Feitelijk leidinggeven. Hoe een weinig vernieuwend arrest toch veel nieuws kan brengen; een kritische beschouwing

In diens recente overzichtsarrest blijft de Hoge Raad in weerwil van tegengeluiden vanuit de lagere rechtspraak en de literatuur vasthouden aan het opzetvereiste voor feitelijk leidinggeven. Daarmee wordt het deelnemingskarakter van deze aansprakelijkheidsfiguur nogmaals bevestigd. Die bevestiging is geheel terecht, maar het (waarschijnlijk onbedoelde neven)gevolg van de huidige benadering van dat opzetvereiste is wel dat de ondermaats presterende leidinggevende beter af is dan zijn normconform of bovenmaats presterende collega. Dit specifieke punt vergt nog redressering door de Hoge Raad en zou verholpen kunnen worden door een meer zorgplichtgerichte benadering van voorwaardelijk opzet

Witwassen en deelname aan een criminele organisatie als vangnet voor indirecte betrokkenheid van ondernemingen bij mensenrechtenschendingen:Een analyse van de aangifte tegen de Rabobank

Witwassen en deelname aan een criminele organisatie worden in de literatuur naar voren gebracht als mogelijke opties om indirecte betrokkenheid van Nederlandse ondernemingen bij ernstige mensenrechtenschendingen te redresseren. In deze bijdrage worden die mogelijkheden nader geanalyseerd aan de hand van een concrete casus: de vermeende betrokkenheid van de Rabobank bij witwasactiviteiten voor de Mexicaanse drugskartels in de VS. De aangifte die door SMX Collective is gedaan tegen de bank roept namelijk diverse juridisch interessante vragen op over toerekening in concernverhoudingen; een onderwerp dat tot op heden relatief onderbelicht is gebleven in literatuur en jurisprudentie en derhalve aandacht verdient

Stability of development and behavior of preterm children

Vroeggeboorte verhoogt het risico op problemen in gedrag en ontwikkeling op latere leeftijd. Het is echter onduidelijk bij welke kinderen de problemen verdwijnen, ontstaan of voortbestaan. Jorijn Hornman ging in haar promotieonderzoek na of en hoe problemen in gedrag en ontwikkeling veranderen bij te vroeggeboren kinderen rond het naar de basisschool gaan en in de pubertijd. Haar proefschrift laat zien dat problemen in gedrag en ontwikkeling bij te vroeggeboren kinderen vaker dan bij op tijd geboren kinderen ontstaan, voortbestaan en verdwijnen als ze naar de basisschool gaan. Hierbij speelt de mate van vroeggeboorte een rol: extreme vroeggeboorte (geboorte bij <32 zwangerschapsweken) veroorzaakt vaker algehele problemen die ontstaan of voortbestaan, en matige vroeggeboorte (geboorte bij 32-35 zwangerschapsweken) veroorzaakt vooral problemen op specifieke gebieden en problemen verdwijnen vaker. Het risico op het ontstaan en voortbestaan van ontwikkelingsproblemen was sterker verhoogd voor kinderen met een minder optimale sociale context dan voor kinderen met problemen rond de geboorte. Als puber hebben matig te vroeggeboren kinderen een executief functioneren (cognitieve vaardigheid om gedrag te organiseren) dat vrijwel vergelijkbaar is met dat van op tijd geboren kinderen. Het is belangrijk om deze bevindingen in hun context te bezien; ongeveer 80% van de te vroeggeboren kinderen heeft geen problemen, en bij ongeveer de helft verdwijnen problemen die ze hebben in het eerste schooljaar. Omdat bij te vroeggeboren kinderen relatief meer problemen ontstaan of voortbestaan als ze naar school gaan, moeten deze kinderen worden gevolgd tot in de schoolleeftijd. Nu gebeurt dat alleen bij extreem te vroeggeboren kinderen

Cyclone resilient landscape : the case of Vatomandry, Madagascar

Abstract: Madagascar, one of the poorest countries in the world, has to deal with cyclones every year. The impact of a cyclone can be devastating, leaving areas with houses damaged, floods and damaged crops. The aftermath has an even greater impact.The floods increase the number of people affected by water-borne and related diseases. The NGO CARE, the audience for this thesis, is working with their Disaster Risk Reduction (DRR) program in Madagascar to diminish these effects and to return inhabitants to their original standard of living. In this thesis we note that, within the DRR program of CARE, the landscape-based design approach,a method commonly used in the field of landscape architecture, has not yet been integrated into this program. An integral approach could, however, improve resiliency and the standard of living. The research question relating to this statement is: What measures related to the landscape-based design approach are needed to establish resiliency in a disaster-prone developing region? The measures should relate to CARE’s methods and to physical activities implementable by the inhabitants of Vatomandry, which is the case study for this thesis.To answer this question, different methods have been used and executed, partly in the Netherlands and partly in Madagascar. Landscape analysis was performed and participatory workshops were organised. By means of the landscape analysis, a full understanding of the landscape processes of the study area was generated. The participatory workshops were important as they provided this research with local knowledge; even more relevant was establishing ownership of the project on the part of the inhabitants. The participatory workshops entailed the proven Green Towns workshop of Duchhart and a photomontage workshop.The Green Towns workshop proved insufficient on its own to proceed towards taking active steps for improvement of the environment; therefore, a photomontage workshop was also organised. This then led to an Action Day, in which one of the measures was carried out. Achieving this first measure will hopefully have a positive effect in terms of carrying out the other measures and interventions suggested in this thesis. The data gathered in Madagascar were analysed and ordered in the Netherlands; they were then used as input for the design aimed at enhancing resiliency. The results from the participative workshops were translated from short-term solutions for the benefit of individuals to a long-term landscape plan for the benefit of the community. The design is not a blueprint design. The landscape plan provides recommendations for environmental improvements in Vatomandry, along with design prinxvi ciples generally applicable for similar cities along the east coast. The interventions include a drainage system against floods, shelterbelts, sand fences, and  urifying wetlands and vegetation for shelter, health and income. The final result and answer to the research question can be found in several measures – methodological and physical – aimed at improving the resiliency of the landscape against tropical cyclones. The overall methodology is intended to be replicable for similar cities that also suffer from natural disasters.Résumé: Chaque année, Madagascar, un des pays les plus pauvres du monde, doit faire face à des cyclones. L’impact d’un cyclone peut être dévastateur, laissant des régions avec des maisons détruites, des inondations et les cultures endommagés.La suite a un effet encore plus important. Les inondations augmentent le nombre des personnes qui sont touchées par des maladies portées par les eaux et des maladies connexes. L’ONG CARE, assistance de cette thèse, travaille à Madagascar pour réduire ces effets avec leur programme de Réduction des Risques de Catastrophes (DRR) et à redonner aux habitants leur niveau de vie original. Dans cette thèse nous énonçons que, dans ce programme DRR de CARE, l’approche reposant sur l’aménagement paysager (landscape-based design approach), une méthode souvent utilisée dans l’architecture paysagiste, qui n’a pas encore été intégré ici. Cette approche intégrée pourrait améliorer la résilience et le niveau de vie. La question de recherche au coeur de ce rapport cest: Quelles actions liées à l’approche reposant sur l’aménagement paysager sont nécessaires pour établir de la résilience dans une région en voie de développement enclins aux catastrophes? Les actions devraient se rapporter aux méthodes de CARE et aux actions physiques exécutable par les habitants de Vatomandry, le cas d’étude de cette thèse. Pour répondre à cette question, des méthodes différentes sont employées et exécutées, en partie aux Pays-Bas et en partie au Madagascar. L’analyse de paysage a été exécutée et des ateliers participatifs ont été organisés. Au moyen de l’analyse de paysage, une compréhension complète des processus de paysage du secteur d’étude a été produite. Les ateliers participatifs étaient importants car ils ont fourni à cette étude la connaissance locale nécessaire. Et ils ont permis aux locaux de s’approprier les mesures. Les ateliers participatifs comportent l’atelier nommé Green Towns (les villes vertes) de Duchhart, et un atelier de montage de photos. L’atelier Green Towns lui-même ne suffisait pas pour procéder à l’action pour améliorer l’environnement, donc un atelier de montage de photos a été organisé. Ceci a conduit à une Journée d’Action, où une des actions a été exécutée. L’accomplissement devrait avoir un effet positif afin d’exécuter d’autres actions et les interventions suggérées dans cette thèse. Les données recueillies en Madagascar ont été analysées et organisées aux Pays-Bas et ont été utilisées comme données pour concevoir l’augmentation de la résilience. Les résultats des ateliers participatifs ont été transformés à partir de solutions à court terme pour des avantages individuels en un plan paysagiste à long terme pour des avantages pour toute la communauté. La conception des mesures mises en place n’est pas une conception de modèle universel. Le plan d’aménagement paysager fournit des recommandations pour des améliorations environnementales de Vatomandry et des principes applicables pour des villes similaires le long de la côte est. Les interventions impliquent une canalisation contre les inondations, des brise-vent, des barrières de sable, des lagunes d’épuration et l’utilisation de la végétation comme abri, la santé et des revenus. La réponse finale à la question de recherche ce sont plusieurs actions – méthodologiques et physiques – pour atteindre la résilience améliorée du paysage contre les cyclones tropicaux. La méthodologie générale devrait être reproductible pour les villes semblables qui souffrent également des catastrophes naturelles.ASC – Publicaties niet-programma gebonde

Stability of Executive Functioning of Moderately-Late Preterm and Full-Term Born Children at Ages 11 and 19:The TRAILS Cohort Study

Moderately-late preterm-born children (MLPs, 32-36 weeks gestational age, GA) have poorer executive functioning (EF) at primary school age than full-term children (FTs). Evidence is lacking on their EF in adolescence, but for early preterm-born children, this has been shown to be much poorer. We, therefore, compared EF of MLPs and FTs at ages 11 and 19 and assessed development between these ages. We obtained data from TRAILS, a community-based prospective cohort study in the northern Netherlands, on 98 MLPs and 1832 FTs. We assessed EF by the Amsterdam Neuropsychological Tasks (ANT) at ages 11 and 19 years and computed gender-specific z-scores on reaction time and accuracy. We compared baseline speed, pattern search, working memory, sustained attention, inhibition, and attentional flexibility of MLPs and FTs crude, and adjusted for small-for-GA status, socioeconomic status, and estimated intelligence. MLPs and FTs performed similarly on all EF components at ages 11 and 19, except for the speed, but not the accuracy measure of attentional flexibility. This was slightly poorer for MLPs than FTs at age 19 (adjusted B 0.25; 95% confidence interval: 0.00 to 0.50; p = 0.047), but not at age 11 (adjusted B -0.02; -0.19 to 0.22; p = 0.87). Differences in EF between MLPs and FTs did not change significantly from age 11 to 19. MLPs had comparable EF on most components as FTs, with only attentional flexibility at age 19 developing slightly poorer for MLPs than for FTs. These findings suggest the effects of MLP birth on long-term EF to be small

Predictors of persistent and changing developmental problems of preterm children

BACKGROUND: Accurate prediction of persistent and emerging developmental problems in preterm-born children may lead to targeted interventions. AIMS: To determine whether specific perinatal and social factors were associated with persistent, emerging, and resolving developmental problems of early-preterm (EPs) and moderately-and-late-preterm children (MLPs) from before to after school entry. STUDY DESIGN: Observational longitudinal cohort study, part of the LOLLIPOP cohort-study. SUBJECTS: 341 EPs and 565 MLPs. OUTCOME MEASURES: Developmental problems using the Ages and Stages Questionnaire at ages 4 and 5. We collected data on perinatal and social factors from medical records. Using logistic regression analyses we assessed associations between 48 factors and persistent, emerging, and resolving problems. RESULTS: Of EPs, 8.7% had persistent and 5.1% emerging problems; this was 4.3% and 1.9% for MLPs, respectively. Predictors for persistent problems included chronic mental illness of the mother, odds ratio (95% confidence interval) 8.01 (1.85-34.60), male sex 4.96 (2.28-10.82), being born small-for-gestational age (SGA) 2.39 (1.15-4.99), and multiparity 3.56 (1.87-6.76). Predictors for emerging problems included MLP birth with prolonged premature rupture of membranes (PPROM) 5.01 (1.38-18.14). Including all predictors in a single prediction model, the explained variance (Nagelkerke R2) was 21.9%, whereas this was 3.0% with only EP/MLP birth as predictor. CONCLUSIONS: Only few perinatal and social factors had associations with persistent and emerging developmental problems for both EPs and MLPs. For children with specific neonatal conditions such as SGA, and PPROM in MLPs, problems may persist. Insight in risk factors largely improved the prediction of developmental problems among preterm children