A High Accurate and Component Based Network Emulator for the Simulation of Complex Heterogeneous Network Topology

Wired features like quick handover, radio jamming and dynamic data rates cannot be truthfully presented inside the simulator bue we concentrate on all layers above the physical layer. Previous network emulators were designed for wired networks or router related emulations. Complex network topologies can be constructed and integrated

Creditors’ Rights—Effect of Judgment Lien on a Joint Tenancy Later Severed

In Hein v. W. T. Rawleigh Co. a husband and wife acquired real property in joint tenancy with the wife furnishing all the consideration. However, prior to this acquisition there had been a judgment entered against the husband in another action. The husband conveyed his rights to his wife who later died. Held: The wife’s devisee was entitled to have title to the property quieted subject to the judgment creditor’s lien on an undivided half. This decision presents the alternative questions: (1) whether a judgment lien on one joint tenant’s rights continues undisturbed after a severance caused by release of the debtor’s rights or (2) whether after severance the lien attaches to his severed interest and ceases as to the joint tenant’s rights. In conclusion, this case changes no existing rule of law. Liens may attach to a joint tenant’s rights and may become liens against the whole estate or be lost completely depending on who takes by the right of survivorship. If the property is severed during the lifetime of the tenants, the lien attaches to the judgment debtor’s share.

RESTITUTION-CONSTRUCTIVE TRUST ON RECISSION FOR FRAUD WILL NOT DISPLACE LIEN FOR REPAIRS ON VESSEL

The Maryland Dry Dock Company sued to enforce its statutory maritime lien for converting a cargo vessel owned by the Republic Steamship Corporation into a passenger ship, and the International Refugee Organization contested the action on the ground that the money used to purchase the vessel was obtained by Republic from IRO by fraud. IRO argued that Republic did not have authority to bind the vessel because the vessel was impressed with a constructive trust in IRO\u27s favor, and that if Republic did have authority the trust took preference over the lien. Held, a constructive trust on rescission for fraud is a remedy which does not affect the ownership of the wrongdoer, and any claim the defrauded person has will not displace the valid maritime lien. International Refugee Organization v. Maryland Dry Dock Co., (4th Cir. 1950) 179 F. (2d) 284

Senseless Violence. Terror Management Theory and the Relationship between Identification and Moral Outrage

De Terror Management Theorie (TMT) vormt het theoretische uitgangspunt van deze studie. De TMT stelt dat de dood de enige zekerheid is die we hebben en gaat in op de vraag hoe de mens met deze angst omgaat (of om zou kunnen gaan) en welke psychologische mechanismen ervoor zorgen dat we niet overweldigd worden door gedachten aan de dood. In het kader van de TMT zal ingegaan worden op de morele woedereactie die men kan vertonen wanneer iemand geconfronteerd wordt met een zinloos geweldsincident en wat de invloed van persoonsidentificatie (andergericht, men voelt mee met het lijden van het slachtoffer) en positie-identificatie (zelfgericht, het had mij kunnen overkomen) hierop zal zijn. Op welke manier beïnvloeden de twee soorten identificatie de morele woede wanneer men met een zinloos geweld delict geconfronteerd wordt. De deelnemers (N = 116) kregen een fictief krantenbericht te lezen over een geweldsincident, waarna ze een vragenlijst ter invulling voorgelegd kregen. De hypothesen zijn onderzocht in een 2 (doodsdreiging: mortality salience vs. dental pain) x 2 (ernst van het geweld: slachtoffer dood vs. slachtoffer gewond) factorieel ontwerp met morele woede als afhankelijke variabele en de twee vormen van identificatie als moderatorvariabelen. In het onderzoek is gebruik gemaakt van de vignetmethode. Het vignet bestond uit een fictief krantenbericht waarin de ernst van het geweld varieerde tussen een slachtoffer dat overlijdt en een slachtoffer dat gewond raakte. De hypothesen waarop in dit onderzoek een antwoord is gezocht zijn: Hypothese 1.In de mortality salience (MS) en de slachtoffer overleden (SO) conditie zal de mate van morele woede sterker zijn dan in de dental pain (DP) en de slachtoffer gewond (SG) conditie. Hypothese 2. De gezamenlijke invloed van de twee hoofdeffecten in H.1 zal tot uitdrukking komen in een interactie-effect. In de mortality salience (MS) / slachtoffer overleden (SO) conditie zal de mate van morele woede het sterkst zijn ten opzichte van de overige condities. Hypothese 3. Ten aanzien van de rol van identificatie kan verwacht worden dat (a) beide vormen van identificatie sterker zullen worden opgeroepen in de mortality salience (MS) / slachtoffer overleden (SO) conditie ten opzichte van de overige condities, maar (b) dat de relatie tussen persoonsidentificatie en morele woede in diezelfde specifieke conditie sterker positief zal zijn dan die tussen positie-identificatie en morele woede. De checks op de manipulaties zijn gemeten door controlevragen op te nemen in de vragenlijst. Morele woede en persoonsidentificatie werden gemeten door middel van 4 items, Positie- identificatie werd gemeten door middel van 6 items. De antwoorden voor alle variabelen werden gemeten middels een 7-puntsschaal, die loopt van ‘geheel oneens’ (-3) tot en met ‘geheel eens’ (+3). De Cronbach’s alpha’s waren voor alle variabelen voldoende hoog; morele woede .75, persoonsidentificatie .72 en positie- identificatie .82. Hypothesen H.1 en H.2 werden getoetst met een 2 (doodsdreiging: mortality salience vs. dental pain) x 2 (ernst van het geweld: slachtoffer dood vs. slachtoffer gewond) ANCOVA met morele woede als afhankelijke variabele en geslacht en leeftijd als covariaten. De moderatiehypothese, H.3 werd getoetst met behulp van het SPSS-moderatie-script ontwikkeld door Hayes en Matthes (2009). De resultaten gaven geen ondersteuning voor de hypothesen. De ANCOVA leverde daarentegen voor positie-identificatie wel een hoofdeffect voor de mortality salience condities. In de mortality salience (MS) vs. dental pain (DP) conditie neemt de mate van positie-identificatie af. Dit effect is tegenovergesteld aan de verwachtingen. Het blijkt verder zo te zijn dat de beide vormen van identificatie positief correleren met morele woede, positie-identificatie sterker (r = .41) dan persoons-identificatie (r = .22). Leeftijd en geslacht bleken ook van invloed te zijn op de mate van morele woede en identificatie. Naarmate de leeftijd toeneemt neemt ook de mate van morele woede toe. Vrouwen laten een sterkere persoonsidentificatie zien dan mannen en hoe ouder de respondent is hoe sterker de mate van persoonsidentificatie

The Relationship Development and Learning Organization Dimensions.

This research examined the relationship among learning organization dimensions, leadership development, employee development, and their interactions with two demographic variables (gender and ethnicity) in the context of libraries. The researchers conducted a multivariate analysis of the variance to assess the differences by leadership training groups (low training hours vs. high training hours), or by gender; and by workplace training groups (low vs. high), or by ethnicity (white vs. all others) on a linear combination of the seven dimensions of the learning organization. A conclusive summary is provided along with contributive discussion. Implications and contributions to librarians are discussed in addition to future research recommendations. Also included are conclusive final thoughts accompanied by the limitations of this research

Wayne H. Braithwaite v. E. Mayo Sorensen : Brief of Respondent

BRIEF OF RESPONDENTS, SORENSENS Appeal from Judgment against Appellants in the Sixth Judicial District Court in and for the County of Sanpete, State of Utah, the Honorable Don V. Tibbs presidin