22 research outputs found

    Persistent pollutants in the white-tailed eagle (Haliaeetus albicilla) in the Federal Republic of Germany

    No full text
    A study was made of the possible relationship between persistent pollutants and the decline in reproductive success of the White-tailed Eagle (Haliaeetus albicilla) in Schleswig Holstein, Federal Republic of Germany. Chemical analyses were made of Eagle's eggs, of one adult Eagle which was found dead, and of specimens of several species of predatory animals and of two Sparrow Hawks which were also found dead. The conclusion is that it is very probable that could be the main factor responsible for the decline of reproductive success of the White-tailed Eagle in Schleswig Holstein

    De visstand in het Rotterdamse havengebied en mogelijke effecten van koelwaterlozingen

    No full text
    In 1999 is in opdracht van RWS/Directie Zuid-Holland de samenstelling van de visstand in vier Rotterdamse havens onderzocht. Doel van dit onderzoek is om een beeld te krijgen van de samenstelling van de visstand in het Rotterdamse havengebied en om de mogelijke effecten van koelwaterlozingen in havenbekkens te achterhalen. Derhalve is in twee havens met koelwaterlozingen en in twee havens zonder koelwaterlozingen gevist. Omdat de samenstelling van de visstand seizoensafhankelijk is zijn de visstandbemonsteringen zowel op het einde van de zomer (augustus) als aan het begin van de winterperiode (november) uitgevoerd. Uit de bemonsteringen blijkt dat het Rotterdamse havengebied een zeer diverse visstand herbergt. Door de ligging van de havens op de overgang van zoet naar zout zijn zoetwater- en zoutwatersoorten ruim vertegenwoordigd in de vangsten. Dominante soorten zijn voor zoet blankvoorn, brasem en snoekbaars en voor zout haring en sprot. De Nieuwe Waterweg is een van de weinige open verbindingen tussen rivieren en de zee wat het relatief hoge aantal migrerende vissoorten in de havens verklaart. Naast de algemeen voorkomende spiering en driedoornige stekelbaars is bijvoorbeeld de vangst van een grote marene opmerkelijk. Er zijn eveneens enkele vertegenwoordigers uit het estuariene vissengilde aangetroffen alhoewel de vertegenwoordiging uit deze groep, waarschijnlijk als gevolg van de scherpe overgang van zoet naar zout, beperkt is. Bot en dikkopje zijn de meest voorkomende estuariene soorten. Op basis van metingen aan de watertemperaturen is geconstateerd dat tijdens de bemonsteringsperiode de maximale opwarming van de havens met koelwaterlozingen 4 tot 6 °C bedroeg. De visstandbemonsteringen geven geen indicatie voor direct negatieve effecten van de lozingen op de visstand. In de zoetere Keilehaven waarin koelwater wordt geloosd was de visbiomassa zelfs het hoogst en waren de zoetwatersoorten ruim vertegenwoordigd, tn de andere lozingshaven, de Chemiehaven, week de visstand meer af van de referentiehavens. De biomassa is in de zomerperiode behoorlijk laag maar daartegenover staat dat de Chemiehaven een hoge soortenrijkdom heeft. Dit verschi! wordt veroorzaakt door diverse factoren. De Chemiehaven is de meest zoute haven waardoor veel zoutwatersoorten voorkomen. De lage zuurstofconcentraties aan de bodem in de zomer (tweelagen systeem) kunnen van invloed kan zijn geweest op de biomassa en de haven is het meest veraf gelegen van de hoofdstroom van de Nieuwe Waterweg waardoor de uitwisseling van vis minder direct is. Vanwege deze verschillen in omstandigheden bleek het niet mogelijk een verband te leggen tussen visstand en koelwaterlozingen. Hoogstens kunnen de lage zuurstofconcentratie in de zomer mede in de hand zijn gewerkt door de koelwaterlozingen. Ook zijn in de Chemiehaven relatief veel zeebaarzen gevangen. Een zuidelijke soort waarvan bekend is dat deze in meer gematigde regionen graag in de nabijheid van warmtebronnen verblijft. De bemonsteringsresultaten geven in combinatie met de doelstelling van de richtlijnen voor koelwaterlozingen geen directe aanleiding voor extra maatregelen op ecologische gronden. Deze conclusie is echter alleen gebaseerd op de waarnemingsperiode en geeft geen indicatie voor de invloed van lozingen a!s de watertemperaturen extreem hoog zijn en er voor de koeling ook extra veel koelwater moet worden ingenomen. Wel wordt in deze rapportage middels een theoretisch stuurmodel aangegeven op welke wijze de negatieve effecten van koelwaterlozingen op het leefmilieu zoveel mogelijk beperkt kunnen worden. Deze opties richten zich met name op technische aspecten zoals ligging van de inname- en lozingspunten en frequentie van lozing. Via een ander lozingsregime kunnen thermische barrières worden verminderd en kan bijvoorbeeld de steflheid van de gradiënt tussen zoet/zout in de verticaal (Chemiehaven) worden verminderd. De resultaten van het kleinschalige onderzoek hebben aangetoond dat het Rotterdamse havengebied ondanks haar industriële functie en onnatuurlijke karakter van de havenbekkens een zeer diverse visgemeenschap herbergt. De havens spelen een rol als opgroeigebied voor jonge vis, als winterverblijf voor grotere vissen en als tijdelijke verblijfplaats voor migrerende soorten. Het unieke karakter wordt vooral veroorzaakt door de open verbinding tussen zoet en zout, Het gebied heeft, in combinatie met de zorg voor een voldoende kwaliteit van water en bodem, voldoende potentie om haar rol als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur te vervullen. Dit laatste is in combinatie met de primair economische functie van het havengebied een reële optie
    corecore