The CD14 functional gene polymorphism -260 C>T is not involved in either the susceptibility to Chlamydia trachomatis infection or the development of tubal pathology

BACKGROUND: The functional polymorphism -260 C>T in the LPS sensing TLR4 co-receptor CD14 gene enhances the transcriptional activity and results in a higher CD14 receptor density. Individuals carrying the T/T genotype also have significantly higher serum levels of soluble CD14. The T allele of this polymorphism has recently been linked to Chlamydia pneumoniae infection. We investigated the role of the CD14 -260 C>T polymorphism in the susceptibility to and severity (defined as subfertility and/or tubal pathology) of C. trachomatis infection in Dutch Caucasian women. METHODS: The different CD14 -260 C>T genotypes were assessed by PCR-based RFLP analysis in three cohorts: 1) A cohort (n = 576) of women attending a STD clinic, 2) a cohort (n = 253) of women with subfertility, and 3) an ethnically matched control cohort (n = 170). The following variables were used in the analysis: In cohort 1 the CT-DNA status, CT IgG serology status, self-reported symptoms and in cohort 2, the CT IgG serology status and the tubal status at laparoscopy. RESULTS: In the control cohort the CC, CT and TT genotype distribution was: 28.2%, 48.2%, and 23.5% respectively. No differences were found in the overall prevalence of CD14 -260 genotypes (28.1%, 50.7%, and 21.2%) in cohort 1 when compared to the control cohort. Also no differences were observed in women with or without CT-DNA, with or without serological CT responses, with or without symptoms, or in combinations of these three variables. In subfertile women with tubal pathology (cohort 2, n = 50) the genotype distribution was 28.0%, 48.0%, and 24.0% and in subfertile women without tubal pathology (n = 203), 27.6%, 49.3% and 23.2%. The genotype distribution was unchanged when CT IgG status was introduced in the analyses. CONCLUSION: The CD14 -260 C>T genotype distributions were identical in all three cohorts, showing that this polymorphism is not involved in the susceptibility to or severity of sequelae of C. trachomatis infection

Understanding interactions in face-to-face and remote undergraduate science laboratories

This paper reviews the ways in which interactions have been studied, and the findings of such studies, in science education in both face-to-face and remote laboratories. Guided by a systematic selection process, 27 directly relevant articles were analysed based on three categories: the instruments used for measuring interactions, the research findings on student interactions, and the theoretical frameworks used in the studies of student interactions. In face-to-face laboratories, instruments for measuring interactions and the characterisation of the nature of interactions were prominent. For remote laboratories, the analysis of direct interactions was found to be lacking. Instead, studies of remote laboratories were mainly concerned with their practical scope. In addition, it is found that only a limited number of theoretical frameworks have been developed and applied in the research design. Existent theories are summarised and possible theoretical frameworks that may be implemented in studies of interactions in undergraduate laboratories are proposed. Finally, future directions for research on the interrelationship between student interactions and laboratory learning are suggested

HIV-surveys among high risk populations in Amsterdam 2003-2004

There is a potential for HIV and STI transmission from high risk groups into the general population in the Netherlands. This is one of the main conclusions of the HIV survey conducted among high risk populations in Amsterdam. HIV prevalence is 7% among commercial sex workers (CSW), 1% among Surinamese and 1% among Ghanese immigrants and 0% among Antillean immigrants and among prostitutes' clients. Sexual risk behaviour is high in all of these groups. The objectives of the survey were to assess the HIV prevalence and related risk behaviours among CSW, their clients and migrants from HIV endemic countries (HIV prevalence estimates > 1% in general population), and the potential of HIV transmission into the general population. This survey, designed as a pilot study, is part of the national HIV-surveillance. COMMERCIAL SEX WORKERS AND THEIR CLIENTS: HIV is most prevalent among transgender CSW (17%) and drug using CSW (11%). The HIV-prevalence among heterosexual CSW is 3%. Condom use with clients is high (79%), although condom failure is reported by one-third of the CSW. Prostitutes' clients regularly use condoms with CSW (82%); however, condom use with steady and casual partners is relatively low. None of the clients were HIV-positive. At least 10% of the clients used inconsistently condoms with CSW, steady and casual partners. This, in combination with the substantial HIV prevalence among CSW in Amsterdam (7%) suggests that transmission of HIV to the general population is possible. MIGRANTS FROM HIV-ENDEMIC COUNTRIES: Considerable sexual risk behaviour is reported in the migrant groups, more by men than by women: many sexual partners, concurrent partnerships and a low rate of condom use with steady and casual partners. Nine to sixteen percent of the migrants reported unsafe sex contacts with at least two partners in the previous six months. Due to sexual contacts within and between ethnic groups, further transmission of HIV and STI in the general population is a potential risk.Hoog-risicogroepen kunnen een brugfunctie vervullen voor de verspreiding van HIV en SOA naar de rest van de bevolking in Nederland. Dit blijkt uit de HIV-survey onder migranten en prostituees en hun klanten die is uitgevoerd in Amsterdam. Hierbij is gevonden dat de HIV-prevalentie onder prostituees 7% is, onder Ghanezen en Surinamers 1% en onder Antillianen en klanten van prostituees 0%. Het seksueel risicogedrag bij deze groepen is hoog. Doel van de survey was inzicht te verkrijgen in het voorkomen van HIV, seksueel risicogedrag en de potentie tot verspreiding hiervan bij prostituees, hun klanten en migranten afkomstig uit gebieden waar de HIV-prevalentie onder de algemene bevolking hoger wordt geschat dan 1%. De surveys zijn opgezet als haalbaarheidsstudie en maken onderdeel uit van de HIV-surveillance in Nederland. PROSTITUEES EN PROSTITUANTEN: HIV komt het meest voor bij transgenders (17%) en bij verslaafde prostituees (11%). De HIV-prevalentie onder heterovrouwen is 3%. Prostituees gebruiken vaak condooms met prostituanten (79%), echter ruim eenderde van de prostituees rapporteert condoomfalen. Het condoomgebruik van prostituanten met prostituees is hoog (82%), maar met prive partners ligt het condoomgebruik lager. Bij geen van de prostituanten is een HIV-infectie aangetoond. Ruim 10% gebruikt inconsistent condooms met prostituees en met vaste of losse partners. Dit, in combinatie met de HIV-prevalentie van 7% onder prostituees in Amsterdam suggereert dat er een mogelijk risico is op overdracht van SOA en HIV van de prostituees, via prostituanten naar de rest van de bevolking. MIGRANTEN AFKOMSTIG UIT HIV-ENDEMISCHE GEBIEDEN: Het seksueel risicogedrag onder migranten is aanzienlijk en hoger bij mannen dan bij vrouwen; dat wil zeggen twee keer zoveel partners, meer gelijktijdige partners en weinig condoomgebruik met vaste en losse partners. 9-16% van de migranten heeft onbeschermde sekscontacten gehad met tenminste twee partners in de voorgaande zes maanden. Door de vele seksuele contacten onderling en tussen de verschillende etnische groepen bestaat de kans op verspreiding van HIV binnen deze groepen migranten en naar de rest van de bevolking

HIV-surveys among high risk populations in Amsterdam 2003-2004

Hoog-risicogroepen kunnen een brugfunctie vervullen voor de verspreiding van HIV en SOA naar de rest van de bevolking in Nederland. Dit blijkt uit de HIV-survey onder migranten en prostituees en hun klanten die is uitgevoerd in Amsterdam. Hierbij is gevonden dat de HIV-prevalentie onder prostituees 7% is, onder Ghanezen en Surinamers 1% en onder Antillianen en klanten van prostituees 0%. Het seksueel risicogedrag bij deze groepen is hoog. Doel van de survey was inzicht te verkrijgen in het voorkomen van HIV, seksueel risicogedrag en de potentie tot verspreiding hiervan bij prostituees, hun klanten en migranten afkomstig uit gebieden waar de HIV-prevalentie onder de algemene bevolking hoger wordt geschat dan 1%. De surveys zijn opgezet als haalbaarheidsstudie en maken onderdeel uit van de HIV-surveillance in Nederland. PROSTITUEES EN PROSTITUANTEN: HIV komt het meest voor bij transgenders (17%) en bij verslaafde prostituees (11%). De HIV-prevalentie onder heterovrouwen is 3%. Prostituees gebruiken vaak condooms met prostituanten (79%), echter ruim eenderde van de prostituees rapporteert condoomfalen. Het condoomgebruik van prostituanten met prostituees is hoog (82%), maar met prive partners ligt het condoomgebruik lager. Bij geen van de prostituanten is een HIV-infectie aangetoond. Ruim 10% gebruikt inconsistent condooms met prostituees en met vaste of losse partners. Dit, in combinatie met de HIV-prevalentie van 7% onder prostituees in Amsterdam suggereert dat er een mogelijk risico is op overdracht van SOA en HIV van de prostituees, via prostituanten naar de rest van de bevolking. MIGRANTEN AFKOMSTIG UIT HIV-ENDEMISCHE GEBIEDEN: Het seksueel risicogedrag onder migranten is aanzienlijk en hoger bij mannen dan bij vrouwen; dat wil zeggen twee keer zoveel partners, meer gelijktijdige partners en weinig condoomgebruik met vaste en losse partners. 9-16% van de migranten heeft onbeschermde sekscontacten gehad met tenminste twee partners in de voorgaande zes maanden. Door de vele seksuele contacten onderling en tussen de verschillende etnische groepen bestaat de kans op verspreiding van HIV binnen deze groepen migranten en naar de rest van de bevolking.There is a potential for HIV and STI transmission from high risk groups into the general population in the Netherlands. This is one of the main conclusions of the HIV survey conducted among high risk populations in Amsterdam. HIV prevalence is 7% among commercial sex workers (CSW), 1% among Surinamese and 1% among Ghanese immigrants and 0% among Antillean immigrants and among prostitutes' clients. Sexual risk behaviour is high in all of these groups. The objectives of the survey were to assess the HIV prevalence and related risk behaviours among CSW, their clients and migrants from HIV endemic countries (HIV prevalence estimates > 1% in general population), and the potential of HIV transmission into the general population. This survey, designed as a pilot study, is part of the national HIV-surveillance. COMMERCIAL SEX WORKERS AND THEIR CLIENTS: HIV is most prevalent among transgender CSW (17%) and drug using CSW (11%). The HIV-prevalence among heterosexual CSW is 3%. Condom use with clients is high (79%), although condom failure is reported by one-third of the CSW. Prostitutes' clients regularly use condoms with CSW (82%); however, condom use with steady and casual partners is relatively low. None of the clients were HIV-positive. At least 10% of the clients used inconsistently condoms with CSW, steady and casual partners. This, in combination with the substantial HIV prevalence among CSW in Amsterdam (7%) suggests that transmission of HIV to the general population is possible. MIGRANTS FROM HIV-ENDEMIC COUNTRIES: Considerable sexual risk behaviour is reported in the migrant groups, more by men than by women: many sexual partners, concurrent partnerships and a low rate of condom use with steady and casual partners. Nine to sixteen percent of the migrants reported unsafe sex contacts with at least two partners in the previous six months. Due to sexual contacts within and between ethnic groups, further transmission of HIV and STI in the general population is a potential risk.VW

HIV-surveys bij hoog-risicogroepen in Amsterdam 2003-2004

Hoog-risicogroepen kunnen een brugfunctie vervullen voor de verspreiding van HIV en SOA naar de rest van de bevolking in Nederland. Dit blijkt uit de HIV-survey onder migranten en prostituees en hun klanten die is uitgevoerd in Amsterdam. Hierbij is gevonden dat de HIV-prevalentie onder prostituees 7% is, onder Ghanezen en Surinamers 1% en onder Antillianen en klanten van prostituees 0%. Het seksueel risicogedrag bij deze groepen is hoog. Doel van de survey was inzicht te verkrijgen in het voorkomen van HIV, seksueel risicogedrag en de potentie tot verspreiding hiervan bij prostituees, hun klanten en migranten afkomstig uit gebieden waar de HIV-prevalentie onder de algemene bevolking hoger wordt geschat dan 1%. De surveys zijn opgezet als haalbaarheidsstudie en maken onderdeel uit van de HIV-surveillance in Nederland. PROSTITUEES EN PROSTITUANTEN: HIV komt het meest voor bij transgenders (17%) en bij verslaafde prostituees (11%). De HIV-prevalentie onder heterovrouwen is 3%. Prostituees gebruiken vaak condooms met prostituanten (79%), echter ruim eenderde van de prostituees rapporteert condoomfalen. Het condoomgebruik van prostituanten met prostituees is hoog (82%), maar met prive partners ligt het condoomgebruik lager. Bij geen van de prostituanten is een HIV-infectie aangetoond. Ruim 10% gebruikt inconsistent condooms met prostituees en met vaste of losse partners. Dit, in combinatie met de HIV-prevalentie van 7% onder prostituees in Amsterdam suggereert dat er een mogelijk risico is op overdracht van SOA en HIV van de prostituees, via prostituanten naar de rest van de bevolking. MIGRANTEN AFKOMSTIG UIT HIV-ENDEMISCHE GEBIEDEN: Het seksueel risicogedrag onder migranten is aanzienlijk en hoger bij mannen dan bij vrouwen; dat wil zeggen twee keer zoveel partners, meer gelijktijdige partners en weinig condoomgebruik met vaste en losse partners. 9-16% van de migranten heeft onbeschermde sekscontacten gehad met tenminste twee partners in de voorgaande zes maanden. Door de vele seksuele contacten onderling en tussen de verschillende etnische groepen bestaat de kans op verspreiding van HIV binnen deze groepen migranten en naar de rest van de bevolking

Sexually transmitted infections screening at HIV treatment centers for MSM can be cost-effective

Objective:To estimate the cost-effectiveness of anorectal chlamydia screening among men who have sex with men (MSM) in care at HIV treatment centers. Design:Transmission model combined with economic analysis over a 20-year period. Setting and participants:MSM in care at HIV treatment centers. Intervention:Once-yearly or twice-yearly screening for anorectal chlamydia among MSM in care at HIV treatment centers. Main outcome measures:Averted HIV and chlamydia infections; discounted quality-adjusted life-years and costs; incremental cost-effectiveness ratio (ICER). Results:Costs will be saved by routine chlamydia screening of MSM in care at HIV treatment centers if these patients seek little or no screening elsewhere. Nonroutine screening is considerably more expensive than routine screening offered within a scheduled visit. Adding once-yearly chlamydia screening for MSM in care at HIV treatment centers is cost saving when 30% or fewer of those men seek once-yearly screening elsewhere (Euro1.5 to Euro8.1 million saved). Twice-yearly routine screening at HI Conclusions:Adding annual chlamydia screening to the HIV consultation will be cost saving as long as only a limited proportion of men are nonroutinely screened. The ICER was most sensitive to the percentage of MSM that continue to be screened elsewhere