X-rays applied to the study of the pore structure in soils.

X-ray radiography, which has proved to be a useful tool in tackling palaeontological, geological and soil mechanical problems, is shown to be useful as well in the study of the pore structure in soils. The advantages of X-ray radiography, some limitations and the necessity to combine this technique with others are discussed. The method is useful in the field of soil research as well as in education. In illustration, radiographs of subsoil samples of a marsh and three polder soils of the Wash area (Norfolk, England) are added. (Abstract retrieved from CAB Abstracts by CABI’s permission

Some soil morphological effects of earthworm activity; field data and X-ray radiography.

The effects of the burrowing activity of earthworms on recently reclaimed polder soils were studied in the field and by binocular microscopy and X-ray stereo-radiography. Most observations are from a plot in a grassed apple orchard, some from a permanent pasture. Species involved comprise Lumbricus terrestris, Allolobophora caliginosa, A. rosea, A. chlorotica and L. rubellus. Under grass cover, an A1 horizon is formed, increasing in thickness with time since introduction of the worm population. Under clean cultivated conditions and in strongly compressed wheel tracks, however, development of an A1 horizon is inhibited. The A1 horizon mainly consists of earthworm excreta, which fill most of the burrows. The pre-existing channel structure produced by roots is disrupted by the earthworms. The earthworm activity leads to a marked increase in air permeability of the surface horizon. This may not be sufficient explanation for the previously-reported yield increase of the orchard or the divergence in composition of the grass cover. Several kinds of burrows are distinguished by their shapes and contents, and ascribed to different species or genera. (Abstract retrieved from CAB Abstracts by CABI’s permission

Roodzand op de Veluwe.

In het Pleistocene zandgebied van Nederland en Noord-Duitsland wordt op veel plaatsen 'roodzand' aangetroffen. De plekken liggen temidden van niet-rood gekleurde gronden waarin podzolontwikkeling heeft plaatsgevonden. Op de Veluwe wordt roodzand veel aangetroffen in de koppen van beekdalen en droge dalen. In het Ginkelse Zand ten oosten van Ede is een terrein van 60 ha onderzocht waarin veel onregelmatige plekken roodzand voorkomen. De roodkleuring strekt zich uit tot ca 80 cm diepte en is het gevolg van sterke accumulatie van ijzer in de vorm van Goethiet, Hematiet en Maghemiet. Overigens wijken de gronden niet af van niet-rode gronden in de directe omgeving. De verklaring wordt gezocht in een fossiel grondwaterverschijnsel uit het Laat-Pleistoceen of Vroeg-Holoceen. Verklaringen op grond het branden van houtskool of asbemesting in een prehistorische periode of juist een oudere bodemvorming moeten op grond van de waarnemingen en literatuuronderzoek worden verworpen

Roodzand op de Veluwe.

In het Pleistocene zandgebied van Nederland en Noord-Duitsland wordt op veel plaatsen 'roodzand' aangetroffen. De plekken liggen temidden van niet-rood gekleurde gronden waarin podzolontwikkeling heeft plaatsgevonden. Op de Veluwe wordt roodzand veel aangetroffen in de koppen van beekdalen en droge dalen. In het Ginkelse Zand ten oosten van Ede is een terrein van 60 ha onderzocht waarin veel onregelmatige plekken roodzand voorkomen. De roodkleuring strekt zich uit tot ca 80 cm diepte en is het gevolg van sterke accumulatie van ijzer in de vorm van Goethiet, Hematiet en Maghemiet. Overigens wijken de gronden niet af van niet-rode gronden in de directe omgeving. De verklaring wordt gezocht in een fossiel grondwaterverschijnsel uit het Laat-Pleistoceen of Vroeg-Holoceen. Verklaringen op grond het branden van houtskool of asbemesting in een prehistorische periode of juist een oudere bodemvorming moeten op grond van de waarnemingen en literatuuronderzoek worden verworpen

Grondprijzen en bodemgesteldheid van los grasland in het Gelders rivierkleigebied.

Met het oog op de inwerkingtreding van het nieuwe Pachtnormenbesluit op 31 oktober '95 is nagegaan of het juist is dat de bodemgesteldheid en de externe productie-omstandigheden niet langer een rol spelen bij de vaststelling van pachtprijzen, maar dat deze uitsluitend worden gebaseerd op de gemiddelde agrarische grondprijzen in de regio. Daartoe is onderzoek uitgevoerd naar de hoogte van de koopprijzen van onverpacht los grasland in het centrale gedeelte van het Gelders rivierkleigebied voor het tijdvak 1992-'9