71 research outputs found

    Radiofrequency catheter ablation in infants and children

    Get PDF
    Background: Diagnosis and treatment of paediatric arrhythmias remain challenging. Antiarrhythmic - drugs beta-blockers, class Ic and class III drugs, were the only treatment available for many years. Radiofrequency catheter ablation (RFCA) was introduced for adult patients in 1981 and has been used for children since 1989. Questions remain regarding the efficacy and safety in paediatrics.Method: A retrospective analysis of patient records, 12 years and younger, at Leuven University Hospital, from January 2011 - July 2015 was performed.Results: From January 2011 - July 2015, 51 ablations were performed in 44 patients ≤12 years of age. Mean age was 7 years (range 3 weeks - 12 years), 11 (21.5%) ≤2 years; mean weight 16.5kg (range 3.4 - 56kg); average screening time 33.5min (SD } 22.7). Echocardiography was normal in 32 (72.7%) of patients. All cases were done under general anaesthesia. Diagnosis at electrophysiological study: Atrioventricular reentry tachycardia in 26 (50.9%), atrial ectopic tachycardia in 7 (13.7%), intra-atrial reentry tachycardia in 5 (9.8%), atrioventricular nodal reentry tachycardia in 11 (21.6%) and ventricular tachycardia in 2 (3.9%). RFCA was successful in 44 (86.3%) with recurrence rate of 13.7%. No signifi cant complications were noted.Conclusion: RFCA can be performed safely and effectively in even the very young. Recurrence and complication rates are similar to those reported in adults. RFCA should be the treatment of choice in selected paediatric patients

    Baseline demographics of a contemporary Belgian atrial fibrillation cohort included in a large randomised clinical trial on targeted education and integrated care (AF-EduCare/AF-EduApp study)

    Get PDF
    BackgroundAs the prevalence of atrial fibrillation (AF) increases worldwide and AF management becomes ever more diversified and personalised, insights into (regional) AF patient demographics and contemporary AF management are needed. This paper reports the current AF management and baseline demographics of a Belgian AF population recruited for a large multicenter integrated AF study (AF-EduCare/AF-EduApp study).MethodsWe analyzed data from 1,979 AF patients, assessed between 2018 and 2021 for the AF-EduCare/AF-EduApp study. The trial randomised consecutive patients with AF (irrespective of AF history duration) into three educational intervention groups (in person-, online-, and application-based), compared with standard care. Baseline demographics of both the included and excluded/refused patients are reported.ResultsThe mean age of the trial population was 71.2 ± 9.1 years, with a mean CHA2DS2-VASc score of 3.4 ± 1.8. Of all screened patients, 42.4% were asymptomatic at presentation. Being overweight was the most common comorbidty, present in 68.9%, while 65.0% were diagnosed with hypertension. Anticoagulation therapy was prescribed in 90.9% of the total population and in 94.0% of the patients with an indication for thromboembolic prophylaxis. Of the 1,979 assessed AF patients, 1,232 (62.3%) were enrolled in the AF-EduCare/AF-EduApp study, with transportation problems (33.4%) as the main reason for refusal/non-inclusion. About half of the included patients were recruited at the cardiology ward (53.8%). AF was first diagnosed, paroxysmal, persistent and permanent in 13.9%, 47.4%, 22.8% and 11.3%, respectively. Patients who refused or were excluded were older (73.3 ± 9.2 vs. 69.8 ± 8.9 years, p < 0.001) and had more comorbidities (CHA2DS2-VASc 3.8 ± 1.8 vs. 3.1 ± 1.7, p < 0.001). The four AF-EduCare/AF-EduApp study groups were comparable across the vast majority of parameters.ConclusionsThe population showed high use of anticoagulation therapy, in line with current guidelines. In contrast to other AF trials about integrated care, the AF-EduCare/AF-EduApp study managed to incorporate all types of AF patients, both out-patient and hospitalised, with very comparable patient demographics across all subgroups. The trial will analyze whether different approaches to patient education and integrated AF care have an impact on clinical outcomes.Clinical Trial Registrationhttps://clinicaltrials.gov/ct2/show/NCT03707873?term=af-educare&draw=2&rank=1, identifier: NCT03707873; https://clinicaltrials.gov/ct2/show/NCT03788044?term=af-eduapp&draw=2&rank=1, identifier: NCT03788044

    New three-dimensional fluoroscopic imaging applications to support radiofrequency catheter ablation of atrial arrhythmias

    No full text
    De mogelijkheid om patiënten met bepaalde hartritmestoornissen te genezen door middel van radiofrequentie katheter-ablatie onder fluoroscopische beeldvorming betekende een belangrijke vooruitgang binnen de cardiale elektrofysiologie einde jaren tachtig. Wanneer katheter-ablatie later ook werd toegepast als behandeling voor meer complexe ritmestoornissen, schoot fluoroscopische beeldvorming vaak tekort om de ablatiekatheter op zeer gerichte wijze naar specifieke anatomische plaatsen te sturen die fluoroscopisch niet zichtbaar waren. Deze beperking gaf aanleiding tot de ontwikkeling van driedimensionele (3D) niet-fluoroscopische mappingsystemen, die de mogelijkheid boden om de 3D positie van katheters weer te geven zonder nood aan X-stralen, en daarbij tevens toelieten een 3D elektro-anatomische weergave van de hartkamers op te bouwen. De anatomische informatie die door dergelijke systemen wordt geboden is echter beperkt tot punten die afgetast kunnen worden met een katheter, en is daardoor slechts een ruwe weerspiegeling van de werkelijke onderliggende anatomie. De nood aan specifieke hardware en vaak ook speciale katheters met ingebouwde sensoren maken 3D mappingsystemen bovendien duur in gebruik. Gebaseerd op deze tekortkomingen stelde dit doctoraatsonderzoek zich tot doel een nieuwe toepassing te ontwikkelen voor fluoroscopische beeldvorming bij ablatieprocedures, waarbij gedetailleerde anatomische informatie, afkomstig van 3D beeldvormingsmodaliteiten, tijdens de procedure wordt gecombineerd met fluoroscopie om katheternavigatie en ablatie te optimaliseren. Deze vorm van 3D-geïntegreerde fluoroscopie dient 3D elektro-anatomische mapping en accurate katheternavigatie mogelijk te maken zonder de nood aan specifieke hardware of katheters.Eerst ontwikkelden we een methode voor 3D-geïntegreerde fluoroscopie gericht op elektro-anatomische mapping met conventionele katheters, tijdens ablatieprocedures in het rechter atrium. Hiervoor werden cardiale MRI beelden opgenomen met daarvoor geoptimaliseerde sequenties, en nadien gereconstrueerd tot gedetailleerde 3D anatomische modellen door manuele aflijning in verschillende beeldvlakken. De resulterende 3D modellen werden vervolgens geïntegreerd met fluoroscopische beelden in twee vlakken, met behulp van specifiek daarvoor ontwikkelde software voor beeldcalibratie en -registratie. Deze nieuwe aanpak maakte het mogelijk om de elektrische activatie van het rechter atrium voor te stellen binnen een zeer gedetailleerde anatomische context, zonder dat hiervoor specifieke katheters of hardware nodig waren.In een tweede fase ontwikkelden we een nieuwe methode voor 3D-fluoroscopie integratie voor het linker atrium, ter ondersteuning van voorkamerfibrillatie ablatieprocedures. Bij deze toepassing werden CT-gebaseerde 3D modellen van het linker atrium geïntegreerd met fluoroscopiebeelden door middel van een visuele en een punt-gebaseerde registratiemethode. Hierbij werden de nauwkeurigheid van integratie, evenals de invloed van de gekozen methodes voor registratie en CT-acquisitie, geëvalueerd bij 60 patiënten. De nauwkeurigheid van integratie werd hoofdzakelijk bepaald door de gekozen registratiemethode, waarbij de punt-gebaseerde aanpak duidelijk betere resultaten opleverde dan de visuele registratiemethode. Bij 30 van de 60 patiënten werd 3D-fluoroscopie integratie tijdens de procedure gebruikt ter ondersteuning van katheternavigatie, en resulteerde hierbij in een significante verkorting van de nodige fluoroscopietijd, en een trend naar kortere proceduretijd. Het gebruik van 3D-geïntegreerde fluoroscopie werd als zeer nuttig ervaren door de operator. Het gebruik van CT zonder ECG-gating voor preprocedurele beeldvorming zorgde voor een belangrijke vermindering in stralingsbelasting voor de patiënt. Deze studie toonde aan dat 3D-geïntegreerde fluoroscopie in twee vlakken kan gebruikt worden als een veilige en nauwkeurige methode ter ondersteuning van voorkamerfibrillatie ablatie procedures. Vervolgens ontwikkelden we een nieuwe methode voor 3D rotationele angiografie tijdens ablatieprocedures in linker en rechter atrium. Hierbij wordt 3D beeldvorming mogelijk tijdens de procedure, op basis van één enkele C-arm rotatie rond de patiënt. Contraststof werd rechtstreeks in de atria geïnjecteerd tijdens adenosine-geïnduceerde ventriculaire asystolie of tijdens snelle ventriculaire pacing. Dit resulteerde, door een beperking van bewegingsartefacten en verbeterde contrastvulling van de atria, in hoogkwalitatieve 3D modellen van zowel linker als rechter atrium. Deze nieuwe manier van beeldvorming tijdens de procedure maakte voor het eerst een volledig automatische en bovendien zeer nauwkeurige 3D-fluoroscopie integratie mogelijk. Als een statische registratiemethode gebruikt wordt bij de integratie van 3D anatomische modellen met fluoroscopie, resulteren ademhalingsbewegingen van de patiënt tijdens de procedure cyclisch in fouten in de ogenschijnlijke positie van katheters ten opzichte van de geïntegreerde cardiale anatomie. Om de grootte van deze ademhalingsgebonden registratiefout te meten, evalueerden we de anatomie van het linker atrium en pulmonaalvenen met CT-beelden opgenomen tijdens inspiratie en expiratie bij 16 patiënten. Deze studie toonde een gemiddelde positieverandering van een tweetal centimeter ter hoogte van de pulmonaalvene ostia tussen in- en expiratie. In vergelijking met deze grote absolute beweging waren relatieve veranderingen in de linker atriale geometrie (deformaties) beperkt in de regio van de pulmonaalvene ostia en het posterieure linker atrium. Het vastgestelde bewegingspatroon wordt momenteel gebruikt om een toepassing te ontwikkelen voor correctie van ademhalingsgebonden registratiefouten tijdens linker atriale ablatie procedures.De nood aan ioniserende stralen om de positie van katheters te bepalen is de belangrijkste beperking van 3D-geïntegreerde fluoroscopie in vergelijking met 3D mappingtechnologie. Om de ernst van dit probleem in te schatten, werd de effectieve stralingsdosis en het geassocieerde kankerrisico berekend bij 85 patiënten die voorkamerfibrillatie ablatie ondergingen onder geleide van fluoroscopie in twee vlakken (aan 3 beelden./seconde). Deze studie toonde aan dat voor deze complexe ingrepen de body-mass index (BMI) een belangrijkere determinant was van de stralingsdosis voor patiënt dan de totale fluoroscopieduur, met effectieve dosissen van 15.2±7.8 mSv, 26.7±11.6 mSv en 39.0±15.2 mSv voor patiënten met respectievelijk een normaal gewicht, overgewicht en obesitas. Maatregels om de stralingsdosis te beperken zijn dan ook zeker van groot belang bij patiënten met obesitas. Bij fluoroscopische beeldvorming zijn maximale beperking van fluoroscopietijd en het gebruik van gepulste fluoroscopie primordiaal. In conclusie ontwikkelden we een methode voor integratie van gedetailleerde 3D anatomische modellen gebaseerd op MRI, CT of 3D rotationele angiografie met fluoroscopische beeldvorming in twee vlakken. Deze aanpak resulteert in de mogelijkheid tot elektro-anatomische mapping en 3D katheternavigatie tijdens ablatieprocedures in linker en rechter atrium, zonder de nood aan specifieke hardware of katheters. De stralingsbelasting voor de patiënt kan gereduceerd worden tot een aanvaardbaar niveau mits gebruik van gepulste fluoroscopie en aangepaste pre-procedurele beeldvorming, maar blijft een beperking, meer bepaald bij obese patiënten.status: publishe

    Leadless cardiac pacemaker as alternative in case of congenital vascular abnormality and pocket infection

    No full text
    status: publishe

    Ventricular arrhythmia during ajmaline challenge for the Brugada syndrome

    No full text
    The Brugada syndrome is a genetic disease characterized by an abnormal electrocardiogram (ECG) and an elevated risk of sudden cardiac death. Sodium channel blockers (SCBs), such as ajmaline, are used to unmask the characteristic type 1 Brugada electrocardiographic pattern. We review the literature on the incidence of ventricular arrhythmia (VA) during SCB challenge. We evaluate the clinical and electrocardiographic characteristics of these patients as well as their prognosis. All articles published from January 2000 until August 2015, in which the incidence and predictors of VAs during SCB challenge were reported, are reviewed. The occurrence of VA during SCB challenge ranges from 0 to 17.8%. The weighted average for induction of any VA during sodium blocking challenge is 2.4%; for non-sustained ventricular tachycardia (VT), it is 0.34% and for sustained VT 0.59%. No fatal cases were reported. Predictors may be young age, conduction disturbance at baseline ECG, and mutations in the SCN5A gene. All other clinical and electrocardiographic characteristics failed to be consistent predictors. Life-threatening arrhythmias during SCB challenge are not an exceptional event. Therefore, provocation testing must necessarily be performed in an appropriate environment in which advanced life support facilities are present. Patients who have a higher risk for induced arrhythmias might be those who display a conduction disturbance at baseline ECG or have certain SCN5A mutations or are of a younger age. However, survivors of these induced arrhythmias do not seem to suffer from a worse prognosis.status: publishe

    Paradoxical nonreentrant tachycardia induced by iatrogenic atrioventricular block

    No full text
    status: publishe
    • …
    corecore