58 research outputs found

    The effectiveness of a trauma-focused psycho-educational secondary prevention program for children exposed to interparental violence: study protocol for a randomized controlled trial

    Get PDF
    Background: Children who witness interparental violence are at a heightened risk for developing psychosocial, behavioral and cognitive problems, as well as posttraumatic stress symptoms. For these children the psycho-educational secondary prevention program 'En nu ik...!' ('It's my turn now!') has been developed. This program includes specific therapeutic factors focused on emotion awareness and expression, increasing feelings of emotional security, teaching specific coping strategies, developing a trauma narrative, improving parent-child interaction and psycho-education. The main study aim is to evaluate the effectiveness of the specific therapeutic factors in the program. A secondary objective is to study mediating and moderating factors. Methods/design: This study is a prospective multicenter randomized controlled trial across cities in the Netherlands. Participants (N = 140) are referred to the secondary preventive intervention program by police, social work, women shelters and youth (mental health) care. Children, aged 6-12 years, and their parents, who experienced interparental violence are randomly assigned to either the intervention program or the control program. The control program is comparable on nonspecific factors by offering positive attention, positive expectations, recreation, distraction, warmth and empathy of the therapist, and social support among group participants, in ways that are similar to the intervention program. Primary outcome measures are posttraumatic stress symptoms and emotional and behavioral problems of the child. Mediators tested are the ability to differentiate and express emotions, emotional security, coping strategies, feelings of guilt and parent-child interaction. Mental health of the parent, parenting stress, disturbances in parent-child attachment, duration and severity of the domestic violence and demographics are examined for their moderating effect. Data are collected one week before the program starts (T1), and one week (T2) and six months (T3) after finishing the program. Both intention-to-treat and completer analyses will be done. Discussion: Adverse outcomes after witnessing interparental violence are highly diverse and may be explained by multiple risk factors. An important question for prevention programs is therefore to what extent a specific focus on potential psychotrauma is useful. This trial may point to several directions for optimizing public health response to children's exposure to interparental violence

    Reducing restrictive measures in complex long-term care for people with intellectual disabilities:Implementation interventions through the lens of normalisation process theory

    Get PDF
    BACKGROUND The multi-disciplinarity of long-term care for people with intellectual disabilities makes organisations seek stability and predictability, complicating implementing innovations. Interventions to implement a method for reducing restrictive measures were analysed through the lens of Normalisation Process Theory to understand the social mechanisms at play. METHODS Process notes, collected during a trial in which a method to reduce restrictive measures was implemented, were analysed guided by implementation interventions defined by Cochrane Effective Practice and Organisation of Care Review Group. These interventions were mapped to social mechanisms of Normalisation Process Theory. RESULTS Implementation interventions were widely used in which clients’ perspectives were expressed (client-related-interventions), and consensus processes were held with care professionals. These interventions initiated NPT’s social mechanisms’ Coherence, Cognitive Participation and Collective Action. CONCLUSIONS The emphasis on consensus and clients’ perspectives when methodically reducing restrictive measures reflects some unique implementation challenges in long-term intellectual disability care

    The quality of different types of child care at 10 and 18 months. A comparison between types and factors related to quality.

    Get PDF
    The quality of care offered in four different types of non-parental child care to 307 infants at 10 months old and 331 infants at 18 months old was compared and factors associated with higher quality were identified. Observed quality was lowest in nurseries at each age point, except that at 18 months they offered more learning activities. There were few differences in the observed quality of care by child-minders, grandparents and nannies, although grandparents had somewhat lower safety and health scores and offered children fewer activities. Cost was largely unrelated to quality of care except in child-minding, where higher cost was associated with higher quality. Observed ratios of children to adults had a significant impact on quality of nursery care; the more infants or toddlers each adult had to care for, the lower the quality of the care she gave them. Mothers' overall satisfaction with their child's care was positively associated with its quality for home-based care but not for nursery settings

    The effects of parental components in a trauma-focused cognitive behavioral based therapy for children exposed to interparental violence: study protocol for a randomized controlled trial

    Get PDF

    Interviewstudie geweld in de residentiële jeugdzorg

    No full text
    Voor de deelstudie residentiĂ«le jeugdzorg zijn semigestructureerde diepte-interviews gehouden met 19 oud-pupillen en 7 (oud-)medewerkers uit de residentiĂ«le jeugdzorg van 1945-heden. Het doel van de interviews was om een diepgaander begrip te krijgen van de beleving en betekenis van het geweld dat heeft plaatsgevonden binnen de residentiĂ«le jeugdzorg van 1945-heden. Alle geĂŻnterviewde oud-pupillen hadden ervaring met of waren getuige geweest van een bepaalde vorm van geweld in de instelling(en) waar zij hadden gewoond. Relatief meer oud-pupillen hebben hun ervaringen gedeeld over de eerste decennia (1945-1965: 9 pupillen; 1965-1985: 6 pupillen; 1985-2005: 5 pupillen; 2005-heden: 2 pupillen – sommige pupillen verbleven in meerdere decennia in een instelling). Bij de medewerkers ligt het zwaartepunt op een iets latere periode (1945-1965: 1 medewerker; 1965-1985: 4 medewerkers; 1985-2005: 4 medewerkers; 2005-heden: 3 medewerkers). De geĂŻnterviewde oud-pupillen en medewerkers zijn geworven via het meldpunt van de Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, via oproepen op sociale media en via het netwerk van de onderzoekers of andere betrokkenen. Alle respondenten kregen een informatiebrief met daarin uitleg over het onderzoek en dat binnen het project breed naar geweld wordt gekeken. De definitie van geweld binnen dit project is: elk, al dan niet intentioneel, voor een minderjarige bedreigend gedrag van fysieke, psychische of seksuele aard dat fysiek of psychisch letsel toebrengt aan het slachtoffer (Commissie Onderzoek naar Geweld in de Jeugdzorg, 2016, p. 9). Ook kregen de respondenten een toestemmingsformulier. Voorafgaande aan het interview stemden zij schriftelijk in met deelname aan het onderzoek. Tijdens het interview is nogmaals mondeling uitgelegd aan de respondenten waar het project over ging, dat we breed naar geweld kijken en dat we graag met de respondent in gesprek gingen over hun ervaringen met en belevingen van geweld, de situaties en instellingen waarbinnen dit geweld plaatsvond en welke gevolgen dit geweld heeft gehad in hun leven. Een beschrijving van de methode staat in de bijlage, met daarin o.a. aandacht voor toetsing door de ethische commissie, de topiclijst, de informed consent procedure en een overzichtstabel van respondenten. Het onderzoeksprotocol is getoetst en goedgekeurd door de commissie onderzoeksethiek van de Faculteit der Gedrags- en Bewegingswetenschappen van de Vrije Universiteit Amsterdam (VCWE-2017-124). Na interviews met 19 oud-pupillen en 7 medewerkers uit de residentiĂ«le jeugdzorg hebben we een beeld gekregen van de zeer diverse geweldsvormen die plaatsvonden binnen de residentiĂ«le jeugdzorg en de context waarin het geweld plaatsvond van 1945 tot heden. We hebben een beeld gekregen om wat voor kinderen het ging die uithuisgeplaatst werden en welke bagage zij meenamen naar de instelling. We kregen ook in beeld hoe het geweld in de instelling eruit zag, wie er bij betrokken waren, hoe de oud-pupillen en medewerkers het geweld destijds hebben ervaren, hoe zij met het geweld om zijn gegaan en of zij er over konden praten. Ook kwamen uit de interviews mogelijke risicofactoren naar voren die belangrijk kunnen zijn voor het ontstaan van geweld en vertelden de respondenten ons over de pedagogische visies in de instellingen in de verschillende tijdsperioden. Daarnaast hebben we met de oud-pupillen gesproken over de hulp die zij hebben gehad bij het (verwerken van) geweld en welke gevolgen het geweld heeft gehad in hun verdere leven. Tenslotte hebben zowel oud-pupillen als medewerkers nagedacht over tips die belangrijk zijn om geweld in de jeugdzorg te voorkomen. De bevindingen van deze bronstudie zijn gebaseerd op de ervaringen en reflecties van oud-pupillen en medewerkers die allemaal geweld hebben ervaren of hiervan getuige zijn geweest en die bereid waren hierover uitgebreid te praten. Dit betreft een selecte groep aangezien we niet gericht hebben gezocht naar oud-pupillen en medewerkers die geen geweld hebben meegemaakt. Bovendien was de onderzoeksopzet er niet op gericht een grotere groep mensen te interviewen. De resultaten vormen dan ook geen representatief beeld van de residentiĂ«le jeugdzorg, maar geven ons wel verdiepend inzicht hoe direct betrokkenen het geweld in de residentiĂ«le jeugdzorg beleefden, wat ze denken over hoe dat heeft kunnen gebeuren en welke gevolgen het in hun beleving heeft gehad. Bij de kwalitatieve analyse van de interviews laten wij de ervaringen van de oud-pupillen en medewerkers tot hun recht komen door regelmatig voorbeelden en citaten uit hun interviews weer te geven. Dit betekent dat de lezer uiteenlopende (zeer) heftige ervaringen zal tegenkomen in deze studie. Wij vragen de lezer nadrukkelijk de leeswijzer ter harte te nemen alvorens verder te lezen in dit rapport
    • 

    corecore