312 research outputs found

    The use of attenuated isolates of Pepino mosaic virus for cross-protection

    Get PDF
    Pepino mosaic virus (PepMV) has recently emerged as a highly infectious viral pathogen in tomato crops. Greenhouse trials were conducted under conditions similar to commercial tomato production. These trials examined whether tomato plants can be protected against PepMV by a preceding infection with an attenuated isolate of this virus. Two potential attenuated isolates that displayed mild leaf symptoms were selected from field isolates. Two PepMV isolates that displayed severe leaf symptoms were also selected from field isolates to challenge the attenuated isolates. The isolates with aggressive symptoms were found to reduce bulk yields by 8 and 24% in single infections, respectively. Yield losses were reduced to a 0–3% loss in plants that were treated with either one of the attenuated isolates, while no effects were observed on the quality of the fruits. After the challenge infection, virus accumulation levels and symptom severity of the isolates with aggressive symptoms were also reduced by cross-protection. Infection with the attenuated isolates alone did neither affect bulk yield, nor quality of the harvested tomato fruits

    Hygiëneprotocol komkommer : protocol gericht op voorkomen en tegen gaan van verspreiding van virussen en virusziekten in de teelt van komkommer

    Get PDF
    In dit rapport wordt ingegaan op de probleemanalyse van virussen in komkommer, de herkenning van komkommerbontvirus, komkommermozaïekvirus, tabaksnecrosevirus, meloenennecrosevirus, pseudo-slavergelingsvirus, courgettegeelmozaïekvirus, watermeloenenmozaïekvirus en komkommerblekevruchtenviroïde en de te treffen hygiënemaatregele

    Komkommerbontvirus-isolaten en rasgevoeligheid

    Get PDF
    Op basis van de resultaten van de genetische verwantschappen is duidelijk geworden dat er groepen van oude en nieuwe isolaten te onderscheiden zijn. Dat de virusisolaten die momenteel in de praktijk voorkomen duidelijk genetisch afwijken van hetgeen er voor 2000 voorkwam en ook t.o.v. van buitenlandse isolaten. Er kon echter geen relatie worden gelegd tussen de symptomen en de diverse isolaten. Wel is er een effect gezien van een isolaat uit 1979 en een isolaat uit 2011 op gangbare rassen en rassen waarbij minder symptomen van het virus worden waargenomen. Het isolaat uit 1979 leverde meer symptomen op dan die uit 2011 en dat was onverwachts. Ook de opbrengst was bij de gevoelige rassen lager bij infectie met het oude isolaat

    Biologische grondontsmetting bij de teelt van trekheesters: Implementatie van een alternatieve ontsmettingsmerhode in de praktijk

    Get PDF
    This report is about biological soil disinfestation with an organic product named Herbie 7022. The effect has been investigated against Verticillium dahliae, Meloidogyne incognita and larvae of Serica brunnea. All larvae of Serica brunnea are killed after application of a period of anaerobic conditions. Against Meloidogyne incognita the method of biological soil disinfestation with Herbie 7022 is less effective. No effect of adding Herbie 7022 on a depth of 20 cm is determined compared with only coverage of the soil with plastic foil and adding no extra products. An effect Herbie 7022 is visible against Meloidogyne incognita on a level of 50 cm depth. The same conclusions can be drawn for Verticillium dahliae. After 8 weeks of anaerobic conditions there is no significant difference between the application of Herbie 7022, compared with a treatment of only coverage of the soil with plastic foil. In deeper layers adding of Herbie 7022 shows an effect in this experiment. The knowledge produced in this project is applicable for growers of Syringa and Viburnum in the Aalsmeer region in The Netherlands. For them chemical or physic soil disinfestation is not optional and therefore biological soil disinfestation might help them to suppress high levels of pathogens and pests in their peaty soils

    Vroege besmetting tomaat met pepinomozaïekvirus

    Get PDF
    In Naaldwijk is in 2002 onderzoek gedaan naar het effect van een zeer vroege infectie van pepinomozaïekvirus (PepMV) bij planten op het zaaibed op symptoomontwikkeling en opbrengst. Voor dit onderzoek zijn de volgende vier tomatenrassen gebruikt: Aromata, Cedrico, Clotilde en Rhapsodie. Een deel van deze planten zijn zeer vroeg (eind november 2001) , op het zaaibed, met PepMV geïnfecteerd. Alle planten zijn half december 2001 in de kas gezet. In april 2002 is een tweede serie tomatenplanten met PepMV geïnfecteerd. Binnen vijf dagen na de vroege infectie verschenen nogal heftige symptomen op jonge planten. Bij drie van de vier rassen bleven de vroeg geïnfecteerde planten gedurende een lange tijd achter in groei in vergelijking met de onbehandelde planten. De planten die in april werden geïnfecteerd met PepMV lieten binnen vier weken na infectie wat bladsymptomen zien. Van deze laatste planten zijn wat vruchten met symptomen gekomen. Van de vroeg geïnfecteerde planten zijn niet of nauwelijks vruchten met symptomen waargenomen. Bij het oogsten werden de vruchten geteld en gewogen en werd onderscheid gemaakt in export, binnenland, eventueel vruchtsymptomen en neusrot. Dit onderzoek is in enkelvoud uitgevoerd en door het ontbreken van herhalingen kunnen uit onderstaande gegevens maar beperkte conclusies worden getrokken. Bij het overzicht van de totale productie valt op dat de laagste opbrengst is bij de planten die zeer vroeg zijn geïnfecteerd met PepMV en de hoogste productie bij de planten die in april zijn geïnfecteerd. Per ras zijn er wel verschillen waargenomen

    Overleving van komkommerbontvirus (CGMMV) in verschillende milieus

    Get PDF
    Komkommerbontvirus is een virus dat via mechanische overdracht en zaad kan worden verspreid. Via sap van geïnfecteerde planten kan bij alle gewashandelingen zoals indraaien, snoeien en oogsten het virus worden overgedragen op gezonde planten. Verspreiding van het virus is mogelijk via besmet materiaal zoals mesjes, scharen, kleding en fust. Het virus kan overblijven in gewasresten zoals bladeren, wortels en vruchten. Grote vraag is of er ook andere bronnen voor een nieuwe infectie met komkommerbontvirus zijn? Doel van het onderzoek is om praktische kennis voor de telers te vergaren die direct toepasbaar is en antwoord geeft op de in de praktijk levende vragen

    Bestrijding en beheersing van overmatige groei van de schimmel Leucocoprinus birnbaumii bij de teelt van Phalaenopsis

    Get PDF
    Phalaenopsis is cultivated using mainly bark as a substrate, in some cases additional material is added like sphagnum or foam. During cultivation a sudden fungal growth can be determinated in the substrate. In some cases only primordia are visible but even mushrooms develop on the substrate. Leucocoprinus birnbaumii, the yellow parasol or the flower pot parasol, is observed in Phalaenopsis. Damage is mainly cosmetic. There is no or hardly any interference with Phalaenopsis, plants are vital, develop well and have a long shelf life. An excessive growth of fungal hyphe can turn the bark into a hydrophobic substrate. In this research the biology of L. birnbaumii is studied. Especially the influence of different parameters on the biology of this fungus is studied. On top of this the effect of plan protection products are studied to observe the effect on the fungus directly as well as in growing substrate. The development of this fungus will stop if treated with a fungicide like Ortiva (azoxystrobine) and if a high dosage of the fungicide Switch (fludioxonil en cyprodinil) is used. These results cannot be repeated under practical circumstances. Therefore we are not able to draw any conclusions about the effect of the previously mentioned fungicides in substrate. The outcome of this research, the hypotheses and the experience this gathered during this experiment ask for more research in the near future

    Toepasssing van Aquanox in de glastuinbouw

    Get PDF
    Wageningen UR Glastuinbouw heeft samen met Reinders Vernevelings- en Ontsmettingstechniek het project uitgevoerd naar Toepassingen van Aquanox in de glastuinbouw. Gefinancierd door Productschap Tuinbouw en Ministerie EL&I. Screeningstesten onder laboratoriumcondities geven aan dat er een brede werking is tegen schimmels en bacteriën. Virusdeeltjes in plantensap werden echter nog onvoldoende gedood door geactiveerd water. Screening van het gedrag van insecten op overleving na 24 uur in een vernevelingsbehandeling met Aquanox gaf geen doding op natuurlijke plaagbestrijders. Een lichte bestrijdende werking werd gevonden op witte vlieg, spintmijt en Californische trips. De proeven met tomaat, komkommer, roos, Poinsettia en gerbera geven aan dat er een bestrijdend effect is van geactiveerd water tegen echte meeldauw en Botrytis. Het vervolgonderzoek zal gericht zijn op vermindering van corrosierisico’s en vermindering van risico op gewasschade binnen diverse toepassingen in de teel
    • …
    corecore