104 research outputs found
Organisatie van geestelijke gezondheidszorg voor kinderen en jongeren : literatuurstudie en internationaal overzicht
INTRODUCTIE: In de laatste decennia van de vorige eeuw werden er in de Westerse landen belangrijke hervormingen ingezet in de sector van de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). In de GGZ voor volwassenen kwam er geleidelijk een model van “balanced care” (“gebalanceerde zorg”) op de voorgrond: een diversiteit aan diensten biedt de zorg zo kort mogelijk bij de eigen leefwereld van de patiënt aan, en enkel indien nodig in een instelling. Tegelijkertijd moet men ook een vlotte en naadloze overgang van de ene dienst naar de andere garanderen. Geestelijke gezondheidsproblemen bij kinderen en jongeren zijn niet onfrequent. De WGO (Wereldgezondheidsorganisatie) schat de prevalentie in Westerse landen op ongeveer 20%. Ongeveer 5% zou een klinische tussenkomst nodig hebben.
De sector van GGZ voor kinderen en jongeren is pas veel later ontstaan dan deze van de volwassenen, en kent een andere zorgstructuur. Toch dringen de hierboven geschetste hervormingsprincipes ook hier door. Bovendien dient zorg voor kinderen en jongeren vaak over de grenzen van de GGZ sector heen te gebeuren, bijvoorbeeld door de huisarts of kinderarts, en komen veel problemen bij kinderen en jongeren voor het eerst aan het licht buiten de zorgsector, zoals op school. GGZ voor kinderen en jongeren dient dan ook deze zogenaamde “belendende sectoren” mee te betrekken: welzijnswerk, justitie, gehandicaptenzorg, onderwijs.
DOELSTELLING: De doelstelling van dit rapport is om kennis bijeen te brengen over organisatorische en financieringsaspecten van GGZ voor kinderen en jongeren, en dit in het licht van de hierboven geschetste context. De specifieke therapie-inhoud blijft buiten beschouwing. Het rapport bestaat uit twee delen: een overzicht van de literatuur en van de organisatie van GGZ voor kinderen en jongeren in België en drie andere landen. Dit rapport formuleert nog geen voorstellen voor de zorgorganisatie in België. Voor dit proces zullen Belgische stakeholders betrokken worden. Het resultaat hiervan zal beschreven worden in een afzonderlijk rapport.
METHODE: Zowel voor het literatuuronderzoek als voor het internationale overzicht werd gezocht in databases met peer-reviewed publicaties en in de grijze literatuur. In het literatuuronderzoek werden naast vergelijkend onderzoek ook descriptieve studies en kwalitatief onderzoek geïncludeerd. Voor het internationaal overzicht werd de beschikbare literatuur aangevuld met gegevens van lokale informanten.
MODELLEN VAN ZORGORGANISATIE: Dit rapport legt de focus op de meest geciteerde modellen, en die modellen waarvoor er vergelijkend onderzoek gebeurde. De twee meest geciteerde modellen in de literatuur zijn het WGO-model en het Systems of care model. Beide zijn vrij algemeen en vragen verdere uitwerking door het land of de regio die GGZ voor kinderen en jongeren wil implementeren. De meeste vergelijkende studies zijn wel gekenmerkt door talrijke methodologische beperkingen zoals onduidelijke inclusiecriteria, onduidelijke uitkomstmaten of kleine steekproeven.
INTERNATIONAAL OVERZICHT: Om redenen van haalbaarheid werd gekozen om dit deel te beperken tot België, Nederland, Canada (British Columbia) en Engeland. De selectie vertrok van een long-list waarop vervolgens een aantal selectiecriteria werden toegepast.
CONCLUSIE: Het belang van een nationaal/regionaal beleid voor kinder- en jeugd GGZ, geconcretiseerd in een duidelijk plan, is al langer bekend. Toch is de literatuur over organisatiemodellen binnen kinder- en jeugd GGZ weinig richtinggevend voor beleidsmakers. De twee belangrijkste modellen die in de literatuur aangetroffen werden geven enkel grote beleidslijnen van algemene aard aan. Bovendien zijn de wetenschappelijke studies in dit domein van beperkte kwaliteit en blijft een groot deel van de beleidsvraagstukken niet of onvoldoende onderzocht. Wel kan men uit het onderzoek ivm. het Systems of care besluiten dat de overheid niet enkel een betere zorgorganisatie en –coordinatie dient te stimuleren. Zij dient ook het ontwikkelen en verspreiden van doelmatige therapeutische concepten te bevorderen. Het onderzoek ivm. preventie en behandeling van angststoornissen via scholen toont aan dat men moet durven zoeken naar oplossingen in samenwerking met andere sectoren buiten de gezondheidszorg. In de bestudeerde landen gaan de hervormingen uit van theoretische denkkaders die gebaseerd zijn op belangrijke ethische principes en waarden; deze overlappen in belangrijke mate tussen de verschillende landen. Echter, bij het praktisch realiseren van dit denkkader ondervindt men talrijke moeilijkheden, en in een aantal gevallen mislukt men in de vooropgestelde doelstellingen. Over het daadwerkelijke resultaat van de gevoerde hervormingen zijn er meestal weinig harde gegevens. Wellicht kan men pas tot een positief resultaat komen als zowel klinische, organisatorische, als financiële aspecten alle tegelijk aangepakt worden; en als ook de eigenheid van elk van de betrokken sectoren daarbij niet uit het oog verloren wordt. In de volgende faze van deze studie zullen samen met de Belgische stakeholders voorstellen voor hervormingen geformuleerd worden. De resultaten hiervan worden afzonderlijk gepubliceerd
Varying viewpoints of Belgian stakeholders on models of interhospital collaboration
Background: Hospitals are increasingly parts of larger care collaborations, rather than individual entities. Organizing and operating these collaborations is challenging; a significant number do not succeed, as it is difficult to align the goals of the partners. However, little research has focused on stakeholders' views regarding hospital collaboration models or on whether these views are aligned with those of hospital management. This study explores Belgian hospital stakeholders' views on the factors affecting hospital collaborations and their perspectives on different models for Belgian interhospital collaboration.
Methods: Qualitative focus group study on the viewpoints, barriers, and facilitators associated with hospital collaboration models (health system, network, joint venture).
Results: A total of 55 hospital stakeholders (hospital managers, chairs of medical councils, chair of hospital boards and special interest groups) participated in seven focus group sessions. Collaboration in health care is challenging, as the goals of the different stakeholder groups are partly parallel but also sometimes conflicting. Hospital managers and special interest groups favored health systems as the most integrated form. Hospital board members also opted for this model, but believed a coordinated network to be the most pragmatic and feasible model at the moment. Members of physicians' organizations preferred the joint venture, as it creates more flexibility for physicians. Successful collaboration requires trust and commitment. Legislation must provide a supporting framework and governance models.
Conclusions: Involvement of all stakeholder groups in the process of decision-making within the collaboration is perceived as a necessity, which confirms the importance of the stakeholders' theory. The health system is the collaboration structure best suited to enhancing task distribution and improving patient quality. However, the existence of networks and joint ventures is considered necessary in the process of transformation towards more solid hospital collaborations such as health systems
The introduction of hospital networks in Belgium : the path from policy statements to the 2019 legislation
In April 2015, the Belgian Federal Minister for Social Affairs and Public Health launched an Action Plan to reform the hospital landscape. With the creation of "localregional clinical hospital networks" with their own governance structures, the plan follows the international trend towards hospital consolidation and collaboration. The major complicating factors in the Belgian context are (1) that policy instruments for the redesign of the hospital service delivery system are divided between the federal government and the federated authorities, which can result in an asymmetric hospital landscape with a potentially better distribution of clinical services in the Flanders hospital collaborations than in the other federated entities; and (2) the current regulations stipulate that only hospitals (and not networks) are entitled to hospital budgets. Although the reform is the most significant and drastic transformation of the Belgian hospital sector in the last three decades, networks mainly offer a framework in which hospitals can collaborate. More regulation and policy measures are needed to enhance collaboration and distribution of clinical services
- …