175 research outputs found
Inventarisatie stadiumonderzoek Cymbidium: Consultancy-onderzoek
Abstract UK Information is collected about the development of axillary buds of Cymbidium and at different times growing points of some axillary buds were studied microscopically. An undifferentiated growing point is flat and the leaves are opposite. At this stage it is not possible to see whether it will develop into a new shoot or into a flower stalk. In a reproductive bud the meristematic tissue becomes elongated and bracts with flowers are formed around the growing point at an angle of 144 degrees. In axillary buds smaller than 3.5 cm in April, May and November 2009 and February, March, April and May 2010 only undifferentiated growing points were found. In one axillary bud of approximately 4 cm long the development of a flower stalk was clearly visible. As axillary buds are 4 cm long, growers can almost see whether it will be a generative or vegetative bud without preparation
Verbetering trekresultaten van vroege trek bij Viburnum opulus "Roseum" (sneeuwbal): Onderzoek naar bloemknopontwikkeling en koubehoefte voor rustdoorbreking
Abstract In the early forcing of Viburnum opulus 'Roseum' (Snowball), results are sometimes disappointing: only a few or sometimes none of the buds develop into inflorescences, or so-called 'grass balls' emerge. At the request of the growers and with funding from the Horticulture Board, Wageningen UR Greenhouse Horticulture, explored flower bud development in Viburnum. The starting time of flower bud development varies. An early start leads to a high number of flower buds per branch. After the development of the flower buds, they go into winter dormancy. Problems with development to inflorescences are due to lack of cold for breaking bud dormancy. Viburnum needs 900 hours of 2 to 8 oC to break bud dormancy. ‘Grass Balls’ are caused by incomplete flower bud development. If the flowers in an inflorescence are not or incompletely developed, small green leaves grow from the inflorescence
Bestrijding roestbruine bladsprietkever, Serica brunnea, in seringen : concept verslag
De roestbruine bladsprietkever (Serica brunnea) verspreidt over de gebieden met seringen rondom Aalsmeer. Er vindt steeds meer uitval plaats doordat de larven vreten aan de plantwortels. De teelt van seringen vindt deels in het open veld en deels in de kas plaats. Een deel van de larven (de engerlingen) blijven achter op het perceel. Zowel biologische grondontsmetting als biofumigatie werkte effectief tegen de op het perceel achtergebleven engerlingen. De bereikbaarheid van engerlingen vormt bij de bestrijding een groot knelpunt, doordat deze zich in de grote dichtvertakte wortelkluit van de seringen bevinden. Er is een laboratoriumscreening uitgevoerd van zowel natuurlijke als synthetische middelen. Enkele middelen geven meer dan 80% doding. Geen van deze producten heeft een toelating. Met deze middelen is wel de bereikbaarheid van de engerlingen in de kluit getoetst. Door middel van opzuiging van een synthetisch middel tijdens de kasperiode waren de engerlingen redelijk bereikbaar. Gezien de omvang en aantallen plantkluiten staan telers arbeidstechnisch gezien niet achter zo’n werkmethode. Behandeling van planten op het veld zou uit praktische overweging een eenvoudigere oplossing zijn. Zowel met een synthetisch8 als met een natuurlijk middel lijkt na aangieten van planten het aantal engerlingen te verminderen. Zowel in de kasperiode als op het veld lukte het niet om engerlingen uit de kluit te lokken. De piek van de kevervluchten werd rond juni gesignaleerd. In augustus werd de nieuwe generatie kleine engerlingen gevonden. Deze bevonden zich vrij hoog in de wortelkluit. De bereikbaarheid van de jonge engerlingen is hiermee beter. Door het moment van bestrijden aan te passen aan het moment dat de nieuwe generatie zich nog hoog in de kluit bevindt zou mogelijk het resultaat verbeterd kunnen worden
Effect pottemperatuur op vroegtijdige lipverkleuring bij Cymbidium
Bij vroegtijdige lipverkleuring bij Cymbidium verkleurt de lip van de bloem terwijl de bloemtakken nog in de kas staan. Vroegtijdige bloemverkleuring leidt tot opbrengstderving omdat deze takken niet meer verkocht kunnen worden. In de praktijk vermoedde men dat een hoge pottemperatuur vroegtijdige lipverkleuring zou kunnen veroorzaken. Daarom zijn op verzoek van de landelijke commissie snijorchidee twee proeven uitgevoerd in de praktijk om te toetsen of een verhoogde pottemperatuur vroegtijdige lipverkleuring bij Cymbidium kan veroorzake
Literatuurstudie zomerklimaat en knoprui bij Cymbidium
Op verzoek van de BCO en landelijke commissie Cymbidium van LTO-Groeiservice zijn twee literatuurstudies uitgevoerd voor Cymbidium. De eerste was gericht op het effect van het zomerklimaat op de uitgroei van de bloemtak, bloeitijdstip en de vorming van nieuwe scheuten. De tweede literatuurstudie was gericht op oorzaken van knoprui tijdens de teelt. Beide literatuurstudies zijn gefinancierd door het Productschap Tuinbouw. Hieronder een samenvatting van de conclusies van de literatuurstudies
Invloed lagere nachttemperatuur tijdens opkweek Phalaenopsis
In Amerika bleven twee Phalaenopsiscultivars geteeld bij een hoge dag- en lage nachttemperatuur (29/23 oC en 29/17 oC) volledig vegetatief. In Nederlands onderzoek, gefinancierd door het ministerie van EL&I en het Productschap Tuinbouw in het kader van het programma Kas als Energiebron, bleek dat het tegenhouden van de bloei door middel van een dagtemperatuur van 29°C en een lage nachttemperatuur sterk afhankelijk is van de cultivar. Bij de cultivars ‘Boston’, ‘Bristol’ en ‘Lennestadt’ werd de bloemtakvorming gedurende de eerste 23 weken van de opkweek wel voldoende tegen gehouden, maar bij de andere 5 cultivars (‘Chalk Dust’, ‘Fire Fly’, ‘Liverpool’, ‘Precious’ en ‘Vivaldi’) werden al meer of minder snel voortakken gevormd. Ondanks het achterblijven van de bladafsplitsing en de weggeknipte voortakken na een opkweek bij een hoge dag- en lage nachttemperatuur, was het percentage meertakkers (=planten met minimaal 2 bloemtakken) in het veilingrijpe stadium maar 5 tot 8% lager dan na een gangbare opkweek bij een constante temperatuur van 28 oC. Voor toepassing van een lagere nachttemperatuur onder gangbare praktijkomstandigheden is een energiebesparing berekend van 8%
Teeltbegeleiding semi-gesloten Phalaenopsis
Vier Phalaenopsisbedrijven met een semi-gesloten kas met warmtepomp zijn gedurende twee jaar gemonitord en begeleid op het gebied van teelt, klimaat en energiegebruik. Een warmtepomp in een semi-gesloten kas is energiezuiniger dan een koelmachine, omdat de vrijkomende warmte in een Phalaenopsisteelt benut wordt voor het realiseren van een hoge temperatuur in de opkweekfase en voor het realiseren van een snelle droging van het gewas na iedere gietbeurt. Tijdens het project zijn diverse aspecten naar voren gekomen. Onder andere dat het warmtegebruik van Phalaenopsisbedrijven zeer hoog kan oplopen, en dat de warmtepomp lang niet altijd de grootste warmtebron is (zie Figuur a). Bovendien is de warmtepomp niet de grootste vrager van elektriciteit. Voor belichting is namelijk veel meer elektriciteit nodig (zie Figuur b). Verder is gebleken dat het koelen van onderen minder koelwater vergt dan het koelen van bovenaf. Alleen blijkt het van onderen af moeilijker om te ontvochtigen met LBK’s die niet kunnen herverwarmen
- …