4 research outputs found

    Hydrodynamica en morfodynamica van de monding van het Haringvliet

    No full text
    Onder de rook van het Rotterdamse havengebied ligt het Haringvliet. Het Haringvliet is het bovenste estuarium van de Nederlandse rivierendelta en is in 1970 met een dam afgesloten. Deze Haringvlietdam is uitgevoerd met spuisluizen. Het gebied aan de zeezijde van de dam, de monding van het Haringvliet, is door deze ingreep sterk veranderd en is een interessant natuurgebied geworden. Door de steeds wisselende waterbewegingen is een dynamisch kustgebied ontstaan met geulen, platen, slikken en schorren. Tevens is het gebied een veel bezocht recreatiegebied. Duinen en strand langs de kust van Goeree, Rockanje en Voome dienen zowel voor recreatie, natuur als primaire waterkering. Door het Slijkgat en NoordPampus loopt de vaargeul waardoor de haven van Stellendam bereikbaar is. Met het huidige spuibeheer van de Haringvlietsluizen (LPH84) wordt tijdens laagwater zoet rivierwater in de monding van het Haringvliet geloosd. Momenteel worden plannen ontwikkeld om de Haringvlietsluizen voor een deel voortdurend open te zetten. De morfodynamische ontwikkelingen, die ten gevolge van het openen van de Haringvlietsluizen in de monding van het Haringvliet zullen plaatsvinden, zijn onderzocht met behulp van een computermodel. Met behulp van DELFT2D-MOR, dat door het Waterloopkundig Laboratorium ter beschikking is gesteld, is een 2D-morfodynamisch model van de monding van het Haringvliet ontwikkeld. Het Haringvliet-model heeft een voldoende toegesneden resolutie, zodat de processen in het gebied goed kunnen worden gesimuleerd. Hierbij zijn de handelingen, die nodig zijn bij de ontwikkeling van een model, als aanvulling op bestaande handleidingen, uitgebreid vastgelegd. Ten einde inzicht te verkrijgen in de mogelijkheden en de beperkingen van de modellering van een intergetijdebekken met DELFT2D-MOR, is het model kwalitatief aan een validatie en gevoeligheidsanalyse onderworpen. Hierbij zijn diverse variabelen zoals de korrelgrootte, de windopzet, het getijverschil en verschillende vormen van golf-stroominteractie onderzocht. Met name de korrelgrootte, die in het model uniform is verdeeld, en de golfstroominteractie bepalen de nauwkeurigheid van het resultaat. Met het ontwikkelde model zijn berekeningen met het huidige spuibeheer en het GETEMD GETIJ spuibeheer uitgevoerd. De berekeningen zijn getoetst aan metingen, aan een conceptueel model en aan de resultaten van het gevoeligheidsonderzoek. Het model laat onder gemiddelde omstandigheden een brede varieteit aan in de natuur geobserveerde bodemveranderingen zien. In de Bijker-transport formule, die in deze studie is toegepast, wordt dwarstransport van sediment door golfasymmetrie niet berekend. Het ontbreken van dwarstransport door golfasymmetrie en de uniform verdeelde korrelgrootte verklaren de grote verschillen met de metingen. Met behulp van de resultaten van de berekeningen en het validatie- en gevoeligheidsonderzoek zijn voorspellingen gedaan met betrekking tot de ontwikkeling van de monding van het Haringvliet onder invloed van het GETEMD GETIJ spuibeheer. Door het openen van de sluizen treedt er een verruiming van de geulen en een uitbouw van de Haringvlietdelta op. De veranderingen strekken zich tot de NAP -7.5 meter dieptelijn.Hydraulic EngineeringCivil Engineering and Geoscience

    Post-anaesthesia pulmonary complications after use of muscle relaxants (POPULAR): a multicentre, prospective observational study

    No full text
    Background Results from retrospective studies suggest that use of neuromuscular blocking agents during general anaesthesia might be linked to postoperative pulmonary complications. We therefore aimed to assess whether the use of neuromuscular blocking agents is associated with postoperative pulmonary complications.Methods We did a multicentre, prospective observational cohort study. Patients were recruited from 211 hospitals in 28 European countries. We included patients (aged >= 18 years) who received general anaesthesia for any in-hospital procedure except cardiac surgery. Patient characteristics, surgical and anaesthetic details, and chart review at discharge were prospectively collected over 2 weeks. Additionally, each patient underwent postoperative physical examination within 3 days of surgery to check for adverse pulmonary events. The study outcome was the incidence of postoperative pulmonary complications from the end of surgery up to postoperative day 28. Logistic regression analyses were adjusted for surgical factors and patients' preoperative physical status, providing adjusted odds ratios (ORadj) and adjusted absolute risk reduction (ARR(adj)). This study is registered with ClinicalTrials. gov, number NCT01865513.Findings Between June 16, 2014, and April 29, 2015, data from 22 803 patients were collected. The use of neuromuscular blocking agents was associated with an increased incidence of postoperative pulmonary complications in patients who had undergone general anaesthesia (1658 [7.6%] of 21 694); ORadj 1.86, 95% CI 1.53-2.26; ARR(adj) -4.4%, 95% CI -5.5 to -3.2). Only 2.3% of high-risk surgical patients and those with adverse respiratory profiles were anaesthetised without neuromuscular blocking agents. The use of neuromuscular monitoring (ORadj 1.31, 95% CI 1.15-1.49; ARR(adj) -2.6%, 95% CI -3.9 to -1.4) and the administration of reversal agents (1.23, 1.07-1.41; -1.9%, -3.2 to -0.7) were not associated with a decreased risk of postoperative pulmonary complications. Neither the choice of sugammadex instead of neostigmine for reversal (ORadj 1.03, 95% CI 0.85-1 center dot 25; ARR(adj) -0.3%, 95% CI -2.4 to 1.5) nor extubation at a train-of-four ratio of 0.9 or more (1.03, 0.82-1.31; -0.4%, -3.5 to 2.2) was associated with better pulmonary outcomes.Interpretation We showed that the use of neuromuscular blocking drugs in general anaesthesia is associated with an increased risk of postoperative pulmonary complications. Anaesthetists must balance the potential benefits of neuromuscular blockade against the increased risk of postoperative pulmonary complications
    corecore