Vroege Bronstijd is de kop van de strandwal die zich uitstrekt van Noordwijk via Noordwijkerhout, De Zilk, Overveen tot voorbij Velsen-Hofgeest in cultuur gebracht. De bewoning maakt in de Midden-Bronstijd onderdeel uit van een grootschalig cultuurlandschap dat zich langs de zuidoever van het Oer-IJ estuarium op lage duintjes en kwelderafzettingen uitstrekte van Haarlem en de huidige woonwijk Velserbroek tot aan Beverwijk-Broekpolder. Aanwezig zijn nederzettingslocaties, wegen, akkers en grafheuvels.
Aan diverse paalkuilen van de huisplattegronden is onderzoek aan botanische macroresten, fossiel stuifmeel, hout en bot uitgevoerd. Daarnaast zijn ook de los verzamelde dierlijke botten bestudeerd. Aankoeksel op twee aardewerkscherven is geanalyseerd om het gebruik van de potten te achterhalen, helaas zonder veel resultaat. Ten slotte is pollenonderzoek uitgevoerd aan een veenlaag ter plaatse van de zuidelijke huislocatie, die bleek te dateren van ná de bewoning in de Bronstijd toen het landschap natter werd.
De huizen lagen op kwelderafzettingen aan de ‘voet’ van de kop van de strandwal van Haarlem-Velsen. De bestaanseconomie van de bewoners reflecteert de ligging van de woonplaatsen op de overgang van het strandwallandschap naar het voormalige estuarium van het Oer IJ: het aardewerk was gedeeltelijk met schelpgruis verschraald, het voedsel bestond wat de viscomponent betreft deels uit zeevis. Er is een botfragment van een walvisachtige aangetroffen. Uit het archeozoölogisch onderzoek komt verder naar voren dat het vlees van rund, schaap/geit en varken is gegeten. De hond is aanwezig. Naast zoutwatervis (diklipharder) zijn in Velsen zoetwatervissen geconsumeerd. Over het consumeren van gevogelte is geen informatie verkregen.
Het is mogelijk gebleken om meer inzicht te krijgen in de lokale voedseleconomie van de bronstijdbewoners van de boerderijen in Velsen. Zo verbouwden zij zowel naakte als bedekte gerst en mogelijk ook emmertarwe, en consumeerden zij beide graansoorten. Mogelijk gebruikten zij zaden van raapzaad voor oliewinning en verzamelden zij selderij als eetbare groente in de omgeving. De akkers waar de granen werden verbouwd bevonden zich naar alle waarschijnlijkheid deels op de hoge kwelder, en deels op de strandwal. De vruchtbaarheid van de akkers was goed.
Boven de sporen uit de Bronstijd heeft zich veen gevormd. Daarbij is gebleken dat het veen zich heeft gevormd in een zeer nat milieu, waar oever- en moerasplanten, maar ook els een belangrijke rol speelden. Ook kon zich lokaal (hoog)veen met veenmos ontwikkelen. Het landschap was in deze periode relatief open, op de hogere strandwallen stonden diverse loofbomen en op de nattere plekken was els te vinden. Er zijn geringe aanwijzingen voor activiteit in de Late IJzertijd. Nadien is het veen in de Late Middeleeuwen deels afgegraven en bedekt geraakt met klei bij het ontstaan van het IJ en het Wijkermeer. Dit kleigebied is tenslotte ingepolderd (Velserbroekpolder)