Watch and Learn

Since the late 1990s, there has been a marked increase in academic interest in what are sometimes called 'utility films', intended for purposes of information, training, teaching or advertising. Although such research was long overdue, the current academic output tends to be restricted in scope, paying little attention to the films' textual features: the means they deploy in defending their informational, educational or commercial arguments. In the absence of such studies, the image survives of very 'formulaic' genres. This book seeks to modify this picture, and suggests a methodology that helps to foreground the films' rhetorical diversity. Taking her departure from a historic collection of Dutch classroom films, Masson proposes an approach that considers an audio-visual text as part of a so-called dispositif: the set-up of technology, text and viewing situation that is relevant to the specific corpus under scrutiny.Sinds de late jaren negentig is er een toenemende academische belangstelling voor zogenoemde 'gebruiksfilms': films die bedoeld zijn om te informeren, te trainen of onderwijzen, of te overtuigen van het nut van een service of product. Onderzoek richtte zich tot nu toe vooral op de productie- of distributiegeschiedenis van dergelijke films, of hun pedagogische effectiviteit. Minder aandacht is er voor hun tekstuele dimensie: de middelen die ze inzetten ter onderbouwing van hun informatieve, educatieve of commerciële argument. Intussen hebben gebruiksfilms echter nog steeds het imago van erg 'formulaire' genres. Eef Masson nuanceert dit beeld in haar boek, en stelt een methodologie voor die de aandacht vestigt op de retorische diversiteit van deze films

Watch and Learn : Rhetorical Devices in Classroom Films after 1940

Sinds de late jaren negentig is er een toenemende academische belangstelling voor zogenoemde 'gebruiksfilms': films die bedoeld zijn om te informeren, te trainen of onderwijzen, of te overtuigen van het nut van een service of product. Onderzoek richtte zich tot nu toe vooral op de productie- of distributiegeschiedenis van dergelijke films, of hun pedagogische effectiviteit. Minder aandacht is er voor hun tekstuele dimensie: de middelen die ze inzetten ter onderbouwing van hun informatieve, educatieve of commerciële argument. Intussen hebben gebruiksfilms echter nog steeds het imago van erg 'formulaire' genres. Eef Masson nuanceert dit beeld in haar boek, en stelt een methodologie voor die de aandacht vestigt op de retorische diversiteit van deze films

De pil vergulden – of toch niet? Retorische strategieën in naoorlogse onderwijsfilms (1941-1963)

De Stichting Nederlands Instituut voor Audio-visuele Media (N.I.A.M.) had een collectie films ten behoeve van onderwijs. In 1993 is deze collectie afgestoten en onder gebracht bij het Nederlands Instituut voor Beeld en Geluid. Het gros van het materiaal in de collectie is geproduceerd of aangekocht door de voorganger van het N.I.A.M., de Stichting Nederlandse Onderwijsfilm, toentertijd beter bekend als de ‘N.O.F.’. Ze stelde zich tot doel ’s lands scholen te voorzien van pedagogisch verantwoorde films, die gebruikt konden worden in aansluiting op de reguliere lesprogramma’s. Films met didactisch relevante thema’s worden veelal geassocieerd met een beperkt aantal zeer herkenbare tekstuele ingrediënten zoals een verbaal commentaar (doorgaans gesproken) dat het publiek leidt, maar ook beperkt, in zijn interpretatie van wat in beeld te zien is Dit artikel focust op de manier waarop onderwijsfilms in het proces van aanspreken van hun kijkers omgaan met de didactische materie die ze verondersteld werden te helpen overbrengen. Uitgaande van de premisse dat teksten (geschreven of anderszins) er in hun retorische aspect steeds op gericht zijn een communicatie met hun publiek tot stand te brengen of in stand te houden, wordt betoogd dat er een onderscheid gemaakt kan worden in termen van de mate waarin de genoemde films in dat proces de voor de les relevante stof centraal stellen, dan wel die aan het gezicht van de kijkers lijken te onttrekken. Met andere woorden, in hoeverre zijn de titels die de N.O.F. verdeelde, al dan niet de spreekwoordelijke ‘didactische pil’ lijken te willen ‘vergulden’

Watch and Learn

Since the late 1990s, there has been a marked increase in academic interest in what are sometimes called 'utility films', intended for purposes of information, training, teaching or advertising. Although such research was long overdue, the current academic output tends to be restricted in scope, paying little attention to the films' textual features: the means they deploy in defending their informational, educational or commercial arguments. In the absence of such studies, the image survives of very 'formulaic' genres. This book seeks to modify this picture, and suggests a methodology that helps to foreground the films' rhetorical diversity. Taking her departure from a historic collection of Dutch classroom films, Masson proposes an approach that considers an audio-visual text as part of a so-called dispositif: the set-up of technology, text and viewing situation that is relevant to the specific corpus under scrutiny

Data-Based Art, Algorithmic Poetry: Geert Mul in Conversation with Eef Masson

The award-winning media artist Geert Mul (the Netherlands, 1965) has been making computer based artworks for over twenty-five years. A large portion of his oeuvre, and his more recent work in particular, relies heavily on existing images, often sourced online. With the help of image analysis software, Mul reworks the pictures into new combinations, attracted by the unexpected results that algorithmic operations produce, and the revelatory potential they hold. The artist refers to this work as ‘data-based art’ – a term revealing not only of his own process as a maker, but also of his take on how people today engage with the world around them and make sense of it. At the conclusion of a large-scale retrospective of his work, Eef Masson spoke with him about some of the key ingredients of his visual practice and the inextricable relations between them: information, databases and collections; randomness and rules; and crucially, makers and audiences or users. In the course of the conversation, Mul also reflected on how his work ties in with much older traditions of play, in artistic practice, with data and the rules for their recombination

Redactioneel

Redactioneel van TMG jaargang 2014, nummer 2, themanummer The making of medi

Visualizing connectivity: Data as evidence in The Architecture of Radio

The Architecture of Radio is an iOS and Android app visualizing the data infrastructures that enable contemporary practices of observation, communication, and navigation. In this paper, we take the app as a starting point for exploring the broader issue of how notions of data as evidence wield their influence in visualization practice — even in the context of projects that their makers explicitly position as artistic or speculative endeavors. In the process, we consider the app’s interface and its functionalities, along with the discourse around it, including reviews. The latter in particular are highly revealing of how, despite disclaimers in promotional and other related materials, the apps and their makers are held to precisely the sort of evidentiary standards that they are seeking to break away from. In looking for explanations, we relate those reactions to conventions for the selection and representation of data that producers of (all) visualizations rely on

Digital Access as Archival Reconstitution: Algorithmic Sampling, Visualization, and the Production of Meaning in Large Moving Image Repositories

Cet article étudie comment l’analyse et la visualisation de caractéristiques sensorielles de l’image en mouvement pourraient contribuer à une reconstitution des archives audiovisuelles, et comment cela affecte comment les objets qui constituent ces archives acquièrent du sens. À ce but, l’article s’inspire du projet de recherche en cours The Sensory Moving Image Archive (SEMIA). Le point de départ du projet SEMIA était l’observation que les utilisateurs étaient contraints par des pratiques courantes de description archivistique qui donnent accès aux archives d’images en mouvement numérisées. En général les catalogues institutionnels ou les systèmes de gestion de contenu ont tendance à se servir de labels soi-disant ‘sémantiques’ : des mots-clés ou des tags qui facilitent l’identification d’entités qui figurent dans ou qui sont associés aux images en mouvement (par exemple personnages, lieux, dates, genres, etc.). Ces catégories sont produites ou manuellement (avec des résultats souvent fragmentaires) ou — comme c’est le cas de plus en plus souvent — avec des outils qui permettent de créer des métadonnées de manière automatisée automatiquement ou sémi-automatisée. Pourtant, la dépendance de descripteurs sémantiques implique une logique de recherche ciblée qui présuppose que les utilisateurs savent ce dont ils cherchent ; en outre, la recherche est profondément influencée par les cadres d’interprétation qui dirigent la création de catégories et de labels. Cela risque de poser des restrictions à ce que les utilisateurs peuvent trouver ou à comment ils peuvent établir des rapports entre des objets — et finalement aussi à comment ils peuvent utiliser ou réinterpréter le contenu des archives. Le projet SEMIA se propose d’étudier si et comment l’analyse visuelle et la visualisation de rapports sensoriels entre les objets pourraient contribuer à développer une alternative qui peut offrir une forme de navigation davantage explorative.Notre article propose une réflexion sur ce que cet effort comprend en termes d’attribution de sens dans le contexte des archives d’images en mouvement. Qu’est-ce qu’implique les transformations numériques pour la compréhension des objets et les rapports entre eux ? Comment les conditions de création d’un sens changent-ils à différents points dans le processus de l’analyse computationelle et du design d’interface ? Quels sont les mérites à la fois de la transformation des images et des archives et de nouvelles significations possibles qui se présentent en termes d’accès et réutilisation ? En étudiant ces questions, nous considérons aussi le rôle prospectif de la sérendipité dans la rencontre entre les utilisateurs et les objets de bases de données et de la création de sens, tout en nous penchant sur le prototype de l’outil que l’équipe scientifique de SEMIA est en ce moment en train de développer.The article explores how the analysis and visualization of sensory features in digitized moving images contributes towards the reconstitution of audiovisual archives, and how this affects how the objects and collections that make up those archives acquire meaning. In doing so, it takes inspiration from the ongoing research project The Sensory Moving Image Archive (SEMIA). SEMIA was born out of the observation that users, in accessing repositories of digitized moving images, are constrained by current practices of archival description. Institutional catalogues and collection management systems generally make use of so-called ‘semantic’ labels: keywords or other tags that serve to positively identify entities featured in or otherwise associated with specific items (e.g. people, locations, dates, genres, etc.). Those labels are either produced manually (as a result of which they are also highly fragmentary) or, increasingly, with tools for automatic or semi-automatic metadating. However, reliance on semantic descriptors implies a logic of targeted search, which presupposes that users know what they are looking for; moreover, searching is profoundly shaped by the interpretive frameworks that govern labelling. Arguably, this poses restrictions on what users can find or how they can relate archival objects to each other—but ultimately also in terms of how they can use or reinterpret the contents of archives. The SEMIA project team sets out to explore whether, and if so how, visual analysis and visualization of the sensory relations between items can help provide an alternative, affording more exploratory forms of browsing.In this article, we reflect on what this effort entails in terms of how meaning is assigned in the context of moving image archives. What do the different digital transformations that archival objects undergo entail in terms of how they are understood, also in relation to each other? How do the conditions for meaning production get shaped, at different points in the processes of computational analysis and interface design? What are the merits, both of the transformation of images and archives and of the attendant possibilities for new meaning being opened up, in terms of archival access and reuse? In exploring these questions, we work towards a consideration of the role of serendipity in how users encounter, and draw meaning from, database objects, in relation to the tool prototype the SEMIA team is currently developing