7 research outputs found
Toezicht in onzekere situaties: op zoek naar een passend toezichtkader in een veranderende gezondheidszorg
In de dagelijks praktijk van de Inspectie voor de Gezondheidzorg (IGZ) is vaak helder of sprake is van een ongewenste situatie en wie hierop aangesproken dient te worden, maar er zijn ook situaties waarin dat niet het geval is. Door veranderingen in de samenleving en de gezondheidszorg kan er fundamentele onzekerheid ontstaan over risico’s voor gezondheid, de normen die daar bij horen en de instanties die daar op aangesproken kunnen worden. De IGZ staat dan voor de opgave om ook toezicht te houden in situaties van onzekerheid.
Het werk van de inspectie voldoet idealiter aan drie voorwaarden. Ten eerste, risico’s moeten kenbaar zijn en feitelijk zichtbaar worden gemaakt. Ten tweede wordt het handelen beoordeeld aan de hand van een duidelijke __norm__, zoals een professionele richtlijn. Ten derde is het toezicht gericht op een rechtspersoon of __adressant__ die aanspreekbaar is op de norm. Helderheid omtrent het risico, de norm en de adressant zijn drie belangrijke voorwaarden voor effectief toezicht. Het rapport beschrijft de voorwaarden-driehoek voor effectief toezicht en benoemt de bedreigingen voor de toezichtspraktijk, waardoor er onzekere, minder goed beheersbare situaties kunnen ontstaan.
Het ligt voor de hand om te proberen onzekere situaties op te heffen, door bijvoorbeeld het risico alsnog kenbaar te maken, de norm te verhelderen en vast te leggen of de adressant alsnog aanspreekbaar of grijpbaar te maken. Onzekerheid maakt een toezichthouder immers in principe kwetsbaar voor de publieke opinie, kwetsbaar voor het verwijt niet krachtdadig te zijn opgetreden. Dergelijke pogingen zijn niet altijd effectief, doordat het risico uiteindelijk niet goed vast te stellen, de norm lastig te operationaliseren of de adressant niet zichtbaar te maken is. Op de klassieke weg voortgaan in de toezichtspraktijk is dan niet effectief. Er zijn dan andere repertoires nodig.
Het rapport presenteert een denkmodel om aanvullende toezichtrepertoires te positioneren en hun werking te duiden. Daarbij is gebruik gemaakt van voorbeelden uit andere projecten van de Academische Werkplaats Toezicht, waarmee zichtbaar wordt dat de IGZ een deel van deze repertoires al hanteert. De aanvullende repertoires behelzen een aanpak die wel inspeelt op onzekerheid maar kan deze niet volledig wegnemen. Daarvoor is het nodig om op drie niveaus te doordenken wat een aanvullend repertoire zou kunnen zijn: re-framing (wat is het probleem en voor wie is het een probleem), governance (de rol van de IGZ in het spel van actoren) en toezichtspraktijk (werkwijzen, instrumenten en arrangementen).
Bij __re-framing__ gaat het om veranderende culturele percepties van risico en veiligheid, waardoor er nieuwe oplossingen in beeld kunnen komen. Nieuwe frames (bijvoorbeeld veerkracht en rechtvaardige cultuur) stellen dat er veel t
Pleidooi voor een Wet toezicht kwaliteit zorgsector
__Abstract__
De afgelopen jaren zijn verschillende malen voorstellen gedaan om een algemene Toezichtwet
op het terrein van de zorg te maken. Deze voorstellen behelsden vaak niet meer
dan een globaal idee. Tot nu toe is nimmer onderzoek verricht naar de mogelijke opzet en
meerwaarde van een dergelijke Toezichtwet. In het kader van de onlangs door ons afgeronde
thematische wetsevaluatie bestuursrechtelijk toezicht op de kwaliteit van zorg1
kwam dit onderwerp nadrukkelijk bovendrijven. Een van de conclusies van deze evaluatie
is dat er goede gronden zijn voor de realisatie van een integrale Toezichtwet. Daarbij gaat
het in het bijzonder over de positie van de ‘leidende’ toezichthouder op het gebied van de
kwaliteit van zorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). In deze bijdrage werken
wij dit nader uit. In de eerste plaats gaan wij in op de lacunes in de huidige toezichtwetgeving
op het gebied van de kwaliteit van zorg. Daarna besteden wij aandacht aan eerdere
discussies met betrekking tot een Toezichtwet in de zorg. Vervolgens maken wij een uitstapje
naar een integrale toezichtwet in een andere maatschappelijke sector, namelijk het
onderwijs. Dit alles mondt uit in een pleidooi voor een nieuwe Wet toezicht kwaliteit zorgsector
en in een hoofdlijnenschets van deze wet
The public's voice about healthcare quality regulation policies. A population-based survey
Background: In the wake of various high-profile incidents in a number of countries, regulators of healthcare quality have been criticised for their 'soft' approach. In politics, concerns were expressed about public confidence. It was claimed that there are discrepancies between public opinions related to values and the values guiding regulation policies. Although the general public are final clients of regulators' work, their opinion has only been discussed in research to a limited extent. The aim of this study is to explore possible discrepancies between public values and opinions and current healthcare quality regulation policies. Methods: A questionnaire was submitted to 1500 members of the Dutch Healthcare Consumer Panel. Questions were developed around central ideas underlying healthcare quality regulation policies. Results: The response rate was 58.3 %. The regulator was seen as being more responsible for quality of care than care providers. Patients were rated as having the least responsibility. Similar patterns were observed for the food service industry and the education sector. Complaints by patients' associations were seen as an important source of information for quality regulation, while fewer respondents trusted information delivered by care providers. However, respondents supported the regulator's imposition of lighter measures firstly. Conclusions: There are discrepancies and similarities between public opinion and regulation policies. The discrepancies correspond to fundamental concepts; decentralisation of responsibilities is not what the public wants. There is little confidence in the regulator's use of information obtained by care providers' internal monitoring, while a larger role is seen for complaints of patient organisations. This discrepancy seems not to exist regarding the regulator's approach of imposing measures. A gradual, and often soft approach, is favoured by the majority of the public in spite of the criticism that is voiced in the media regarding this approach. Our study contributes to the limited knowledge of public opinion on government regulation policies. This knowledge is needed in order to effectively assess different approaches to involve the public in regulation policies
Involving patients and families in the analysis of suicides, suicide attempts, and other sentinel events in mental healthcare: A qualitative study in The Netherlands
Involving patients and families in mental healthcare is becoming more commonplace, but little is known about how they are involved in the aftermath of serious adverse events related to quality of care (sentinel events, including suicides). This study explores the role patients and families have in formal processes after sentinel events in Dutch mental healthcare. We analyzed the existing policies of 15 healthcare organizations and spoke with 35 stakeholders including patients, families, their counselors, the national regulator, and professionals. Respondents argue that involving patients and families is valuable to help deal with the event emotionally, provide additional information, and prevent escalation. Results indicate that involving patients and families is only described in sentinel event policies to a limited extent. In practice, involvement consists mostly of providing aftercare and sharing information about the event by providers. Complexities such as privacy concerns and involuntary admissions are said to hinder involvement. Respondents also emphasize that involvement should not be obligatory and stress the need for patients and families to be involved throughout the process of treatment. There is no one-size-fits-all strategy for involving patients and families after sentinel events. The first step seems to be early involvement during treatment process itself
Kennissynthese calamiteitentoezicht
In de loop der jaren zijn er patronen gesleten in het calamiteitentoezicht, waarbij het risico ontstaat dat het toezicht een formaliteit en daarmee krachteloos wordt. Het is wenselijk om uit deze patronen te breken en op zoek te gaan naar een ruimte waarin kan worden nagedacht over andere manieren van effectief toezicht houden. Het calamiteitentoezicht heeft zeker bijgedragen aan het meer leren van calamiteiten in de Nederlandse zorg. Maar, om in de toekomst nog steeds betekenisvol te kunnen zijn, zal het calamiteitentoezicht zich moeten (blijven) doorontwikkelen. Een verdere ontwikkeling van het calamiteitentoezicht vraagt om een balans tussen enerzijds de voorspelbaarheid van een werkwijze, die eraan bijdraagt dat een sector zich hierin kan ontwikkelen, en de sleetse ritualisering van een werkwijze, die niet langer bijdraagt aan de ontwikkeling van een sector of deze zelfs in de weg gaat staan. Dit leidt tot de volgende kernboodschap van dit rapport:
Blijf het calamiteitentoezicht doorontwikkelen. Zoek daarbij een balans tussen de kracht van d
Evaluatie Wet marktordening gezondheidszorg
Op 1 oktober 2006 is Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) in werking getreden. De Wmg draagt bij aan een verandering in het zorgstelsel waarbij meer handelingsvrijheid wordt gegeven aan zorgaanbieders, patiënten en verzekeraars. De Wmg bevat regels om te komen tot een doelmatig en doeltreffend stelsel van zorg, beheersing van de kostenontwikkeling en de bescherming en bevordering van de positie van consumenten. Deze wetsevaluatie levert stuurinformatie, op grond waarvan keuzes gemaakt kunnen worden over de nadere invulling van de Wmg in de praktijk. In het evaluatierapport beschrijven de onderzoekers hun bevindingen
Thematische wetsevaluatie - Bestuursrechtelijk toezicht op kwaliteit van zorg
Samenvatting: Vertrouwen in toezicht
Het toezicht in de zorg staat sterk in de belangstelling. De verwachtingen dat beter toezicht bijdraagt
aan de kwaliteit van zorg zijn hooggespannen. Echter, de Gezondheidsraad stelde in zijn advies ‘Naar
evidence based toezicht’ van maart 2011 nog vast dat kennis over de effectiviteit van toezicht
grotendeels ontbreekt. En juist de afgelopen jaren is er sterke kritiek geweest op toezichthouders. Dit
maakt onderzoek naar het toezicht op de kwaliteit van zorg bij uitstek maatschappelijk relevant. In
deze thematische wetsevaluatie staat de vraag centraal of het samenstel van de wettelijke regels en het
bijbehorend instrumentarium voor het interne en het bestuursrechtelijk toezicht op de kwaliteit van
zorg en het samenspel van de actoren die zich hierop richten in staat is om kwalitatief verantwoorde
zorg op doelmatige en doeltreffende manier te bewaken en te bevorderen en, voor zover dit niet het
geval is, welke suggesties ter verbetering vanuit de evaluatie kunnen worden aangedragen.
Toezicht op de (kwaliteit van) zorg wordt in welgeteld 26 bijzondere wetten geregeld, naast meer
algemene wetgeving als de Awb. In deze thematische wetsevaluatie zijn wij met name geïnteresseerd
in de wijze waarop het toezicht op de uitvoering van deze wetten is geregeld, hoe dit toezicht in de
praktijk gestalte krijgt en welke effecten dit sorteert. We behandelen deze vragen niet voor alle
wetten met evenveel diepgang maar zijn juist geïnteresseerd in het overall functioneren van het
bestuursrechtelijk toezicht.
Het historische vertrekpunt van dit onderzoek ligt bij 1990. Vanaf die periode vindt de omslag van het
denken plaats van – samengevat – de overgang van overheidsregulering naar zelfregulering met
toenemende nadruk op toezicht. In die periode vonden ook de eerste Leidschendam-conferenties
plaats over kwaliteit van zorg, met als sluitstuk de inwerkingtreding van de Kwaliteitswet zorginstellingen
op 1 april 1996. Kort daarvoor trad de Wet klachtrecht cliënten zorgsector in werking
(1 augustus 1995). Beide wetten markeren een ingrijpende wijziging in de rol en taken van het Staatstoezicht
op de volksgezondheid. In 1995 vond ook de fusie plaats van de voormalige onderdelen van
het Staatstoezicht tot de huidige Inspectie voor de Gezondheidszorg