30 research outputs found

    Variation in reduction strategies of Dutch word-initial consonant clusters (2003)

    No full text
    The main goal of this thesis is to investigate between-individual and within-individual variation in consonant cluster reduction strategies (C1C2 is realized as C1 or C2) among young children. The empirical base of the study is a Dutch database with over 9,000 instances of C1 and C2 realizations of 23 word-initial consonant clusters from 45 children aged between two and three years old. A major contribution of the thesis concerns the methodology of the study, in which both between and within-child variation as well as between and within-cluster variation are tested in a systematic way. One of the findings is that within-child variation is very limited, whereas between-child variation occurs. Thus, although an individual child is consistent in his/her reduction strategy, there is a difference between children in the way clusters are typically reduced. Some clusters are always reduced in one particular way (e.g. /sp/, /sk/, /pl/, /pr/, /bl/, /br/, /tr/, /dr/, /kl/, /kr/, /fr/, /xr/, /tw/, /sw/). In other clusters, either target segment can be realized (e.g. /st/, /sx/, /sm/, /sn/, /sl/, /kn/, /fl/, /xl/). It was furthermore found that there are implicational relationships between some clusters, i.e., realizing C2 in cluster x implies realizing C2 in cluster y, but not vice versa. Neither the difference between stable and variable clusters, nor the implicational relationships between some clusters, can be explained by the feature [sonorant] alone. Instead, the variation in reduction strategies is the result of a difference in prosodification, which is caused by the fact that some children tend to avoid onsets with similar structure in terms of sonority distance and place of articulation. The perception of clusters was tested in a pilot study. The results suggest that it is not always correct to assume that a child has clusters underlyingly. In future research, a stronger focus must be put on the status of the child's prosodic and segmental representation. This can be done only if studies target both production and perception

    De handen ineen: De inzet van jeugdliteratuur op Hogeschool KPZ

    No full text
    In 2017 is er onder KPZ docenten een onderzoek uitgevoerd naar de inzet van jeugdliteratuur op de pabo (Reiling, 2017, Reiling et al., 2019). In een case study (N=10) is aan docenten uit verschillende vakgebieden gevraagd hoe ze jeugdliteratuur inzetten in hun modules en welke verbeterkansen ze voor zichzelf zagen. Negen van de tien opleidingsdocenten van Hogeschool KPZ gaven in die studie aan dat jeugdliteratuur explicieter te willen verbinden met meerdere vakken, bijvoorbeeld het benutten van dezelfde bekroonde informatieve boeken door zowel hogeschooldocenten taal als wereldoriëntatie. Ook zouden ze graag kennis over jeugdliteratuur met opleidingsdocenten van verschillende vakgebieden willen delen

    Historisch redeneren door interactie met en over schurende en naburige teksten

    No full text
    Hogeschool KPZ experimenteert al enige jaren met de inzet van schurende en naburige teksten (Jongstra & Van den Ende, 2021). Het gaat om een domeinoverstijgende methodiek; er wordt integraal gewerkt aan meerdere doelen zoals het versterken van leesmotivatie, mondelinge taalvaardigheid, leesvaardigheid en kennisvergroting in vakgebieden. De teksten vullen elkaar op inhoud aan, spreken elkaar enigszins tegen of kennen andere perspectieven. De teksten zijn fragmenten die uit rijke jeugdliteratuur komen. Deze literatuur wordt door de leraar gepromoot waardoor leerlingen verder kunnen lezen bij stillees momenten. Belangrijke onderdelen van de methodiek zijn het samenwerkend leren en de interactie over de tekst. Leerlingen werken in groepen en iedere leerling is verantwoordelijk voor het ontsluiten van zijn eigen tekst, maar de leerlingen hebben elkaar nodig om tot dieper begrip te komen door met elkaar in gesprek te gaan over de gelezen teksten

    Hoe word ik een 'leesbevorderende' leraar?: Zes algemene inspiratiekaarten

    No full text
    Met de inspiratiekaarten leert men meer over zijn/haar competenties als leesbevorderaar. Zo wordt uitgelegd waarom het belangrijk is om zelf kinderboeken te blijven lezen. Daarnaast zijn vijf vragen geselecteerd uit de ontvangen professionaliseringsvragen en maakten hierbij algemene inspiratiekaarten. Ze bevatten naast een toelichting, tips & tricks, en verwijzingen naar filmpjes, sites, etc

    Hoe bevorder je de taalontwikkeling van leerlingen met een risico op onderwijsachterstanden?

    No full text
    Werken aan taalstimulering is veelomvattend. Op basis van welke uitgangspunten kun je als professional nu effectief de taalontwikkeling van opgroeiende kinderen in de klas bevorderen, in het bijzonder de kinderen met een taalachterstand? Wat is bekend over wat werkt bij taalstimulering? ? De eerste hulp voor leraren is de site Onderwijskennis.nl van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO). Op de site vind je niet alleen overzichtelijk per thema de inzichten uit wetenschappelijk onderzoek opgesomd, maar vind je ook tools en links naar praktische voorbeelden. Zo ook over het thema ‘Onderwijskansen en taalstimulering’: https://www.onderwijskennis.nl

    Het belang van translanguaging en de kracht van tekstloze prentenboeken

    No full text
    De kennis van een taal die je spreekt kun je goed gebruiken als je een andere taal leert. Het is ineffectief en belastend als het onderwijs geen gebruik maakt van dit inzicht. Het kost meertalige leerlingen namelijk zelfs moeite om de andere taal te negeren. In deze bijdrage wordt ingegaan op het principe van translanguaging: het benutten van meerdere talen bij taalstimulering in leersituaties. Uitgelegd wordt wat translanguaging is, waarom dezeaan pak belangrijk is en worden praktijkvoorbeelden gegeven. Daarnaast wordt toegelicht waarom de inzet van tekstloze prentenboeken bij uitstek zo beloftevol is bij het vormgeven van translanguaging. Ten slotte wordt gepleit voor een inclusief taalklimaat, waarin alle leerlingen, zowel meertalige als eentalige, hun taalbewustzijn versterken

    De waarde van schurende en naburige teksten voor de versterking van leesmotivatie, leesbegrip en historisch redeneren

    No full text
    Opbrengsten van een project, waarin samenwerking tussen werkveld en lerarenopleiding rondom de inzet van jeugdliteratuur centraal staat. Het laat zien wat de kracht kan zijn van bekroonde jeugdliteratuur voor het opgroeiende kind, de (aankomende) leraar en de lerarenopleider. In het project participeren drie hogeschooldocenten geschiedenis, vier hogeschooldocenten taal en vier leraren in een professioneel leernetwerk (PLN). Daarnaast participeren 23 leraren en 374 leerlingen uit de midden- en bovenbouw van de vier betrokken scholen. Na uitvoer van het onderzoek kan op basis van de resultaten worden verondersteld dat door het lezen van rijke, schurende en naburige teksten verwondering optreedt, wat leidt tot een cognitief conflict. Dit conflict wordt opgelost door interactie gericht op samenwerkend leren. De opbrengst is een verdieping in de concepten, wat zorgt voor een leesmotivatiestimulans. Het aansturen op het laten ontstaan van een cognitief conflict is een krachtige strategie bij leren. De aanpak is daarom beloftevol voor het lees- en geschiedenisonderwijs. Een voorwaarde hierbij is dat de leraar kan functioneren als leesbevorderaar

    Competenties ontwikkelen voor ontwerpgericht onderzoek:richtlijnen voor de HBO masteropleiding

    No full text
    De Onderwijsraad (2014) doet aanbevelingen voor het hbo om meer innovatieve, onderzoekende onderwijsprofessionals op te leiden. De maatschappij vraagt om hoogopgeleide ‘weerbare en wendbare’ professionals die in staat zijn te reflecteren op hun praktijk en deze praktijk steeds weer kunnen vernieuwen door onderzoek naar hun eigen praktijk te verrichten (Vereniging Hogescholen, 2015). Ontwerpgericht onderzoek is een genre van onderzoek dat bij uitstek geschikt is om bij te dragen aan (levenslang) leren en innoveren (Markauskaite, & Reimann, 2008). Dit type onderzoek onderscheidt zich van andere vormen door toe te werken naar empirisch onderbouwde oplossingen voor praktijkproblemen en tegelijkertijd door wetenschappelijke inzichten op te doen die waardevol kunnen zijn voor anderen (DBRC, 2003; Andriessen, 2013; Van Aken, 2011). Echter, het ontwikkelen van de competenties om dit te doen is een uitdaging voor lerarenopleiders. Hoe kunnen lerarenopleidingen deze professionals opleiden? In elk geval moet de leraar leren zelf onderzoeksmatig te handelen in het ontwerpen van onderwijs. Dit artikel presenteert de resultaten van een studie waarin percepties van lerarenopleiders en zelfpercepties van studenten ten aanzien van competenties voor ontwerpgericht onderzoek centraal staan. Op basis van de uitkomsten worden richtlijnen voor (her)-ontwerp van het curriculum beschreven. Deze richtlijnen zijn mogelijk ook informatief voor andere opleidingen met vergelijkbare ambities ten aanzien van competenties voor ontwerpgericht onderzoek en diversiteit in studentpopulatie
    corecore