13 research outputs found

    Evaluatie van voedselreservering voor eidereenden in de Waddenzee - rapportage in het kader van EVA II deelproject B2

    Get PDF
    In dit rapport wordt nagegaan of het huidige beleid van voedselreservering voldoende garanties biedt aan de populatie overwinterende Eidereenden tegen mogelijke door schelpdiervisserij veroorzaakte voedseltekorten. Drie onderzoeksvragen staan centraal. (A) Wat is de oorzaak van de waargenomen hoge sterfte en veranderde verspreiding van Eidereenden in de Waddenzee? (B) Biedt het in 2000 aangepaste beleid van voedselreservering voldoende garanties aan de populatie Eidereenden tegen door schelpdiervisserij veroorzaakte voedseltekorten? (C) Hoeveel voedsel zou voldoende zijn als reservering voor de referentieaantallen Eidereenden? Om deze vragen te beantwoorden is uitgebreid onderzoek verricht aan de voedselkeuze, de verspreiding en de aantalsontwikkeling van de Eidereenden. De ratio tussen vleesgewicht en schelpgewicht is van doorslaggevend belang voor de Eidereend, die schelpen in het geheel inslikt. Deze ratio is het gunstigst voor sublitorale mossels en het minst gunstig voor kokkels en Spisula. Voedseltekorten verklaren de verhoogde sterfte en veranderde verspreiding. Het huidige beleid van voedselreservering biedt onvoldoende garanties tegen door schelpdiervisserij veroorzaakte voedseltekorten, omdat geen rekening wordt gehouden met verschillen in beschikbaarheid van de prooidieren. De wintersterfte onder de Eidereenden vertoont een duidelijk negatief verband met het aanbod meerjarige sublitorale mosselen, onafhankelijk van de manier waarop de omvang van dit bestand wordt geschat. Er is sprake van een verhoging in de kans op massasterfte onder Eidereenden als het totale bestand sublitorale mosselen op 31 december beneden 90 miljoen kg versgewicht komt (of als het bestand meerjarige sublitorale mosselen op 31 december beneden de 60 miljoen kg versgewicht komt)

    Modelling the energy budget and prey choice of eider ducks

    Get PDF
    We developed an energy and heat budget model for eider ducks. All relevant processes have been quantified. Food processing, diving costs, prey heating, the costs of crushing mussel shells, heat losses during diving as well as during resting, and heat production as a result of muscle activity are distinguished. In the report, blue mussels are regarded as food source, and we computed the profitability of small to large sized mussels for a duck. Finally, the possibility for a duck to survive winter conditions when feeding on a mussel population with a known size frequency distribution is calculated during a simulation run. Conditions for four sites in The Netherlands, France, Denmark and Sweden are regarded and there implications for the foraging behaviour of an eider duck are computed. The implications of the presence of barnacle epibionts are briefly discussed

    Herbivory and vegetation succession on the Schiermonnikoog saltmarsh

    No full text
    Barnacle Branta leucopsis and Dark-bellied Brent Geese Branta bernicla forage during vegetation succession on the saltmarsh of Schiermonnikoog. The amount of dead material increases during vegetation succession. The productivity and peak standing crop are increasing until a maximum is reached after 65 years of vegetation succession. The Barnacle geese forage on the high and middle saltmarsh between 25 and 65 years of succession. The Brent geese forage on the middle and low saltmarsh between 10 and 35 years of succession.

    Common Eiders Somateria mollissima in the Netherlands: the rise and fall of breeding and wintering populations in relation to stocks of shellfish

    No full text
    De afgelopen vijftien jaar is regelmatig grote sterfte opgetreden onder eidereenden. De oorzaak hiervan is rechtstreeks terug te voeren op het magere aanbod van zowel diepwatermosselen als droogvallende mosselbanken in het waddengebied, ontdekte Romke Kats. De mosselen zijn zelfs zo belangrijk voor eidereenden, dat Kats de eenden beschouwt als een belangrijke indicatorsoort voor de mosselstand in de Waddenzee. Voor broedvogels zijn juist de droogvallende mosselbanken rond de eilanden van cruciaal belang. Voordat de vrouwtjes beginnen met broeden, moeten ze een flinke energievoorraad aanleggen. Deze zorgt ervoor dat ze in staat zijn eieren te leggen en de gehele broedperiode - zo’n 28 dagen - vrijwel onafgebroken op het nest te kunnen zitten. Ook na de broedperiode is de nabijheid van droogvallende mosselbanken van groot belang. Alleen zo kunnen het vrouwtje en haar kuikens overleven

    Aantallen eidereenden in en rond het Waddengebied in de winter van 2002/2003

    Get PDF
    Dit rapport beschrijft het resultaat van vliegtuigtellingen die in november 2002 en januari en februari 2003 werden gehouden om de aantallen en de verspreiding vast te stellen van de in Nederland overwinterende eidereenden Somateria mollissima. Alleende Voordelta werd niet geteld. Tijdens de drie tellingen werden respectievelijk 158 377, 101 940 en 63 896 eidereenden geteld. Op basis van een vergelijking van deze en eerdere telresultaten met die van het RIKZ en vanaf een boot wordt aannemelijk gemaakt dat de telresultaten van de vliegtuigtellingen voldoende betrouwbaar zijn. Ook de verspreiding van de eenden wordt beschreven. De voorspelling dat als gevolg van het goede bestand sublittorale mosselen van halfwas formaat er weer veel eidereenden in dewestelijke Waddenzee zouden moeten zitten, wordt bevestigd

    Eidereendensterfte in de winter 2001/2002

    Get PDF
    In de winter van 2001/2002 vond een opvallende sterfte plaats onder de Eidereenden Somateria mollissima in Nederland. De sterfte vertoonde grote gelijkenis qua timing en pathologie met de in omvang nog extremere sterfte die waargenomen werd in de winter van 1999/2000. In beide winters waren de dood gevonden eenden sterk vermagerd. Er werden zeven mogelijke verklaringen voor deze verhoogde sterfte opgesteld: (1) vervuiling met olie, (2) vergiftiging, (3) een virus epidemie, (4) een epidemie van non-virale microparasieten, (5) een epidemie van macroparasieten (met name de darmparasiet Profilicollis botulus en de maagparasiet Amidostomum acutum), (6) chronische stress, (7) verhongering als gevolg van voedselgebrek. Om een onderscheid te maken tussen deze verklaringen werd onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak van de dood gevonden eenden. Daartoe werd dissectie gepleegd op enkele honderden recent gestorven Eidereenden. Aan een zestal eenden werd gedetailleerd pathologisch onderzoek gedaan. Bij honderd eenden werd de aanwezigheid van de maagparasiet Amidostomum acutum onderzocht. De onderzoeker T.K. Christensen stelde gegevens ter beschikking over het lichaamsgewicht en de belasting met darmparasieten van in Denemarken geschoten Eidereenden. Ook kwamen gegevens beschikbaar van het herstel van naar het vogelasiel Damland gebrachte sterk verzwakte Eidereenden. De meest aannemelijke verklaring voor de grote sterfte in 2001/2002 is verhongering als gevolg van een tekort aan geschikt voedsel. De mogelijkheid dat er sprake is van een combinatie van factoren wordt besproken. Hoge sterfte onder Eidereenden treedt vooral op in jaren waarin het geschatte bestand aan halfwas mosselen op de cultuurpercelen in de Waddenzee laag is. Er worden zes aanbevelingen gedaan voor nader onderzoe
    corecore