7 research outputs found

    Datarapportage Marktbemonstering schubvis IJsselmeergebied 2019

    No full text
    Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in het kader van de Visserijwet verantwoordelijk voor een duurzame visserij op snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem op het IJsselmeer en Markermeer. Het ministerie heeft hierbij het uitgangspunt het beheer te baseren op wetenschappelijk onderbouwde vangst- en inspanningsadviezen. Een belangrijke informatiebron voor nauwkeurige visserij-adviezen is informatie over de vangstopbouw van de visserij; wat is de lengte- en leeftijdsopbouw van de vangst? Deze informatie wordt voor deze vier bestanden sinds 2016 in een marktbemonstering aan boord van de schepen verzameld. Om informatie over de vier bestanden te krijgen worden tijdens het eerste, derde en vierde kwartaal de twee grootste visserijen in het IJsselmeer en Markermeer bemonsterd, namelijk de staandwantvisserij (waarbij voornamelijk met 101mm maaswijdte en soms met grotere mazen wordt gevist) en de zegenvisserij. In totaal zijn in 2019 37 visreizen uitgevoerd, waarbij 32 bij de staandwantvisserij en 5 bij de zegenvisserij. Bij zegenvisserij zijn in totaal 9 trekken uitgevoerd. Daarbij zijn verdeeld over de visserijen 17424 vissen gevangen. Van de doelsoorten waren dit 1421 baarzen, 4343 blankvoorns, 4521 brasems en 6549 snoekbaarzen. In totaal zijn 16 vissoorten gevangen, daarnaast is ook wolhandkrab en rivierkreeft gevangen. De gemiddelde lengte van doelsoorten gevangen in het 101mm-staandwantnet varieerde over de meren en kwartalen voor baars tussen 26.1 ā€“ 35.5 cm, voor blankvoorn tussen 29.2 ā€“ 30.9 cm, voor brasem tussen 33.3 ā€“ 38.1 cm en voor snoekbaars tussen 43.4 - 50.5 cm. Het percentage van de vangst dat ondermaats was varieerde over de meren en kwartalen voor baars tussen 0.2 - 23% en voor snoekbaars tussen 0.4 ā€“ 11.8%. Voor blankvoorn en brasem is geen minimummaat voor aanlanding. In totaal zijn in 2019 467 vissen verzameld voor biologische gegevens, waarvan 122 baarzen, 110 blankvoorns, 132 brasems en 103 snoekbaarzen. Voor alle soorten zijn vanaf het derde kwartaal per veldbezoek schattingen van de discards gemaakt. De doelsoort die het meest teruggezet werd is brasem, daarnaast werd voor alle soorten meer overboord gezet in het derde dan in het vierde kwartaal. Het bezoeken van de zegenvisserij blijkt een probleem te zijn. In het eerste kwartaal is het 5 van de 6 geplande keren gelukt aan boord te komen. Voor het vierde kwartaal was gepland om 12 veldbezoeken bij de zegenvisserij uit te voeren. Het is echter geen enkele keer gelukt om aan boord te komen. Wij bevelen aan om in nader overleg tussen het Ministerie van LNV, de visserijsector en Wageningen Marine Research te bepalen hoe we dit kunnen oplossen

    Datarapportage Marktbemonstering schubvis IJsselmeergebied 2020

    No full text
    Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in het kader van de Visserijwet verantwoordelijk voor een duurzame visserij op snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem op het IJsselmeer en Markermeer. Het ministerie heeft hierbij het uitgangspunt het beheer te baseren op wetenschappelijk onderbouwde vangst- en inspanningsadviezen. Een belangrijke informatiebron voor nauwkeurige visserij- adviezen is informatie over de vangstopbouw van de visserij; wat is de lengte- en leeftijdsopbouw van de vangst? Deze informatie wordt voor deze vier bestanden sinds 2016 in een marktbemonstering aan boord van de schepen verzameld. Om informatie over de vier bestanden te krijgen, worden tijdens het eerste, derde en vierde kwartaal de twee grootste visserijen in het IJsselmeer en Markermeer bemonsterd, namelijk de staandwantvisserij (waarbij voornamelijk met 101mm maaswijdte en soms met grotere mazen wordt gevist) en de zegenvisserij (alleen in het eerste en vierde kwartaal). In totaal zijn in 2020 41 visreizen bemonsterd, waarvan 14 in het eerste kwartaal, 13 in het derde kwartaal en 14 in het vierde kwartaal. In het eerste en derde kwartaal zijn alle veldbezoeken bij de staandwantvisserij uitgevoerd. In het vierde kwartaal zijn vier veldbezoeken bij de zegenvisserij (in totaal zes trekken) en 10 bij de staandwantvisserij uitgevoerd. Verdeeld over de visserijen zijn 13779 vissen gevangen. Van de doelsoorten was de vangst 1834 baarzen, 4594 blankvoorns, 3034 brasems en 3891 snoekbaarzen. In totaal zijn 11 vissoorten gevangen. De gemiddelde lengte van doelsoorten gevangen in het 101mm-staandwantnet varieerde over de meren en kwartalen voor baars tussen 32.2 ā€“ 34.4 cm, voor blankvoorn tussen 29.6 ā€“ 32 cm, voor brasem tussen 27 ā€“ 45 cm en voor snoekbaars tussen 47.3 ā€“ 54.3 cm. De gemiddelde lengte van brasem die gevangen werd in de zegenvisserij in het Markermeer in het vierde kwartaal was 44 cm. In totaal zijn in 2020 555 vissen verzameld voor biologische gegevens (leeftijd, gewicht, geslacht, rijpheid), waarvan 145 baarzen, 99 blankvoorns, 142 brasems en 169 snoekbaarzen. Voor alle soorten zijn per veldbezoek schattingen van de discards gemaakt. Bij de zegenvisserij is op drie snoekbaarzen na niets teruggezet, alle overige gevangen vis was brasem die ook aangeland is. De doelsoorten die het meest teruggezet werden bij de staandwantvisserij waren snoekbaars en brasem. Daarnaast werd voor alle soorten grotere aantallen overboord gezet in het derde en vierde kwartaal dan in het eerste kwartaal

    Datarapportage Marktbemonstering schubvis IJsselmeergebied 2021

    No full text
    Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in het kader van de Visserijwet verantwoordelijk voor een duurzame visserij op snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem op het IJsselmeer en Markermeer. Het ministerie heeft hierbij het uitgangspunt het beheer te baseren op wetenschappelijk onderbouwde vangst- en inspanningsadviezen. Een belangrijke informatiebron voor nauwkeurige visserij- adviezen is informatie over de vangstopbouw van de visserij; wat is de lengte- en leeftijdsopbouw van de vangst? Deze informatie wordt voor de vier visbestanden sinds 2016 in een marktbemonstering aan boord van de schepen verzameld. Hiervoor worden tijdens het eerste, derde en vierde kwartaal van een jaar de twee grootste visserijen op schubvis op het IJsselmeer en Markermeer bemonsterd, namelijk de staandwantvisserij (waarbij voornamelijk met 101mm maaswijdte en soms met grotere mazen wordt gevist) en de zegenvisserij (alleen in het eerste en vierde kwartaal). In totaal zijn in 2021 27 visreizen bemonsterd, waarvan 11 in het eerste kwartaal, zes in het derde kwartaal en 10 in het vierde kwartaal. In het eerste kwartaal zijn zes bezoeken bij de zegenvisserij uitgevoerd, verder zijn alle andere bezoeken in het eerste, derde en vierde kwartaal bij de staandwantvisserij uitgevoerd. Verdeeld over de visserijen zijn 31.667 vissen gevangen, verdeeld over 13 soorten. Van de doelsoorten waren dit 2.423 baarzen, 6.444 blankvoorns, 14.494 brasems en 7.847 snoekbaarzen. De gemiddelde lengte van de vier doelsoorten gevangen in de 101m-staandwantvisserij varieerde over beide meren en de verschillende kwartalen voor baars tussen 30,5 ā€“ 35,9 cm, voor blankvoorn tussen 27,3 ā€“ 30,5 cm, voor brasem tussen 28,8 ā€“ 41,8 cm en voor snoekbaars tussen 47,0 ā€“ 60,6. De gemiddelde lengte van brasem die gevangen werd in de zegenvisserij in het Markermeer in het eerste kwartaal was 46 cm. In totaal zijn in 2021 373 vissen verzameld voor biologische gegevens (leeftijd, gewicht, geslacht, rijpheid), waarvan 74 baarzen, 59 blankvoorns, 56 brasems en 184 snoekbaarzen. Voor alle soorten zijn per veldbezoek schattingen van de discards gemaakt (vis die niet aangeland wordt maar meteen weer wordt teruggezet). Bij de staandwantvisserij werd vooral snoekbaars en baars teruggezet. Bij de zegenvisserij werd vooral snoekbaars en noordzeehouting teruggezet. In het vierde kwartaal is meer vis teruggezet (4.4% van de totale vangst) dan in het eerste (1,1% van de totale vangst) en derde kwartaal (0,9%)

    Logboekanalyse schubvisvisserij IJssel- en Markermeer 2016-2020

    No full text
    Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is in het kader van de Visserijwet verantwoordelijk voor een duurzame visserij op het IJsselmeer en Markermeer. Om meer inzicht te krijgen in de onttrekking van snoekbaars, baars, blankvoorn, brasem en bot uit het IJsselmeer en Markermeer en de inspanning die daarvoor gepleegd wordt, zijn beroepsvissers sinds 2015 verplicht vangst- en inspanningsregistraties aan te leveren voor hun schubvisaanlandingen. Deze registraties dragen bij aan het toewerken naar en handhaven van een duurzame visserij. In deze briefrapportage wordt een overzicht gegeven van vangstregistratie van 2016 tot en met 2020. Dit is daarmee een vervolg op de rapportage uit 20201, waarin de registratie t/m periode 1 van 2019 werd besproken. Het doel van deze rapportage is om aan de hand van beschrijvende statistieken een beeld te schetsen van de visserij in het Markermeer en IJsselmeer

    Spieringvisserij IJsselmeer en Waddenzee : Voorstudie ecologische risicoanalyse ten behoeve van afwegingskader spieringvisseri

    Get PDF
    Spiering is een sleutelsoort in het voedselweb van het IJsselmeer en Markermeer. Spieringen zijn klein en veruit de meeste planten zich al voort na een jaar, terwijl ze nog geen 10 cm zijn, terwijl daarnaast ook oudere spiering voorkomt. Spiering is belangrijk voedsel voor baars en snoekbaars en belangrijk voor beschermde visetende watervogels als zaagbekken, futen en sterns. Daarnaast is spiering een aantrekkelijke bron van inkomsten voor de vissers, omdat spiering efficieĢˆnt gevangen kan worden wanneer spiering in de paaiperiode in het vroege voorjaar naar de oever trekt en daar concentraties vormt. De laatste jaren is de spieringvisserij met fuiken in het IJsselmeer en Markermeer echter niet opengesteld geweest door de lage spieringstand en door het belang van spiering voor visetende vogels. Internationaal erkende visserijmodellen werken niet goed voor kortlevende soorten als spiering om te bepalen of spieringvisserij duurzaam en doelmatig kan worden bedreven binnen de beleidsdoelstellingen voor visserij en natuurbescherming. Daarom moeten alternatieve afwegingskaders worden geformuleerd om tot een verantwoord beheer te komen. In deze voorstudie wordt onderzocht in hoeverre ecologische risicoanalyses (ERA) op basis van bestaande informatie, expert judgement en stakeholder-consultatie gebruikt kunnen worden voor een dergelijk afwegingskader en welke kennisbehoefte kan worden afgeleid uit de gemaakte (voorlopige) risicobeoordelingen. Belangrijke aspecten die in deze voorstudie naar voren komen zijn de verslechtering van de spieringstand en daarmee gepaard gaande toenemende risicoā€™s van spieringvisserij voor instandhouding van de spieringpopulaties in IJsselmeer, Markermeer en Waddenzee en de effecten daarvan op voedselbeschikbaarheid voor roofvis en vogels

    Aalbestanden in vier Nederlandse wateren : Markiezaatsmeer, Suderpolder, Vinkeveense plassen en Westzaan

    No full text
    Het project ā€œDuurzaam Aalbeheer door Kennisā€ (DAK) is opgesteld als samenwerkingsverband tussen beroepsvissers en wetenschappers om meer inzicht te verzamelen in de relatie tussen gebiedseigenschappen en populatie-dynamische kenmerken als het binnentrekken en uitzetten van jonge aal, overleving en groei (rode aal), onttrekking (visserij) en uittrek (schieraal) als basis voor een duurzame visserij. In dit rapport worden vier verschillende beheergebieden vergeleken: Markiezaatsmeer en de SuĢˆderpolder (klei) en Vinkeveense plassen en de polder van Westzaan (veen), waarbij de resultaten van verschillende deelonderzoeken worden gepresenteerd; bestandsopbouw (lengte, verhouding rode aal en schieraal en sekseverhouding), groeisnelheid (otolieten, tags) en uittrek van schieraal (VEMCO). De resultaten van deze onderzoeken dragen bij om meer inzicht te krijgen in het productiepotentieel (aalbestand en groeipotentie) van aal in verschillende beheergebieden in Nederland. In het voorjaar en de zomer van de jaren 2018-2020 werd door beroepsvissers op aal gevist met fuiken in de vier gebieden. Van de vangsten werden monsters genomen waarbij lengte en stadium (rode of schieraal) werden geregistreerd om een beeld van de populatieopbouw te krijgen. In het Markiezaatsmeer werden doorgaans de kleinste alen gevangen waarbij de gemiddelde lengte van de aal 39 cm betrof, gevolgd door SuĢˆderpolder (54 cm) en de Westzaan (63 cm), terwijl in Vinkeveen de gemiddelde lengte van de gevangen alen 74 cm was. Op basis van de lengtes van de schieralen lijken in drie van de vier gebieden deze vangsten maar voor een klein deel uit mannelijke aal te bestaan. Alleen in het Markiezaatsmeer lijkt het merendeel (55% van de schieralen zijn kleiner dan 50 cm) van het bestand te bestaan uit mannelijke aal. Voor leeftijds- en groeibepalingen zijn per beheergebied otolieten van alen genomen. In totaal zijn van 94 alen waarvan het geslacht is bepaald (85 vrouw, 9 man), de otolieten afgelezen en de leeftijd en groeisnelheid bepaald. De individuele groeiverschillen waren groot en varieerden tussen de 2 en 8 cm per jaar; de groeisnelheden namen af met toenemende leeftijd. De gemiddelde groei verschilde tussen de gebieden. In het Markiezaatsmeer en de SuĢˆderpolder werden voor de eerste levensjaren de hoogste groeisnelheden (6-7 cm/jaar) bepaald, maar nam de groeisnelheid in de latere jaren sterk af. Voor de Vinkeveense plassen en de Westzaan werd een vrij constante groei bepaald (4-5 cm/jaar) over alle levensjaren. In aanvulling op eerdere groeibepalingen werden 1457 rode alen verdeeld over de vier gebieden voorzien van een Passive Integrated Transponder (PIT-) tag. Van deze alen werden er 179 teruggevangen, varieĢˆrend van enkele dagen tot twee jaar na taggen. Van deze alen kon de lengtetoename over de tijd (individuele groei) nauwkeuriger worden bepaald. Ook met deze methode waren grote individuele groeiverschillen te zien die in grote lijnen overeen kwamen met de groei bepaald op basis van otolietaflezingen. Bij een lengte van 46-64 cm varieerde de gemiddelde groeisnelheden per gebied tussen de 2,5 en 6,0 cm per jaar. In 2017 en 2018 is door middel van akoestische telemetrie onderzoek gedaan naar de uittrekmogelijkheden van schieraal in de vier gebieden, die allen worden gezien als (redelijk) geiĢˆsoleerde watersystemen. Van de 25 uitgezette schieralen aan de boezemzijde van het Markiezaatsmeer is het merendeel gedetecteerd op weg naar zee. Van de 25 uitgezette schieralen in de SuĢˆderpolder hebben er maar twee het uittrekpunt naar zee weten te bereiken. In de Vinkeveense plassen wist geen van de 15 schieralen vanuit de polderzijde door het gemaal naar de boezem te komen. Van de uitgezette groep in de boezem wist iets meer dan de helft van de 25 schieralen via IJmuiden de Noordzee te bereiken. Van de polder Westzaan wist eveneens iets meer dan de helft van de schieralen via IJmuiden de Noordzee te bereiken. Gemalen, sluizen en stuwen blijken daarmee aanzienlijke migratie barrieĢ€res te vormen voor uittrekkende schieralen die vanuit de onderzochte gebieden naar boezemwateren migreren

    Aanvullend onderzoek aan de biologie en visserij van snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem : Gericht op de beheerstrategieeĢˆvaluatie voor de visserij op het IJsselmeer/Markermeer

    No full text
    Voor het visserijbeheer van snoekbaars, baars, blankvoorn en brasem op het IJssel-/Markermeer zal in 2023 een zogenaamde beheerstrategieeĢˆvaluatie uitgevoerd worden. In een beheerstrategieeĢˆvaluatie wordt een virtuele wereld gecreeĢˆerd, waarbij de geschiedenis van een visbestand wordt nagebootst. In deze virtuele wereld worden vervolgens verschillende beheerplannen van de overheid getest. In de simulatie worden de vissen per cohort gevolgd; een cohort wordt geboren, groeit, en sterft via visserij, vogelpredatie of andere vormen van mortaliteit. De daadwerkelijke geschiedenis van het bestand wordt zo nauwkeurig mogelijk nagebootst, op basis van historische gegevens uit visserij- en surveyvangsten, aangevuld met biologische kennis van het systeem en de soort. Vooruitlopend op deze evaluatie is geprobeerd om de beschikbare modellen, gegevens en kennis te verbreden en verdiepen. Dit betreft drie onderdelen van doorontwikkeling; van de modellen zelf (Mosqueira et al. 2022), en van de gegevens die de modellen voeden. Deze gegevens betreffen ecologische informatie (de Leeuw et al. 2022) en informatie over de biologie en visserij (hetā€˜aanvullend onderzoekā€™ in dit rapport).De belangrijkste gegevens in dit type modellen zijn visserijgegevens: hoeveel vis wordt door de visserij onttrokken? Een groot gemis momenteel is een betrouwbare tijdserie van de historische aanlandingen van brasem en blankvoorn. Er is uitvoerig met vissers overlegd en ondanks ruime medewerking is het niet gelukt om de tijdserie van de vangst op deze manier te verbeteren. Wel is door deze gesprekken het beeld van de historische zegenvisserij op blankvoorn en brasem verbeterd en is de onzekerheid rondom de historische vangsten iets verkleind. Ook gesprekken met SportvisserijNederland en PO IJsselmeer hebben niet tot verbeterde tijdreeksen geleid. Een andere vorm vanvisserijonttrekking die meer duidelijkheid heeft gekregen is de discarding in de fuikenvisserij. De schattingen zijn met grote onzekerheid omgeven, maar de inschatting is dat met name discarding van baars (maar ook andere bestanden) een grote bron van visserijsterfte kan zijn. Deze vorm van visserijsterfte wordt tot nu toe niet meegenomen in de tijdserie van visserijvangsten. Er wordt sterk aangeraden meer onderzoek te doen naar de vangstsamenstelling en discardsterfte van de fuikenvisserij. Een derde vorm van visserijonttrekking die verder is onderzocht is de recreatieve visserij. De hoeveelheid onttrekking door de traditionele recreatieve visserij vanaf de oevers isonderzocht, als ook de nieuw opgekomen hengelsportvisserij met geavanceerde sonarapparatuur vanaf boten. De voorzichtige conclusie hierbij blijft dat de recreatieve visserij tot een verwaarloosbare visserijonttrekking leidt, in vergelijking met de beroepsvisserij. Ook is gewerkt aan een meer representatieve schatting van de lengtesamenstelling van de commercieĢˆle vangsten en van de selectiviteitcurves van de surveytuigen.Van de vier soorten zijn er sterke aanwijzingen dat de groeisnelheid van baars, blankvoorn en brasem is toegenomen sinds de jaren 90. Alleen voor snoekbaars is geen indicatie voor een toename in groeisnelheid gevonden door de decennia heen. Snoekbaars vertoonde ook in een andere analyse afwijkende resultaten van de andere drie bestanden: in de surveyvangsten zijn nieuwe cohorten van baars, blankvoorn en brasem goed terug te vinden in het jaar erna, maar van snoekbaars niet. Dit gebrek aan volgbaarheid was gerelateerd aan afwijkende processen in de twee meren: in het Markermeer zijn cohorten wel te volgen in de survey, maar in het IJsselmeer niet. Dit gebrek aan volgbaarheid in het IJsselmeer hangt waarschijnlijk samen met een sterk afgenomen overleving vannieuwe jaarklassen in het IJsselmeer. Deze afgenomen overleving valt weer samen met een sterke toename in het aantal aalscholvers dat in het IJsselmeer jaagt. Mogelijke verklaringen zijn dat toegenomen vogelpredatie heeft bijgedragen aan de afgenomen overleving in het IJsselmeer, en/of dat beide trends veroorzaakt zijn door de toegenomen waterhelderheid op het IJsselmeer.Alle resultaten zullen in 2023 op gepaste wijze worden meegenomen in de beheerstrategieeĢˆvaluatie. Deze wijze wordt ook in dit rapport zover als mogelijk uitgelegd
    corecore