40 research outputs found

    Wegvisproef Japanse oesters in de Oosterschelde : eindrapportage

    Get PDF
    De Japanse oester, een exoot voor onze wateren, is in 1964 voor het eerst geïntroduceerd in de Oosterschelde ten behoeve van de oesterkwekers na de massale sterfte van platte oesters tijdens de strenge winter van 1962/1963. Sindsdien heeft deze soort zich ontwikkeld tot een dominante soort. In het voorjaar van 2006 is er een praktijkproef gestart om te onderzoeken of het noodzakelijk, zinvol en mogelijk is om de steeds verder oprukkende Japanse oesters (Crassostrea gigas) in de Oosterschelde te beheren. In het kader van deze proef is hiertoe 50 ha oesterbank (12,5 miljoen kg), verdeeld over vier locaties in de Oosterschelde weggevist door de Zeeuwse mosselvloot. De oesters zijn gestort op nabijgelegen stortlocaties alwaar de verwachting was dat de oesters zouden afsterven door verstikking. Het doel van deze proef is om na te gaan hoe effectief het bestand op geselecteerde proeflocaties kan worden verwijderd en eventueel hergebruikt d.m.v. toepassing van de mosselkor, tegen welke kosten, welke milieueffecten (morfologie, sedimentsamenstelling, bodemdiergemeenschap en vogels) dit met zich meebrengt en in welk tempo positieve (herstel sediment en oorspronkelijke bodemfauna) en negatieve effecten (herstel Japanse oester) zich voordoen. Dit eindrapport beschrijft de resultaten van de wegvisproef en de monitoring die in twee jaar erop volgend is uitgevoerd

    Sponge diversity and community composition in Irish bathyal coral reefs

    Get PDF
    Sponge diversity and community composition in bathyal cold water coral reefs (CWRs) were examined at 500-900 m depth on the southeastern slopes of Rockall Bank and the northwestern slope of Porcupine Bank, to the west of Ireland in 2004 and 2005 with boxcores. A total of 104 boxcore samples, supplemented with 10 trawl/dredge attempts, were analyzed for the presence and abundance of sponges, using microscopical examination of (sub)samples of collected coral branches, and semi-quantitative macroscopic examination. Approximate minimum size of identified and counted sponge individuals was 1 mm. Literature data were added to the Porcupine Bank results to compensate for a less intensive sampling program in that location. Species richness and abundance were determined at local (sample diversity, pooled-sample diversity, local reef diversity), between-reef (diversity of two reef areas at 15 km distance), and regional scales (diversity of three reef areas over a distance of 200 km). Abiotic and biotic parameters including depth, the presence and cover of live coral, dead coral and sand, local reef, and orientation towards the nearest reef mound summit, were included in a constrained ordination technique (RDA); a Monte Carlo forward selection procedure was used to obtain significant predictors of variation in composition. The results of this analysis were compared with unconstrained ordination (PCA) and cluster analysis. The presence of live coral, depth and the local reefs C1 and C3 proved to be significant predictors of variation in sponge composition. The PCA and cluster analysis confirmed these results. Sample species richness was consistently heterogeneous from zero species and individuals up to 57 species and 90 individuals per (boxcore) sample. Species richness of local reefs determined from pooled samples showed the three localities studied to have similar species richness, namely 105-122 species in each location. Species richness was highest in samples with relatively low live coral cover. As in the RDA, live coral presence and depth appeared to be responsible for most of the variation observed in the cluster results. Cluster analysis of Bray-Curtis dissimilarity values of the pooled samples of all three reef localities using presence / absence data of all available samples indicated that distance appeared to structure the composition of the sponge assemblages of the three reef mound areas, but much less so within and among local reefs. Bathyal reefs of the regions to the west of Ireland were found to have a combined sponge species richness of 191 species, exceeding the richness of individual reef mound areas by c. 38-45%. Sponge presence in CWRs is clearly structured and controlled by biotic and abiotic factors. In particular, live coral presence appears a significant predictor of CWR sponge composition and diversity

    Monitoring vooroeververdediging Oosterschelde 2013

    Get PDF
    Dit rapport beschrijft de uitkomsten van de eco(toxico)logische monitoring van de vooroeververdediging in de Oosterschelde. Aanleiding hiervoor is dat Rijkswaterstaat sinds 2009 op locaties met voortschrijdende erosie in de Ooster- en Westerschelde bestortingen met staalslakken en breuksteen uitvoert op de vooroever van de dijken om de veiligheid tegen overstromingen te kunnen blijven garanderen. Het doel van deze monitoring is het bepalen van de samenstelling en biodiversiteit van de aanwezige levensgemeenschappen op harde en zachte substraten, en de bepaling van de gehalten aan zware metalen in mosselen en oesters op de nieuwe vooroever en referentie-locaties. Dit is in 2013 gedaan voor de locatie Zeelandbrug (oost/midden/west), waar voor het vierde opeenvolgende jaar is gemonitord na de bestorting in 2009. Daarnaast is de nulsituatie in kaart gebracht voor de locatie Zierikzee die in 2014 bestort zal worden. Ook zijn er verschillende referentie-locaties in de Oosterschelde meegenomen

    Data rapport: effect van vooroeververdediging op bodemorganismen in Oosterschelde in 2015

    Get PDF
    Hoe verloopt de ontwikkeling van infauna gemeenschappen van jaar tot jaar in 2009-2015 in het afgezette sediment op de aangelegde vooroevers van staalslakken en breuksteen bij locatie Zeelandbrug (Zuidhoek-de Val) en Lokkersnol (Cauwersinlaag) in de Oosterschelde en twee referentielocaties in de Oosterschelde

    Reef structure and growth forms

    No full text
    corecore