27 research outputs found

    Rapportage Archeologische Monumentenzorg 222

    No full text
    In 2012 is ten noorden van Borgharen een onderzoek uitgevoerd naar vroegmiddeleeuwse, Merovingische graven gelegen op het terrein van een Romeinse villa. Deze bijzondere combinatie van villa en grafveld was aangetroffen bij inventariserend onderzoek in het kader van de Maaswerken. Hierbij bleek echter ook dat het bot in de graven zo snel degradeert dat maatregelen tegen verder informatieverlies nodig waren. Besloten werd daarom de graven op te graven en de rest van het terrein in situ als rijksbeschermd monument te behouden. Het onderzoek moest tevens als proeftuin dienen voor het ontwikkelen en toetsen van methoden en technieken. De opgraving is uitgevoerd in verschillende campagnes, zodat naar aanleiding van de resultaten van de voorgaande campagne doel, vraagstelling, onderzoeksstrategie en te hanteren methoden konden worden bijgesteld. Bovendien konden zo de kosten van de opgraving, waarvoor geen betalende ‘veroorzaker’ was, worden gespreid. Het voorliggende rapport presenteert de resultaten van de derde en tevens laatste campagne van 2012, maar regelmatig worden ook eerdere resultaten in de analyses meegenomen. Het onderzoek is uitgevoerd door de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed in samenwerking met deskundigen van de gemeente Maastricht, de Universiteit van Amsterdam, de Universiteit Leiden, Saxion, de Vrije Universiteit, Staatsbosbeheer, Naturalis Biodiversity Center en de TU Delft. Bij de opeenvolgende onderzoeken zijn in totaal 24 graven geïdentificeerd, waarvan er 15 zijn geborgen. In 2012 zijn inhumatiegraven van een jong volwassen man en van een volwassen vrouw onderzocht plus twee begravingen van paarden. De zeer intensieve manier van opgraven in combinatie met de inzet van verschillende specialisten heeft een schat aan informatie opgeleverd, niet alleen over het grafveld zelf, maar ook over de formatieprocessen die hier hebben plaatsgevonden. Zo kon door de combinatie van fysisch antropologisch, DNA- en isotopenonderzoek, naast familiaire relaties tussen vader en dochter en tussen moeder en zoon, ook worden vastgesteld wie ‘van Borgharen’ was en wie elders de jeugd had doorgebracht. Het tweede doel van het onderzoek was de documentatie en registratie van gegevens over het villaterrein. Hoewel de resten van de villa zo veel mogelijk in situ zijn gelaten en sporen bijvoorbeeld niet zijn gecoupeerd, hebben zowel de ontdekte sporen als het Romeinse materiaal dat bij het onderzoek aan de graven is gevonden, ook nadere inzichten verschaft over de villa en het villaterrein. De gebouwen van de villa zullen in de laat-Romeinse tijd en de vroege middeleeuwen zijn afgebroken om het bouwmateriaal elders te kunnen gebruiken. De derde doelstelling was om de opgraving te gebruiken als ‘proeftuin’ voor het ontwikkelen en toetsen van methoden en technieken voor onder andere degradatieonderzoek. In het veld heeft dit geresulteerd in een zeer gedetailleerde manier van opgraven en documenteren, het toepassen van röntgenfluorescentiespectrometrie en fotogrammetrie. Bij de uitwerking zijn naast de ‘reguliere’ methoden onder andere ook DNAen isotopenanalyses uitgevoerd en is onderzoek gedaan naar de chemische en fysieke samenstelling van voorwerpen en pigmenten

    Rapport 999

    No full text
    Het doel van het booronderzoek is vast te stellen of de heuvel een prehistorisch grafmonument betreft (een oudtijds opgeworpen heuvellichaam) of om een ander (jonger) cultuurhistorisch verschijnsel, bijvoorbeeld een boshistorisch relict of een element van het landgoed Egheria (Belvedereheuvel). Indien uit het onderzoek vast komt te staan dat het gaat om een waardevol archeologisch (cultuurhistorisch) element, dan wordt gestreefd naar een duurzaam behoud, met een beheer op maat

    Beknopte Rapportage Archeologische Monumentenzorg {BRAM) 17

    No full text
    Inspectie van vier heuvels voor opname in TRAP-route en aanvullende vormen van publieksontsluiting. Samenvattend wordt geconcludeerd dat vier van de vijf onderzochte heuvels zijn aan te merken als oudtijds opgeworpen heuvellichamen

    Rapportage Archeologische Monumentenzorg 194

    No full text
    De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed heeft in augustus 2009 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd in Borgharen. Het proefsleuven had tot doel vast te stellen wat het aanbrengen van een gronddepot in het kader van de Maaswerken voor gevolgen zou kunnen hebben voor de aanwezige archeologische resten binnen dat deel van het wettelijk beschermde archeologische rijksmonument (monumentnummer 14884). Hiervoor moest bij het onderzoek worden vastgesteld welke archeologische resten zich binnen dit deel van het monument bevinden, wat de impact van een gronddepot op deze resten zou kunnen zijn en of er sprake kan zijn van behoud in situ. Het gebied is door middel van in totaal 9 sleuven met een oppervlak van in totaal 1120 m2 verspreid over het gebied onderzocht. Aandachtspunten hierbij was behalve de aanwezigheid van archeologische resten, tevens de landschappelijke genese binnen het onderzoeksgebied ter aanvulling van in het verleden gedaan onderzoek rond Borgharen. Het onderzoek heeft geen sporen van nederzettingsstructuren of van een of meerdere graven opgeleverd. Binnen het plangebied kunnen zich vooral off-site structuren bevinden die waarschijnlijk sterk verspoeld zullen zijn als gevolg van rivieractiviteiten. Het zelfde kan gelden voor eventuele solitaire graven. Deze laatste groep zijn door middel van de gekozen onderzoeksmethodiek nauwelijks op te sporen en de aanwezigheid van losse inhumaties en crematiegraven kan niet uitgesloten worden. Onderzoek naar de structuur en compactiegraad van de bodem heeft aangetoond dat het aanbrengen van een gronddepot nauwelijks enige schadelijke invloed zal hebben op eventueel aanwezige archeologische resten

    Rapportage Archeologische Monumentenzorg 225

    No full text
    In maart 2012 ontving de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed het bericht dat op beelden van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN2) verschillende structuren zichtbaar waren. De beelden waren gemaakt van het gebied van de Hoorneboegse Heide, ten zuiden van Hilversum, door R. Wortelboer. Een van deze structuren was een dambordvormig patroon dat sterk leek op het walsysteem van een prehistorisch akkercomplex, ook wel ‘raatakker’ of ‘Celtic field’ genoemd. Dit zijn uitgestrekte akkercomplexen van vele tientallen hectaren in omvang. De aaneengesloten, vaak vierkante akkertjes van ongeveer 35-40 meter zijn begrensd door 30 tot 100 cm hoge wallen, die aan de basis 8 tot 12 meter breed zijn. De oostelijke randzone van dit mogelijke raatakkercomplex bevindt zich in het oostelijke deel van de Hoorneboegse Heide, dat onder de bescherming van de Monumentenwet valt. Twee terreinen met een gezamenlijk oppervlak van 17,8 ha zijn wettelijk beschermd vanwege de aanwezigheid van prehistorische grafheuvels en bundels karrensporen uit de late middeleeuwen. In overleg met het Goois Natuurreservaat, de terreinbeherende instantie, is besloten een veldtoets uit te voeren. Het doel daarvan was tweeledig: enerzijds vast te stellen of er op de Hoorneboegse Heide inderdaad een raatakkercomplex aanwezig is en anderzijds na te gaan of het afplaggen van de heide een negatief (nivellerend) effect heeft gehad op de reliëfverschillen in het landschap. De veldtoets bestond uit een visuele inspectie en een booronderzoek. Daaraan voorafgaand is een bureauonderzoek uitgevoerd. De resultaten van deze activiteiten zijn in deze rapportage samengebracht. De visuele inspectie en het booronderzoek zijn uitgevoerd op 10 en 11 december 2012. In totaal zijn met een Edelmanboor twaalf boringen gezet, waarbij ook een aantal monsters is genomen. Op twee onderzoekslocaties zijn in totaal twee boorraaien uitgezet, waarbij zowel in de wallichamen als in de velden is geboord en zowel in geplagde stroken als in niet-geplagde zones. De wallichamen van het raatakkercomplex waren op het AHN2-beeld wél en in het veld niet zichtbaar. De hoogteverschillen zijn minimaal en de begroeiing met grote heidestruiken was zo dicht dat de wallen ter plekke niet herkenbaar zijn. Door vooraf kruispunten van wallen met jalons te markeren alsook de begin- en eindpunten van de boorraaien, konden de onderzoekers zich visueel goed oriënteren en konden zij gericht in wallichaam en veld boren. Uit het booronderzoek werd duidelijk dat op de locatie van de verwachte wallichamen een begraven bodem aanwezig is. Het gaat om een afgedekt pakket met een dikte van 30-40 cm. Dit pakket bevat kleine fragmenten handgevormd aardewerk dat zeer waarschijnlijk uit de ijzertijd dateert. De visuele inspectie wees daarnaast uit dat er op de wandelpaden op bepaalde afstanden grindconcentraties zichtbaar waren. Na inmeting bleek dat deze samenhangen met de wallichamen die op de AHN-beelden zichtbaar zijn. Op die locaties waar de paden de oude wallichamen hebben aansneden, heeft het erosieproces geleid tot het verdwijnen van de fijne fractie van het sediment, waardoor de grovere fractie (grind) is achtergebleven. Monsters van sediment afkomstig uit en onder de wallichamen bleken uitsluitend houtskoolfragmenten te bevatten. Het houtskool is voornamelijk afkomstig van eik, gevolgd door wilg, appel/peer/meidoorn, sleedoorn en den. Kortom, met de veldtoets is aangetoond dat er inderdaad een prehistorisch akkersysteem op de Hoorneboegse Heide aanwezig is. De identificatie is positief en daarmee is dit raatakkercomplex het meest westelijke van Nederland. Ook is vastgesteld dat de fysieke kwaliteit matig is: het akkercomplex is slechts gedeeltelijk geconserveerd. Het eeuwenlange gebruik van de heide – onder meer als bron voor onder andere zand en plaggen – heeft geleid tot afvlakking van het oorspronkelijke raatakkerreliëf. De recente, eenmalige plagactiviteiten hebben een veel minder nivellerend effect gehad dan op voorhand – op basis van de AHN-beelden – werd gedacht. Maximaal 5 cm van de top van het bodemprofiel is in de afgeplagde stroken verdwenen. Omdat in die stroken ook de grote heidestruiken zijn verdwenen, lijkt het effect veel groter. De Hoorneboegse Heide is een rijk archeologisch gebied, waar verschillende overblijfselen uit een ver en minder ver verleden aanwezig en zichtbaar zijn. De grafmonumenten en het raatakkercomplex zijn belangrijke getuigen van een prehistorisch cultuurlandschap. Het duidelijke wegenpatroon van bundels karrensporen en de opgevulde antitankgracht uit de Tweede Wereldoorlog zijn andere bijzondere elementen. Hun gezamenlijke aanwezigheid op de Hoorneboegse Heide maakt dit tot een aansprekend voorbeeld van een gelaagd landschap dat het bewaren waard is. Deze archeologische rijkdom maakt het eveneens een kwetsbaar landschap. Het Goois Natuurreservaat is zich daarvan bewust. Het beheer is daar ook op afgestemd. Duidelijk is dat ingrijpende werkzaamheden die het reliëf zouden kunnen aantasten, moeten worden vermeden. Het gebied wordt intensief gebruikt, vooral door wandelaars met (loslopende) honden, maar dit gebruik beperkt zich vooral tot de paden. Het is juist voor deze recreanten dat het bijzondere verhaal van de Hoorneboegse Heide meer beleefbaar kan worden gemaakt

    Rapportage Archeologische Monumentenzorg 185

    No full text
    In 2008 heeft de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed in het buurtschap Appel (gemeente Nijkerk) een waarderend veldonderzoek in de vorm van boringen en proefsleuven uitgevoerd naar een aldaar in een bosperceel gelegen ovaalvormig, uit een wal en gracht opgebouwd aardwerk. De Rijksdienst was door de heer L. de Boer geattendeerd op de aanwezigheid van het aardwerk en moest het antwoord op door hem gestelde vragen aangaande de aard en ouderdom van het complex schuldig blijven. Doel van het waarderende onderzoek was de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van het complex vast te stellen, teneinde bij een positieve waardering tot een mogelijke wettelijke bescherming van het terrein over te kunnen gaan. Dateringsonderzoek heeft uitgewezen dat de op het terrein aanwezige wal en gracht in de 11e-12e eeuw zijn aangelegd, mogelijk in de periode 1000 - 1100. Er is sprake van slechts een aanlegfase. Op het door de wal en gracht omsloten binnenterrein van ca. 100 bij 65 meter zijn op verschillende plaatsen bewoningssporen aangetroffen, waarvan de oudste teruggaan tot in de periode van de aanleg van de wal of mogelijks zelfs nog iets ouder zijn. Het gaat hierbij om een groot aantal paalsporen, resten van een houten palissade, greppels, kuilen, een hutkom en een tweede gracht. Met name deze laatste twee fenomenen zijn opmerkelijk. De gevonden hutkom meet ca. 7,5 bij 3,8 meter en dateert uit de 11e eeuw. De vondst van een grote hoeveelheid verkoold graan, enkele smeltstukken brons, een bronzen baar, een koperslak en hamerslag in de vullingen doen vermoeden dat de hutkom zowel als opslagplaats alsook als metaalwerkplaats en smidse is gebruikt. De aan de zuidzijde van het binnenterrein gelegen gracht omsluit een rond terrein met een diameter van ongeveer 13 meter. De grond die bij het uitgraven van de gracht vrijkwam is gebruikt om het ronde terrein op te hogen. De vondst van baksteenpuin, zowel in de gracht als in het ophogingslichaam, doet vermoeden dat er op het terrein een deels uit baksteen opgetrokken gebouw heeft gestaan. Dit gebouw moet op grond van het in de grachtvullingen gevonden aardewerk tussen de 13e en de vroege 16e eeuw hebben gefunctioneerd. De op het terrein gevonden kuilen lijken samen te hangen met de winning van moerasijzererts. Onduidelijk is in hoeverre deze delfstof ter plaatse is verwerkt tot ijzer. Smelt- en smeedslakken zijn schaars. Enkele onder de wal en gracht gevonden grondsporen duiden erop dat er ook in de periode voordat de wal en gracht werden aangelegd al activiteiten op het terrein plaatsvonden. Een C14-monster van houtskool uit de vulling van een van deze sporen dateert deze activiteiten in de Laat-Romeinse tijd. De vondst van een greppel, spitsporen en een oude akkerlaag, wijzen erop dat het terrein ook later nog is gebruikt. Enkele fragmenten van kleipijpen dateren deze activiteiten in de 18e-19e eeuw. Op basis van geschreven bronnen weten we dat de aan het eind van de Vroege Middeleeuwen in onze contreien actieve Hamalandse graven in Appel een curtis bezaten. De curtis gaat in 970 over in handen van de abdij van Elten, die het complex tot in de 19e eeuw bezaten. Mogelijk houdt het aardwerk verband met de aanwezigheid van deze curtis. Het onderzoek heeft voldoende gegevens opgeleverd op basis waarvan een hoge waardering kan worden toegekend aan de op en in het terrein aanwezige archeologische resten. Alle ingrediënten zijn aanwezig die een wettelijke bescherming van het terrein rechtvaardigen

    BEKE13

    No full text
    Waarderend booronderzoek terrein met sporen van lineair bandkeramiek bewoning

    Rapportage Archeologische Monumentenzorg 186

    No full text
    In de periode september 2008 – april 2009 heeft de RCE in Liempde (gemeente Boxtel) onderzoek gedaan op een locatie waar op basis van een uitgebreid bronnenonderzoek de verdwenen middeleeuwse Antselse watermolen werd verwacht. Doel van het onderzoek was de watermolen en daarmee samenhangende fenomenen te traceren, onderzoeken en waarderen. De gegeneerde gegevens konden enerzijds worden gebruikt als onderlegger voor een mogelijke bescherming als archeologisch rijksmonument en anderzijds als input voor voorgenomen plannen van de gemeente Boxtel en de stichting Liempdse Watermolens om in de directe omgeving van de vindplaats een middeleeuwse watermolen te herbouwen. Het onderzoek bestond uit een booronderzoek en een daarop afgestemd proefsleuvenonderzoek in het gebied direct ten noorden van de huidige Meulekensweg, ter hoogte van de plaats waar deze weg de Grote Waterloop snijdt. In totaal is circa 760m opgegraven. Het onderzoek heeft geen resten van de Antselse watermolen of daarmee samenhangende fenomenen opgeleverd. Wel is een gedeelte van de gedempte Grote Waterloop en een parallel daaraan gelegen greppel/sloot gevonden. De aangetroffen sporen komen grotendeels overeen met de situatie zoals staat weergegeven op de kadastrale minuut uit 1832. Zowel de aangesneden bedding van de Grote Waterloop als de parallel daaraan gelegen greppel/sloot staat op deze historische kaart aangegeven. In de vulling van de greppel/sloot is een houten balk gevonden, die mogelijk deel heeft uitgemaakt van de constructie van de watermolen. Op basis van de opgravingsresultaten kan gesteld worden dat er twee mogelijkheden zijn. De eerste optie is dat de Antselse watermolen niet op de onderzochte plek, maar ergens in de directe omgeving daarvan heeft gestaan. De andere mogelijkheid is dat de watermolen hier wel heeft gestaan, maar dat deze later op rigoureuze wijze is geërodeerd of afgebroken, waarbij alle sporen in de bodem zijn uitgewist. Er zijn verschillende indicaties dat de voormalige watermolen ter hoogte van de oude brug over de Grote Waterloop heeft gelegen. Dit kan zowel uit historisch kaartmateriaal, als uit het Actuele Hoogtebestand Nederland en een reconstructie van de hydrologische situatie worden afgeleid. Als dit inderdaad het geval is, dan moet gevreesd worden dat er niets meer van de Antselse watermolen rest. Bij het verleggen van de Grote Waterloop zijn de resten van de molen in het recente verleden vermoedelijk volledig vergraven

    Landgraaf - Brunssummerheide

    No full text
    Het verzoek van Natuurmomenten aan de RCE is vast te stellen of het inderdaad gaat om oudtijds opgeworpen heuvels. Dit kan aan de hand van de heuvelidentificatiemethodiek met een gutsboor of Edelmanboor worden bepaald. Indien het gaat om oudtijds opgeworpen heuvels, dan is het streven globaal de omvang van het (zichtbare deel van het) grafveld vast te stellen, mede door middel van gedetailleerde hoogtemetingen. Indien dit tot positief resultaat leidt, dan zal in de verslaglegging aandacht worden besteed over hoe er best met de grafmonumenten omgegaan kan worden

    Rapportage Archeologische Monumentenzorg 202

    No full text
    Het doel van dit onderzoek valt uiteen in tweeën. Het eerste doel wordt ingegeven door de Archeologische MonumentenZorg (AMZ). Het gaat dan om de aard, omvang, ouderdom en fysieke kwaliteit van de archeologische verschijnselen in de omgeving van de vuursteenmijn vast te stellen. Op grond van de uitkomst van dit onderzoek kunnen aanbevelingen gedaan worden om gebieden in de omgeving in aanmerking te laten komen voor (wettelijke) bescherming en mogelijk inrichting en beheer. De bescherming, en mogelijk inrichting en beheer, van de vuursteenmijn met de omgeving heeft tot gevolg dat Nederland een monument ter beschikking krijgt van internationale allure. Een tweede doel komt voort uit de wens om methoden en technieken te ontwikkelen die het mogelijk maakt om op grond van oppervlaktevondsten, archeologische gegevens uit booronderzoek en de opbouw van de ondergrond uitspraken te doen over activiteiten die zijn uitgevoerd in de omgeving van het mijncomplex. Omdat de grenzen van het mijncomplex nog nooit zijn vastgesteld wordt getracht om de mijnschachtmondingen om te sporen door middel van weerstandsmetingen. De resultaten of uitspraken die op grond van de prospectieve methoden worden gedaan dienen getest te worden door andere methoden van archeologisch onderzoek (bijv. machinaal of met de hand gegraven proefsleuven of vakken). Deze dataset heeft betrekkeing op de resultaten van de campagnes van 2008 en 2009
    corecore