315 research outputs found

    Validity of self-reported causes of subfertility

    Get PDF
    The authors assessed the accuracy of cause(s) of subfertility as reported by women in a self-administered questionnaire in comparison with medical record information, in a nationwide cohort study of women receiving in vitro fertilization treatment in the Netherlands (n = 9,164) between 1983 and 1995. Validity was expressed as sensitivity and specificity, and reliability was expressed by the kappa statistic and overall agreement between self-reports and medical records for various subfertility categories. The sensitivity for subfertility attributed to tubal, male, hormonal, cervical, uterine, and idiopathic factors and for endometriosis was 84%, 78%, 65%, 40%, 46%, 59%, and 83%, respectively. The corresponding kappas were 0.79, 0.71, 0.38, 0.34, 0.13, 0.50, and 0.52, respectively. For 54% of all women who reported two or more causes of subfertility, the medical record revealed only one major factor. Conversely, for 43% of all women whose subfertility was attributed to two or more major factors in the record, only one factor was reported by the women. Older age at the time of filling out the questionnaire, low educational level, long duration of subfertility, and pre-in vitro fertilization treatment were associated with less accurate reporting. The results indicate that the validity of self-reports for tubal and male subfertility is satisfactory. For unexplained subfertility, the validity is moderate; for other causes of subfertility and when two causes of subfertility play a role, the validity is low. Copyrigh

    Ecologische ontwikkeling in een voor menselijke activiteiten gesloten gebied in de Nederlandse Waddenzee: Tussenrapportage drie jaar na sluiting (najaar 2008)

    Get PDF
    De Nederlandse overheid heeft in november 2005 een referentiegebied ingesteld om te voldoen aan de internationale verplichting dat voldoende grote gebieden in de Waddenzee worden aangewezen waarbinnen geen exploitaties en verstorende activiteiten mogen plaatsvinden. In dit project wordt de nadruk gelegd op het volgen van de ontwikkeling van het ecosysteem in een voor de garnalen- en schelpdiervisserij gesloten gebied (Schild en Boschwad) en dit te vergelijken met een gebied waar garnalenvisserij zal blijven (Zuidoost Lauwers en Spruit). Om de ontwikkeling van dit ongestoorde gebied te volgen zijn er vóór de instelling van dit gebied bemonsteringen uitgevoerd door IMARES (2002, 2003 en 2005). Na de instelling van het referentiegebied (november 2005) worden jaarlijks bemonsteringen uitgevoerd. In dit rapport wordt een weergave gegeven van de ontwikkelingen in het referentiegebied drie jaar na sluiting. Prioriteit gaat hierbij uit naar benthische mariene fauna (jaarlijks), maar ook de litorale mosselbanken (jaarlijks), de visfauna (elke 5 jaar), de zeehondenpopulatie (elke 5 jaar) en de vogelvoorkomens (elke 5 jaar) worden in dit project meegenomen

    Ontwikkeling van enkele mosselbanken in de Nederlandse Waddenzee; situatie 2010

    Get PDF
    In dit project wordt de lange termijnontwikkeling van mosselbanken, en de factoren die het al dan niet overleven van mosselbanken bepalen, onderzocht. Hiervoor worden door IMARES enkele individuele mosselbanken in detail bestudeerd. Drie mosselbanken worden sinds 1997 gevolgd, één sinds 1998, twee sinds 2002, één sinds 2003 en zeven mosselbanken worden sinds 2006 gevolgd. In deze rapportage wordt de ontwikkeling van deze veertien mosselbanken tot en met 2010 beschreven. De meeste mosselbanken uit het project bestaan inmiddels uit mosselen van meerdere jaarklassen. Uit de gegevens die gedurende de jaren zijn verzameld blijkt dat naarmate een mosselbank ouder wordt het percentage levende mosselen langzaam afneemt tot ongeveer 40%. De rest van het oppervlak van de mosselbank bestaat dan uit lege mosselschelpen, ingevangen schelpen van andere soorten, slakken, andere schelpdieren, pokken en macro-algen. De afname in levende mosselen op een mosselbank wordt voornamelijk veroorzaakt door stormen en predatie. Lokale, matige mosselbroedvallen op individuele mosselbanken kunnen de afnemende mosselpopulatie op de korte termijn in stand houden, maar af en toe optredende goede broedvallen zijn nodig voor lange termijnoverleving van een mosselbank. De laatste jaren zijn veel van de onderzochte mosselbanken bedekt geraakt met Japanse oesters. Toch zijn er tussen de oesters nog veel mosselen te vinden en kan gesproken worden van gemengde mosselbanken. De oesters in de mosselbanken lijken in sommige gevallen voor extra stevigheid te zorgen, hoewel er ook delen met oesters verdwijnen tijdens winterstormen

    Ontwikkeling van enkele mosselbanken in de Nederlandse Waddenzee; situatie 2008

    Get PDF
    In het kader van onderzoek naar de lange termijn ontwikkeling van mosselbanken en de factoren die het al dan niet overleven van mosselbanken bepalen, worden door IMARES enkele individuele mosselbanken in detail bestudeerd. Drie mosselbanken worden sinds 1995 gevolgd, één sinds 1998, drie banken sinds 2003 en vijf banken worden sinds 2006 gevolgd. In deze rapportage wordt de ontwikkeling van deze banken tot en met het voorjaar van 2008 beschreven. De resultaten van de jaarlijkse kartering en populatiemeting geven een beeld van de ontwikkeling van mosselbanken over een groot aantal jaren. De resultaten uit de hier gepresenteerde bemonsteringen geven aan dat mosselbanken, ondanks dat ze vrij dynamisch van vorm, oppervlakte en bedekking zijn, een groot aantal jaren aanwezig kunnen zijn. Daarnaast kunnen de langjarige gegevens over de ontwikkeling van mosselbanken bijdragen aan meer kennis met betrekking tot de factoren die al dan niet overleven bepalen. Hiervoor zouden naast informatie over de ontwikkeling van de banken ook gegevens verzameld moeten worden met betrekking tot predatie, klimatologische en fysische parameters

    Agreement between oral contraceptive users and prescribers: implications for case-control studies

    Get PDF
    Case-control studies examining the effects of oral contraceptives (OC) are prone to misclassification bias due to errors in assessment of OC use. Concern about inaccurate exposure histories has increased since current studies require women to recall OC use over prolonged periods of time. In preparation for a case-control study of breast cancer and OC use, an investigation was carried out to assess agreement between women's lifetime histories of OC use (covering a period of up to 20 years) and prescribers' records. OC histories were obtained during personal interview with 218 women who had used OC at some point in their lives (127 breast cancer patients, 91 controls). Recall was aided by an album with color photographs of all OC marketed in the Netherlands from 1962 onwards (n = 65), and a calendar that covered the women's life span from date of birth to menopause. The participants were asked for the names of all physicians who prescribed OC for them. The rate of response from the prescribers was high (94%), but only half of the forms provided useful information. Patient-prescriber agreement on brand names (including dosage) was 70%. About half of the women agreed with their prescribers on starting dates to within less than a year's difference. Approximately the same percentage of agreement was found for stopping dates. Multiple linear regression indicated that agreement on brand names and dates of usage was lower for women of low socioeconomic status, for healthy women (as compared to breast cancer patients) and for periods of pill use that had to be recalled from the more distant past. Agreement on total duration of use was high enough to permit testing of a moderately strong duration-response relationship in a case-control study

    Norse-Icelandic Skaldic Poetry of the Scandinavian Middle Ages - an electronic edition

    Get PDF
    This presentation aims to describe an international project to edit the corpus of Old Norse-Icelandic skaldic poetry and to outline some issues related to electronic aspects of the project, both in its organisation and in its publication. Prof. Clunies Ross will outline the nature of the project and the place of the electronic edition. Tarrin Wills will present information relating to the electronic encoding of the corpus. This will include explanation and discussion of issues related to the collation of electronic facsimiles of the manuscripts and the encoding of skaldic verse, in particular, the encoding of the native poetic devices known as 'kenningar' and 'heiti'.Hosted by the Scholarly Text and Imaging Service (SETIS), the University of Sydney Library, and the Research Institute for Humanities and Social Sciences (RIHSS), the University of Sydney

    Cancer-related Fatigue in Relation to Chronotype and Sleep Quality in (Non-)Hodgkin Lymphoma Survivors

    Get PDF
    Cancer-related fatigue has been related to circadian disruptions and lower levels of sleep quality. However, it is unknown whether the circadian phase, which is associated with chronotype and timing of sleep, is related to fatigue after cancer. The aims of this study were to investigate the associations between (1) chronotype and cancer-related fatigue and (2) sleep quality and cancer-related fatigue. In this cross-sectional questionnaire study, 458 (non-)Hodgkin lymphoma survivors (n = 231 female, mean age 49.7 years) completed a Visual Analogue Scale for fatigue (VAS-fatigue) from 0 (no fatigue) to 10 (worst imaginable fatigue), the Munich Chronotype Questionnaire (MCTQ), and the Pittsburgh Sleep Quality Index (PSQI) between October 2018 and July 2019. A hierarchical linear regression analysis was used to evaluate the associations between the dependent variable fatigue and chronotype (based on early, intermediate, or late average midsleep) in Model 1, and fatigue and sleep quality in Model 2. The results showed no indications for an association between chronotype and fatigue (all p values >= 0.50). There were associations between two (out of seven) aspects of sleep quality and fatigue: subjective sleep quality (p < 0.001) and daily dysfunctioning (p < 0.001). Therefore, it is more likely that fatigue is associated with self-reported sleep quality rather than with chronotype. However, experimental studies with objective, physiological data on circadian phase and sleep quality are necessary to confirm the conclusions of this cross-sectional study.Hereditary cancer genetic
    • …
    corecore