25 research outputs found

    Optimalisation of the Dutch National Groundwater Quality Monitoring Network

    No full text
    The National Groundwater Quality Monitoring Network (LMG) was established in the Netherlands around 1985. Since then, groundwater samples have been taken yearly at some 400 locations. Samples are taken at two depths (about 10 m and 25 m below soil surface) and analysed in the laboratory. The intention, expressed at the LMG start, was to optimalise the network after 10 years of measurements. The objective of the optimalisation, based on the RIVM strategy and worked out in several workshops, was to maintain the LMG as a stable monitoring network, in which the relevance for policy makers would be maximal, in combination with a 50% reduction in costs and capacity. The result of the optimalisation is a new LMG sampling scheme which meets both the objective and all the pre-defined conditions, shallow filters in sandy regions are sampled every year; shallow filters in other regions are sampled every two years; deep filters are sampled every four years; shallow filters with high chloride concentrations (marine influence) are measured every four years; filters dominated by local conditions (e.g. nearby rivers and, local sources of pollution) are eliminated. In this way, the number of filters to be sampled every year has been reduced from 756 to about 350.Het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit (LMG) is ingericht rond 1985. Bij de inrichting is afgesproken dat na ca. 10 jaar een optimalisatie van het meetnet zou plaatsvinden. Dit rapport beschrijft de optimalisatieprocedure en de resultaten ervan. Op basis van diverse workshops en de RIVM-strategie is de doelstelling van de optimalisatie gedefinieerd als: Het halveren van de kosten en de benodigde capaciteit voor het LMG ten opzichte van 1996, waarbij een stabiel meetnet in stand wordt gehouden, met een maximaal behoud van (beleidsrelevante) informatieverstrekking. Het nieuwe LMG-bemonsteringsschema, dat voldoet aan deze doelstelling en een aantal randvoorwaarden, ziet er als volgt uit: de ondiepe filters in de zandgebieden worden 1 maal per jaar bemonsterd; de ondiepe filters in de overige gebieden eens per 2 jaar; alle diepe filters 1 maal per 4 jaar; ondiepe filters die tot nu toe alle jaren een chlorideconcentratie groter dan 1000 g/m3 te zien geven worden 1 maal per 4 jaar bemonsterd, ongeacht het bodemtype; de categorie oeverinfiltratie, enkele putten in havenslib en enkele andere lokaal beinvloede putten komen te vervallen. Op deze wijze wordt het jaarlijks aantal te bemonsteren filters teruggebracht van ca. 756 tot ca. 350

    Optimalisation of the Dutch National Groundwater Quality Monitoring Network

    No full text
    Het Landelijk Meetnet Grondwaterkwaliteit (LMG) is ingericht rond 1985. Bij de inrichting is afgesproken dat na ca. 10 jaar een optimalisatie van het meetnet zou plaatsvinden. Dit rapport beschrijft de optimalisatieprocedure en de resultaten ervan. Op basis van diverse workshops en de RIVM-strategie is de doelstelling van de optimalisatie gedefinieerd als: Het halveren van de kosten en de benodigde capaciteit voor het LMG ten opzichte van 1996, waarbij een stabiel meetnet in stand wordt gehouden, met een maximaal behoud van (beleidsrelevante) informatieverstrekking. Het nieuwe LMG-bemonsteringsschema, dat voldoet aan deze doelstelling en een aantal randvoorwaarden, ziet er als volgt uit: de ondiepe filters in de zandgebieden worden 1 maal per jaar bemonsterd; de ondiepe filters in de overige gebieden eens per 2 jaar; alle diepe filters 1 maal per 4 jaar; ondiepe filters die tot nu toe alle jaren een chlorideconcentratie groter dan 1000 g/m3 te zien geven worden 1 maal per 4 jaar bemonsterd, ongeacht het bodemtype; de categorie oeverinfiltratie, enkele putten in havenslib en enkele andere lokaal beinvloede putten komen te vervallen. Op deze wijze wordt het jaarlijks aantal te bemonsteren filters teruggebracht van ca. 756 tot ca. 350.The National Groundwater Quality Monitoring Network (LMG) was established in the Netherlands around 1985. Since then, groundwater samples have been taken yearly at some 400 locations. Samples are taken at two depths (about 10 m and 25 m below soil surface) and analysed in the laboratory. The intention, expressed at the LMG start, was to optimalise the network after 10 years of measurements. The objective of the optimalisation, based on the RIVM strategy and worked out in several workshops, was to maintain the LMG as a stable monitoring network, in which the relevance for policy makers would be maximal, in combination with a 50% reduction in costs and capacity. The result of the optimalisation is a new LMG sampling scheme which meets both the objective and all the pre-defined conditions, shallow filters in sandy regions are sampled every year; shallow filters in other regions are sampled every two years; deep filters are sampled every four years; shallow filters with high chloride concentrations (marine influence) are measured every four years; filters dominated by local conditions (e.g. nearby rivers and, local sources of pollution) are eliminated. In this way, the number of filters to be sampled every year has been reduced from 756 to about 350.DGM/DW

    Evaluation of the groundwater quality of the province of Zuid-Holland, the Netherlands

    No full text
    Groundwater has been sampled yearly since 1989 in the province of Zuid-Holland in the Netherlands at approximately 85 locations at depths of 10 en 25 m below soil surface. The current study had the objective of: (1) describing and explaining groundwater quality in Zuid-Holland, with Dutch target values as a reference and (2) calculating trends in the groundwater quality over the 1989-1996 period. Information on hydrology, land use and soil type was used to classify the data into so-called homogenic sub-areas (hsa). The study yielded mean concentrations and 95% confidence intervals per hsa, along with estimates of areal percentages target value exceedance per hsa. These estimates are presented in maps. Trends were calculated for each individual location and per hsa. Concentrations of chloride, potassium, phosphate and ammonia exceeded target values due to marine influence and soil type. Concentrations of nitrate and heavy metals in groundwater were found to be low. No trends were detected for any of the hsa. The groundwater quality in Zuid-Holland was concluded to be mainly governed by natural processes. Anthropogenic influence is (still) relatively small.De Provincie Zuid-Holland heeft sinds 1989 een meetnet grondwaterkwaliteit, met als doel de kwaliteit van het grondwater en de veranderingen hierin te meten. Doelen van deze evaluatie waren: een beeld te schetsen van de grondwaterkwaliteit in de provincie Zuid-Holland, en onderzoeken of er in dit beeld trendmatige wijzigingen zijn opgetreden sinds de inrichting van het meetnet. In de provincie Zuid-Holland vindt veel overschrijding van de streefwaarde voor chloride, kalium, ammonium en fosfaat plaats. De concentraties voor deze stoffen zijn van nature hoog in de provincie, net als in andere laagveengebieden en door de zee beinvloede gebieden in Nederland. Nitraatconcentraties en concentraties van zware metalen zijn in de hele provincie laag. De grondwaterkwaliteit in de provincie Zuid-Holland bleek in de periode 1989 - 1996 nauwelijks te zijn veranderd. Zowel per meetpunt als per homogeen deelgebied was het aantal trends gering. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor trends in het grondwater als gevolg van recente antropogene beinvloeding

    Evaluation of the groundwater quality of the province of Zuid-Holland, the Netherlands

    No full text
    De Provincie Zuid-Holland heeft sinds 1989 een meetnet grondwaterkwaliteit, met als doel de kwaliteit van het grondwater en de veranderingen hierin te meten. Doelen van deze evaluatie waren: een beeld te schetsen van de grondwaterkwaliteit in de provincie Zuid-Holland, en onderzoeken of er in dit beeld trendmatige wijzigingen zijn opgetreden sinds de inrichting van het meetnet. In de provincie Zuid-Holland vindt veel overschrijding van de streefwaarde voor chloride, kalium, ammonium en fosfaat plaats. De concentraties voor deze stoffen zijn van nature hoog in de provincie, net als in andere laagveengebieden en door de zee beinvloede gebieden in Nederland. Nitraatconcentraties en concentraties van zware metalen zijn in de hele provincie laag. De grondwaterkwaliteit in de provincie Zuid-Holland bleek in de periode 1989 - 1996 nauwelijks te zijn veranderd. Zowel per meetpunt als per homogeen deelgebied was het aantal trends gering. Er zijn geen aanwijzingen gevonden voor trends in het grondwater als gevolg van recente antropogene beinvloeding.Groundwater has been sampled yearly since 1989 in the province of Zuid-Holland in the Netherlands at approximately 85 locations at depths of 10 en 25 m below soil surface. The current study had the objective of: (1) describing and explaining groundwater quality in Zuid-Holland, with Dutch target values as a reference and (2) calculating trends in the groundwater quality over the 1989-1996 period. Information on hydrology, land use and soil type was used to classify the data into so-called homogenic sub-areas (hsa). The study yielded mean concentrations and 95% confidence intervals per hsa, along with estimates of areal percentages target value exceedance per hsa. These estimates are presented in maps. Trends were calculated for each individual location and per hsa. Concentrations of chloride, potassium, phosphate and ammonia exceeded target values due to marine influence and soil type. Concentrations of nitrate and heavy metals in groundwater were found to be low. No trends were detected for any of the hsa. The groundwater quality in Zuid-Holland was concluded to be mainly governed by natural processes. Anthropogenic influence is (still) relatively small.Provincie Zuid-Hollan

    National Soil Monitoring Network; Results 1996

    No full text
    Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. Het object van onderzoek is de toplaag van de bodem (0-10 cm); daarnaast wordt ook een diepere bodemlaag en het bovenste grondwater onderzocht. Het LMB wordt in samenwerking met LEI-DLO en Alterra uitgevoerd. Jaarlijks worden een 2-tal combinaties van bodemgebruik en grondsoort bemonsterd, bestaande uit ca. 20 lokaties per combinatie. In 1993, 1994 en 1995 is landbouwgrond en bosgrond op zandgrond bemonsterd, in 1995 is tevens landbouwgrond op veengrond bemonsterd. De categorieen die in 1996 zijn onderzocht, zijn akkerbouwbedrijven op zeeklei en melkveehouderijbedrijven op rivierklei. Naast algemene kwaliteitsparameters zijn parameters onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en verspreiding. Voor beide categorie6n geldt dat de categoriegemiddelde metaalgehalten in de bodem beneden de streefwaarde liggen, behalve de zinkgehalten op de melkveehouderijlokaties. In het grondwater geldt dat in beide categorieen de categoriegemiddelde metaalgehalten beneden de streefwaarden liggen. Voor een groot aantal individuele PAK liggen in beide categorieen de lokatiegemiddelde gehalten boven de streefwaarde. Voor de categorie akkerbouw liggen de categoriegemiddelde gehalten aan HCB, dieldrin en de som-DDT in de bodem boven de streefwaarde. Voor de categorie melkveehouderij geldt dit alleen voor y-HCH. Op de akkerbouwlokaties liggen de categoriegemiddelde concentraties aan orthofosfaat, chloride en sulfaat in het bovenste grondwater boven de normen, op de melkveehouderijlokaties geldt dit alleen voor orthofosfaat. Het overschot aan N, P en K is op de bemonsterde akkerbouwbedrijven hoger dan op het gemiddelde akkerbouwbedrijf. Op de bemonsterde melkveehouderijbedrijven is het stikstofoverschot vergelijkbaar met dat op het gemiddelde melkveehouderijbedrijf, het P-overschot iets hoger en het K-overschot veel hoger. Uit het zware metalen-overschot verminderd met de berekende uitspoeling op basis van de categoriegemiddelde concentraties aan zware metalen in het grondwater blijkt dat in beide categorie6n sprake is van accumulatie van cadmium, koper, zink en lood in de bodem. In het rapport is beschreven in hoeverre er correlaties bestaan tussen de huidige belasting (zware metalen) en gehalten in bodem en grondwater. In de categorie akkerbouw worden geen correlaties gevonden tussen metaalbelasting en bodemgehalten c.q. grondwaterconcentraties. In de categorie melkveehouderij wordt alleen voor zink een duidelijke positieve correlatie gevonden tussen belasting en concentraties in grondwater.This report contains the results of the National Soil Monitoring Network of the Netherlands in 1996, the fourth year of sampling. The network represents the cooperative effort of the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM), the Agriculture Economics Research Institute (LEI-DLO) and Alterra (Green World Research). The first sampling, of soil and upper groundwater, took place in 1993 on 35 dairy-cattle farms in the sandy regions of the Netherlands. In 1994, 20 intensively managed cattle farms with a high phosphate production and 20 forest sites on sandy soils were sampled, in 1995, sampling was carried out on 19 arable farms on sandy soils and 18 cattle farms on peaty soils and in 1996, 20 arable farms on sea clay and 20 cattle farms on river clay were sampled. The primary objective of the network is to establish changes in soil quality over time. The secondary objective is to establish the actual quality of soil and upper groundwater. Attention is focused primarily on the rural part of the country. The monitoring programme is divided into even time units and samples 40 locations yearly. Sampling has yielded information on concentrations of heavy metals, polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs), organochlorine pesticides and triazines, both in the topsoil (0-10 cm) and at a depth of 30-50 cm. Information on concentrations of macroparameters, nutrients and heavy metals in the upper groundwater is also presented. The measured concentrations are compared with the Dutch objectives for soil and groundwater quality (target values). On arable farms target values for all metals were exceeded in a few samples of the topsoil, while on cattle farms targets for zinc, copper, cadmium, lead and mercury were exceeded in samples of the topsoil. Targets for all metals were even exceeded in samples at a depth of 30-50 cm for both categories. Target values for a number of individual PAHs and organochlorine pesticides were exceeded in soil for both categories. Atrazine was shown to greatly exceed the target value, especially on cattle farms. On arable farms, target values for a number of heavy metals were exceeded in groundwater. The same holds for copper, nickel and arsene on cattle farms. For both categories, target values for ortho phosphate, chloride (mostly on arable farms), nitrate, sulphate and potassium were exceeded in groundwater. Heavy metal balances have been computed at farm level for cadmium, copper, lead and zinc. There is a balance surplus for all metals involved, caused by the net result of input through atmospheric deposition and farming practice and output through leaching to the groundwater. Therefore accumulation of heavy metals has been concluded to occur in both categories.DGM-B

    National Soil Monitoring Network; Results 1997

    No full text
    This report contains the results of the National Soil Monitoring Network of the Netherlands in 1997, the fifth year of sampling. The network represents the cooperative effort of the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM), the Agricultural Economic Research Institute (LEI) and the Research Institute for Agrobiology and Soil Fertility (Alterra). The first sampling, of soil and upper groundwater, took place in 1993 on 35 dairy-cattle farms in the sandy regions of the Netherlands. In 1994, 20 intensive cattle farms (high phosphate production) and 20 forest sites (deciduous, pine and mixed) on sandy soils were sampled, in 1995, sampling was carried out on 19 arable farms on sandy soils and 18 cattle farms on peaty soils, in 1996, 20 arable farms on sea clay and 20 cattle farms on river clay were sampled and finally, in 1997, 20 cattle farms on sea clay, 10 vegetable farms and 7 bulb farms on sandy clay soils were sampled. The objectives of the network are to establish changes in soil quality over time, and to establish the actual quality of soil and upper groundwater. Attention is focused primarily on the rural part of the country. The monitoring programme is divided into even time units and samples 40 locations yearly. Sampling has yielded information on concentrations of heavy metals, polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs), organochlorine pesticides and triazines, both in the topsoil (0-10 cm) and at a depth of 30-50 cm. Information on concentrations of macroparameters, nutrients and heavy metals in the upper groundwater is also presented. The measured concentrations are compared with the Dutch objectives for soil and groundwater quality (target values). On dairy-cattle farms, target values for lead were exceeded in a few samples of the topsoil, while on vegetable farms, targets for zinc and copper were exceeded in samples of the topsoil. On bulb farms targets for copper were exceeded in a few topsoil-samples. Target values for a number of individual PAHs and organochlorine pesticides were exceeded in soil for all categories. Atrazine was shown to greatly exceed the target value, especially on cattle farms. On cattle farms, target values for a number of heavy metals were exceeded in groundwater. The same holds for zinc, cadmium, chrome, copper, nickel and arsene on vegetable farms. On bulb farms targets for chrome, nickel and arsene were exceeded. For both categories, target values for total phosphate, ortho phosphate, ammonium (mostly on bulb farms) chloride, nitrate, sulphate and potassium were exceeded in groundwater. Heavy metal balances have been computed at farm level for cadmium, copper, lead and zinc. There is a balance surplus for all metals involved, caused by the net result of input through atmospheric deposition and farming practice and output through leaching to the groundwater. Therefore accumulation of heavy metals has been concluded to occur in both categories.Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. Het object van onderzoek is de toplaag van de bodem (0-10 cm); daarnaast wordt ook een diepere bodemlaag en het bovenste grondwater onderzocht. Het LMB wordt in samenwerking met LEI-DLO en Alterra uitgevoerd. Jaarlijks wordt een 2-tal combinaties van bodemgebruik en grondsoort bemonsterd, bestaande uit ca. 20 lokaties per combinatie. De categorieen die in 1997 zijn onderzocht, zijn graslandbedrijven op zeeklei en tuinbouw- en bollenbedrijven op klei en zand. Naast algemene kwaliteitsparameters zijn parameters onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en verspreiding. Voor beide categorieen geldt dat de categoriegemiddelde metaalgehalten in de bodem beneden de streefwaarde liggen. In het grondwater geldt dat in de categorie grasland op zeeklei de categoriegemiddelde metaalconcentraties beneden de streefwaarden liggen, in de categorie tuinbouw liggen de categoriegemiddelde concentraties van enkele metalen boven de streefwaarden. Voor een groot aantal individuele PAK liggen in beide categorie6n de lokatiegemiddelde gehalten boven de streefwaarde. Voor de categorie grasland liggen de categoriegemiddelde gehalten aan HCB in de bodem boven de streefwaarde. Voor de categorie tuinbouw geldt dit voor HCB, beta-endosulfan en de som-DDT, op de bollenbedrijven geldt dit voor HCB en dieldrin. Op de graslandbedrijven liggen de categoriegemiddelde concentraties aan orthofosfaat, chloride, sulfaat en kalium in het bovenste grondwater boven de normen, op de tuinbouwbedrijven geldt dit voor orthofosfaat, nitraat, sulfaat en kalium, op de bollenbedrijven geldt dit voor totaal- en orthofosfaat, ammonium, chloride, sulfaat en kalium. Het overschot aan N is op de bemonsterde graslandbedrijven vergelijkbaar met het gemiddelde graslandbedrijf, het P-overschot is lager. Uit het zware metalen-overschot verminderd met de berekende uitspoeling op basis van de categoriegemiddelde concentraties aan zware metalen in het grondwater blijkt dat op de grasland- en bollenbedrijven sprake is van accumulatie van cadmium, koper, zink en lood in de bodem. In het rapport is beschreven in hoeverre er correlaties bestaan tussen de huidige belasting (zware metalen) en gehalten in bodem en grondwater. In de categorie grasland wordt alleen voor koper een positieve correlatie gevonden tussen belasting en bodemgehalten en in de categorie bollenteelt wordt alleen voor lood een positieve correlatie gevonden tussen belasting en concentraties in grondwater

    National Soil Monitoring Network; Results 1997

    No full text
    Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. Het object van onderzoek is de toplaag van de bodem (0-10 cm); daarnaast wordt ook een diepere bodemlaag en het bovenste grondwater onderzocht. Het LMB wordt in samenwerking met LEI-DLO en Alterra uitgevoerd. Jaarlijks wordt een 2-tal combinaties van bodemgebruik en grondsoort bemonsterd, bestaande uit ca. 20 lokaties per combinatie. De categorieen die in 1997 zijn onderzocht, zijn graslandbedrijven op zeeklei en tuinbouw- en bollenbedrijven op klei en zand. Naast algemene kwaliteitsparameters zijn parameters onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en verspreiding. Voor beide categorieen geldt dat de categoriegemiddelde metaalgehalten in de bodem beneden de streefwaarde liggen. In het grondwater geldt dat in de categorie grasland op zeeklei de categoriegemiddelde metaalconcentraties beneden de streefwaarden liggen, in de categorie tuinbouw liggen de categoriegemiddelde concentraties van enkele metalen boven de streefwaarden. Voor een groot aantal individuele PAK liggen in beide categorie6n de lokatiegemiddelde gehalten boven de streefwaarde. Voor de categorie grasland liggen de categoriegemiddelde gehalten aan HCB in de bodem boven de streefwaarde. Voor de categorie tuinbouw geldt dit voor HCB, beta-endosulfan en de som-DDT, op de bollenbedrijven geldt dit voor HCB en dieldrin. Op de graslandbedrijven liggen de categoriegemiddelde concentraties aan orthofosfaat, chloride, sulfaat en kalium in het bovenste grondwater boven de normen, op de tuinbouwbedrijven geldt dit voor orthofosfaat, nitraat, sulfaat en kalium, op de bollenbedrijven geldt dit voor totaal- en orthofosfaat, ammonium, chloride, sulfaat en kalium. Het overschot aan N is op de bemonsterde graslandbedrijven vergelijkbaar met het gemiddelde graslandbedrijf, het P-overschot is lager. Uit het zware metalen-overschot verminderd met de berekende uitspoeling op basis van de categoriegemiddelde concentraties aan zware metalen in het grondwater blijkt dat op de grasland- en bollenbedrijven sprake is van accumulatie van cadmium, koper, zink en lood in de bodem. In het rapport is beschreven in hoeverre er correlaties bestaan tussen de huidige belasting (zware metalen) en gehalten in bodem en grondwater. In de categorie grasland wordt alleen voor koper een positieve correlatie gevonden tussen belasting en bodemgehalten en in de categorie bollenteelt wordt alleen voor lood een positieve correlatie gevonden tussen belasting en concentraties in grondwater.This report contains the results of the National Soil Monitoring Network of the Netherlands in 1997, the fifth year of sampling. The network represents the cooperative effort of the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM), the Agricultural Economic Research Institute (LEI) and the Research Institute for Agrobiology and Soil Fertility (Alterra). The first sampling, of soil and upper groundwater, took place in 1993 on 35 dairy-cattle farms in the sandy regions of the Netherlands. In 1994, 20 intensive cattle farms (high phosphate production) and 20 forest sites (deciduous, pine and mixed) on sandy soils were sampled, in 1995, sampling was carried out on 19 arable farms on sandy soils and 18 cattle farms on peaty soils, in 1996, 20 arable farms on sea clay and 20 cattle farms on river clay were sampled and finally, in 1997, 20 cattle farms on sea clay, 10 vegetable farms and 7 bulb farms on sandy clay soils were sampled. The objectives of the network are to establish changes in soil quality over time, and to establish the actual quality of soil and upper groundwater. Attention is focused primarily on the rural part of the country. The monitoring programme is divided into even time units and samples 40 locations yearly. Sampling has yielded information on concentrations of heavy metals, polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs), organochlorine pesticides and triazines, both in the topsoil (0-10 cm) and at a depth of 30-50 cm. Information on concentrations of macroparameters, nutrients and heavy metals in the upper groundwater is also presented. The measured concentrations are compared with the Dutch objectives for soil and groundwater quality (target values). On dairy-cattle farms, target values for lead were exceeded in a few samples of the topsoil, while on vegetable farms, targets for zinc and copper were exceeded in samples of the topsoil. On bulb farms targets for copper were exceeded in a few topsoil-samples. Target values for a number of individual PAHs and organochlorine pesticides were exceeded in soil for all categories. Atrazine was shown to greatly exceed the target value, especially on cattle farms. On cattle farms, target values for a number of heavy metals were exceeded in groundwater. The same holds for zinc, cadmium, chrome, copper, nickel and arsene on vegetable farms. On bulb farms targets for chrome, nickel and arsene were exceeded. For both categories, target values for total phosphate, ortho phosphate, ammonium (mostly on bulb farms) chloride, nitrate, sulphate and potassium were exceeded in groundwater. Heavy metal balances have been computed at farm level for cadmium, copper, lead and zinc. There is a balance surplus for all metals involved, caused by the net result of input through atmospheric deposition and farming practice and output through leaching to the groundwater. Therefore accumulation of heavy metals has been concluded to occur in both categories.VROM-DGM-BW

    National Soil Monitoring Network; Results 1996

    No full text
    This report contains the results of the National Soil Monitoring Network of the Netherlands in 1996, the fourth year of sampling. The network represents the cooperative effort of the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM), the Agriculture Economics Research Institute (LEI-DLO) and Alterra (Green World Research). The first sampling, of soil and upper groundwater, took place in 1993 on 35 dairy-cattle farms in the sandy regions of the Netherlands. In 1994, 20 intensively managed cattle farms with a high phosphate production and 20 forest sites on sandy soils were sampled, in 1995, sampling was carried out on 19 arable farms on sandy soils and 18 cattle farms on peaty soils and in 1996, 20 arable farms on sea clay and 20 cattle farms on river clay were sampled. The primary objective of the network is to establish changes in soil quality over time. The secondary objective is to establish the actual quality of soil and upper groundwater. Attention is focused primarily on the rural part of the country. The monitoring programme is divided into even time units and samples 40 locations yearly. Sampling has yielded information on concentrations of heavy metals, polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs), organochlorine pesticides and triazines, both in the topsoil (0-10 cm) and at a depth of 30-50 cm. Information on concentrations of macroparameters, nutrients and heavy metals in the upper groundwater is also presented. The measured concentrations are compared with the Dutch objectives for soil and groundwater quality (target values). On arable farms target values for all metals were exceeded in a few samples of the topsoil, while on cattle farms targets for zinc, copper, cadmium, lead and mercury were exceeded in samples of the topsoil. Targets for all metals were even exceeded in samples at a depth of 30-50 cm for both categories. Target values for a number of individual PAHs and organochlorine pesticides were exceeded in soil for both categories. Atrazine was shown to greatly exceed the target value, especially on cattle farms. On arable farms, target values for a number of heavy metals were exceeded in groundwater. The same holds for copper, nickel and arsene on cattle farms. For both categories, target values for ortho phosphate, chloride (mostly on arable farms), nitrate, sulphate and potassium were exceeded in groundwater. Heavy metal balances have been computed at farm level for cadmium, copper, lead and zinc. There is a balance surplus for all metals involved, caused by the net result of input through atmospheric deposition and farming practice and output through leaching to the groundwater. Therefore accumulation of heavy metals has been concluded to occur in both categories.Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als primaire doelstelling het nagaan van trendmatige veranderingen in de kwaliteit van de bodem ten gevolge van diffuse belasting van de bodem. Het object van onderzoek is de toplaag van de bodem (0-10 cm); daarnaast wordt ook een diepere bodemlaag en het bovenste grondwater onderzocht. Het LMB wordt in samenwerking met LEI-DLO en Alterra uitgevoerd. Jaarlijks worden een 2-tal combinaties van bodemgebruik en grondsoort bemonsterd, bestaande uit ca. 20 lokaties per combinatie. In 1993, 1994 en 1995 is landbouwgrond en bosgrond op zandgrond bemonsterd, in 1995 is tevens landbouwgrond op veengrond bemonsterd. De categorieen die in 1996 zijn onderzocht, zijn akkerbouwbedrijven op zeeklei en melkveehouderijbedrijven op rivierklei. Naast algemene kwaliteitsparameters zijn parameters onderzocht die gerelateerd zijn aan de milieuthema's vermesting en verspreiding. Voor beide categorie6n geldt dat de categoriegemiddelde metaalgehalten in de bodem beneden de streefwaarde liggen, behalve de zinkgehalten op de melkveehouderijlokaties. In het grondwater geldt dat in beide categorieen de categoriegemiddelde metaalgehalten beneden de streefwaarden liggen. Voor een groot aantal individuele PAK liggen in beide categorieen de lokatiegemiddelde gehalten boven de streefwaarde. Voor de categorie akkerbouw liggen de categoriegemiddelde gehalten aan HCB, dieldrin en de som-DDT in de bodem boven de streefwaarde. Voor de categorie melkveehouderij geldt dit alleen voor y-HCH. Op de akkerbouwlokaties liggen de categoriegemiddelde concentraties aan orthofosfaat, chloride en sulfaat in het bovenste grondwater boven de normen, op de melkveehouderijlokaties geldt dit alleen voor orthofosfaat. Het overschot aan N, P en K is op de bemonsterde akkerbouwbedrijven hoger dan op het gemiddelde akkerbouwbedrijf. Op de bemonsterde melkveehouderijbedrijven is het stikstofoverschot vergelijkbaar met dat op het gemiddelde melkveehouderijbedrijf, het P-overschot iets hoger en het K-overschot veel hoger. Uit het zware metalen-overschot verminderd met de berekende uitspoeling op basis van de categoriegemiddelde concentraties aan zware metalen in het grondwater blijkt dat in beide categorie6n sprake is van accumulatie van cadmium, koper, zink en lood in de bodem. In het rapport is beschreven in hoeverre er correlaties bestaan tussen de huidige belasting (zware metalen) en gehalten in bodem en grondwater. In de categorie akkerbouw worden geen correlaties gevonden tussen metaalbelasting en bodemgehalten c.q. grondwaterconcentraties. In de categorie melkveehouderij wordt alleen voor zink een duidelijke positieve correlatie gevonden tussen belasting en concentraties in grondwater

    National Soil Quality Monitoring Network; results of the first sampling round 1993-1997

    No full text
    Het Landelijk Meetnet Bodemkwaliteit (LMB) heeft als doelstelling het beschrijven en verklaren van de huidige bodemkwaliteit en veranderingen daarvan in het landelijk gebied van Nederland onder invloed van diffuse belasting. De eerste meetronde is in 1993 gestart en beeindigd in 1997. De tweede meetronde vindt van 1999 t/m 2003 plaats. In dit rapport worden de resultaten van de eerste meetronde samengevat. Het blijkt dat voor zware metalen en PAK in de bodem van het landelijk gebied relatief weinig streefwaardeoverschrijdingen voorkomen. De gehalten aan (inmiddels verboden) persistente bestrijdingsmiddelen als DDT, HCH en drins in de bodem zijn nog op grote schaal fors hoger dan de streefwaarde. In het bovenste grondwater wordt de streefwaarde voor zware metalen vaak overschreden. Onder bos op zand in Zuid-Nederland wordt soms de interventiewaarde voor zware metalen in het grondwater overschreden. De bronnen van de gevonden streefwaardeoverschrijdingen liggen voor een belangrijk deel in het verleden: de zinkindustrie in Zuid-Nederland, de toemaakdekken in het veenweidegebied, de overstromingen van rivierkleigronden, de looddepositie door verkeer en de bemesting in de landbouw. Anno 2000 speelt van deze historische bronnen alleen de landbouw nog een grote rol. In de meeste landbouwgronden treedt momenteel accumulatie van zink, lood, koper en cadmium op, vooral door bemesting. Op een termijn van enkele tot tientallen jaren zal vooral bij koper en cadmium het oppervlak met overschrijding van de streefwaarde toenemen. Op kleine schaal hebben de huidige gehalten aan zware metalen in landbouwbodems tot gevolg dat gewaskwaliteitsnormen overschreden kunnen worden. In de komende decennia zal, als gevolg van de voortgaande accumulatie, het oppervlak met overschrijding van gewaskwaliteitsnormen verder toenemen. In sommige akkerbouw-percelen liggen de gehalten aan lindaan, DDT en drins momenteel nog boven de LAC-signaalwaarde. Omdat deze middelen niet meer gebruikt worden, zullen de gehalten in de bodem (langzaam) dalen.The objective of the National Soil Quality Monitoring Network (LMB) is to describe and explain current (chemical) soil quality and quality changes in time. The LMB consists of 10 soil categories, each representing a different combination of land use and soil type. In each category, samples from topsoil, subsoil and the upper groundwater are taken on 20 different locations spread across the country. Sampling is repeated every six years. Chemical analysis of the samples is focused on heavy metals, Polycylic Aromatic Hydrocarbons (PAH) and pesticides. The first LMB sampling round was conducted between 1993 and 1997, while the second (1999-2003) is now in progress. The results of the first round are documented here. Heavy metal and PAH levels were found to be generally low compared to Dutch soil quality target values for these compounds, while pesticide levels were high. Most of the diffuse soil pollution in the Netherlands is caused by historical (no longer present) pollution sources such as the metal industry in the southern part of the Netherlands or traffic in pre-katalysator times. Nowadays, agriculture is the main source of diffuse soil pollution. Accumulation of heavy metals in agricultural soils is widespread. Increasing exceedance of soil quality target values and crop quality standards is expected in the future.VROM-DGM-BW
    corecore