33 research outputs found
Про авторів
In the Netherlands pre-trial forensic mental health assessments are conducted to examine whether a mental disorder was present at the time of the offence that affected the free will of a person, in which case criminal accountability is considered diminished or absent. This study aims to investigate societal changes over time in forensic mental health recommendations in arson cases. Seventy-two reports of male arsonists assessed in 1950–2010 were included in this study, 36 arsonists were assessed in the first time period (1950–1979) and 36 in the second period (1980–2010). Results show an association between DSM classification and the conclusion on criminal accountability only in the first period and an association between recidivism risk and the forensic mental health recommendation only in the later period. It is concluded that mental disorder was of greater influence on the conclusion on accountability in the first time period, whilst dangerousness played a more important role on the forensic mental health recommendation in the later time period. Our findings reflect a shift from paternalistic principles to principles of risk control and show that societal changes influence the field of forensic mental health
Conscience as a Regulatory Function:An Integrative Theory Put to the Test
The subject of this study is an integrative theory of the conscience. According to this theory, conscience is operationalised as a regulatory function of one’s own behaviour and identity, resulting from an interplay of empathy, self-conscious emotions such as guilt and shame, and moral reasoning. This study aimed to evaluate conscience in an adult forensic psychiatric sample by assessing the underlying factors proposed by Schalkwijk. Offenders (n = 48) appeared to show less affective but not less cognitive empathy, less identification with others, less personal distress in seeing others’ suffering, less shame and shame-proneness, and lower levels of moral reasoning than non-offenders (n = 50). In coping with self-conscious emotions, offenders used the same amount of externalising coping strategies, but fewer internalising coping strategies
Culpability compared: Mental capacity, criminal offences and the role of the expert in common law and civil law jurisdictions
This article compares the situation in which an individual with diminished mental capacity is prosecuted for a criminal offence in England and Wales and in the Netherlands, with a particular focus on the role of the expert medical witness.
It is not unreasonable to assume that, whatever the jurisdiction, the existence of a condition affecting the mental capacity of the defendant may affect how the culpability of the accused is assessed by the courts and translated into a verdict. By comparing culpability in the context of the role of experts, consideration will be given to how substantive and procedural law hang together in the different jurisdictions. A comparison between England and Wales (as an example of a common law jurisdiction) and the Netherlands (as an example of a civil law jurisdiction) may reveal very different outcomes with regard to the verdict and the way it is reached that have far-reaching consequences for the person involved. This article will examine why such differences may occur, in particular whether they are the result of the common law’s reliance on just two possible reasons for the absence of culpability in such cases (insanity or automatism, or, conceivably, diminished responsibility if murder is the charge), while the civil law is based on a theoretically underpinned doctrine that allows for a greater range of defences with regard to culpability (and its relative absence) in general.
The topic not only has possible practical implications, but could also contribute to the growing body of comparative scholarship: comparisons of substantive criminal law, unlike its many procedural aspects, are few and far between. One of the reasons is that substantive law is shot through with moral considerations that are very difficult to ascertain and muddy the comparative waters considerably. In this case, however, the issue is not the offence itself, but whether and how a mental condition may affect culpability. While it could be said that the recognition of such conditions is also contingent on their social and moral connotations, the effect of this is likely to be much less than in a comparison of (perpetrators) of sexual offences per se
Kinderdoding gevolgd door een ernstige poging tot zelfdoding
Het doden van kinderen is een dramatische gebeurtenis. Deze dodingen krijgen een versterkt dramatisch karakter als de dader ook nog zichzelf doodt of een poging daartoe doet. In deze studie wordt onderzocht of kinderdoding gevolgd door een ernstige
poging tot zelfdoding een variatie op doding vormt, een variatie op zelfdoding vormt, of als een aparte categorie van dodelijk geweld moet worden beschouwd. Suïcidale ouders die hun kinderen doodden, verschillen in sociaaldemografische, individuele en daadgebonden karakteristieken van niet-suïcidale ouders die hun kind doodden, en van suïcidale ouders die hun kind(eren) niet doodden. Deze verschillen zijn zodanig, dat kinderdoding gevolgd door (een ernstige poging tot) zelfdoding als aparte groep kan worden beschouwd
Het vuur uit de sloffen lopend: Delictpreventieve behandeling van onderscheiden typen brandstichters
Brandstiftungen und deren Täter in den Niederlanden
Despite the fact that arson is common and has serious negative consequences, a lack of empirical studies is present. This article gives an overview of the Dutch empirical data on arson and arsonists in order to provide insight in the position of arsonists in the Netherlands. A large amount of arson cases remain unsolved and arson is undervalued in empirical research. The high number of unresolved cases must not be seen as the reason for this lack of empirical research. Instead, because knowledge is lacking, detection and prosecution of arsonists is impeded. Therefore, this study tries to increase knowledge on arson and arsonists by clustering available data, enabling treatment to be better tailored to this population. Results show that arson is an offence of which the perpetrators often (are suspected to) have mental problems and often are placed in forensic psychiatric hospitals. However, despite the disordered offender population, the prognosis of arsonists after treatment appears relatively favourable with lower recidivism rates
Brandstichters onder vuur : Een empirisch onderzoek naar zaken van brandstichting en hun daders
Brandstichters onder vuur De reeks Politiewetenschap is een uitgave van het Onderzoeksprogramma Politie & Wetenschap, een zelfstandig onderdeel van de Politieacademie. Politie & Wetenschap beoogt een stimulans te geven aan zowel de (weten schap - pelijke) kennisontwikkeling op het gebied van politie en veiligheid als de daadwerkelijke benutting daarvan in praktijk, beleid en opleiding. Publicaties in de reeks Politiewetenschap betreffen in het algemeen studies met een meer theoretisch, verkennend of beschouwend karakter. Brandstichting berokkent meestal veel schade en heeft negatieve en destructieve gevolgen. De opsporing van daders van brandstichting is dan ook noodzakelijk, maar blijkt in de praktijk lastig. Dit komt niet alleen door kenmerken die eigen zijn aan het delict (bewijsmateriaal gaat immers ook in vlammen op), maar ook door een gebrek aan informatie over zulke daders. Inzicht in verschillende typen daders en in de aard van de door hen gepleegde delicten kan daarom positief bijdragen aan de opsporing. Dit boek doet verslag van een onderzoek waarbij getracht is de daad van brandstichting en de verschillende typen brandstichters in Nederland in kaart te brengen. Op basis van literatuuronderzoek zijn de actuele kennis over daad- en daderkenmerken en de verschillende subgroepen waarin brandstichters in de vakliteratuur worden onderscheiden, geïnventariseerd. Deze informatie vormde de achtergrond voor een eigen indeling, die is getoetst aan de praktijk door interviews met deskundigen. Vervolgens zijn 100 strafdossiers van veroordeelde brandstichters geanalyseerd en ingedeeld in vijf subgroepen: vandalistische brandstichting, gestoorde brandstichting, brandstichting als relatiedelict, opportunistische brandstichting en brandstichting vanuit verlangen of zuchtigheid. Het gaat hierbij steeds om zowel seriële als niet-seriële brandstichting. Deze vijf categorieën zijn nader geanalyseerd en onderling vergeleken. Daders en hun daden verschillen op veel, voor de opsporing relevante, kenmerken. Hiermee wordt een eerste aanzet gegeven voor het koppelen van kenmerken van de brandstichting en een plaats delict aan een mogelijk type dader. Zo kan dit boek richting geven aan het opsporingsonderzoek. De auteurs doen op basis van de bevindingen aanbevelingen, waarin het belang van brandonderzoek extra naar voren komt