30 research outputs found

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor de derogatie. Beschrijving van de meetnetopzet voor de periode 2006-2009 en de inhoud van de rapportages vanaf 2008

    Get PDF
    Translation of RIVM report 680717001. Alleen digitaal verschenenHet RIVM en het LEI hebben in 2006 in Nederland een monitoringnetwerk opgezet dat de gevolgen meet als landbouwbedrijven mogen afwijken (derogatie) van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het meetnet volgt driehonderd landbouwbedrijven die zich hebben aangemeld voor derogatie. Het legt de gevolgen vast voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit. In dit rapport is de opzet van het monitoringnetwerk beschreven, evenals de wijze waarop vanaf 2008 over de resultaten zal worden gerapporteerd. Het rapport geeft onder andere aan wanneer welke cijfers beschikbaar zijn, en welke rekenmethoden gebruikt zullen worden om onder andere de bemesting en gewasopbrengst te berekenen. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het stikstofgebruik via dierlijke mest te beperken tot maximaal 170 kg per hectare. Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen hiervan onder voorwaarden af te wijken. Nederland heeft in december 2005 toestemming gekregen om vanaf 2006 tot en met 2009 onder voorwaarden af te mogen wijken van de gestelde norm. Dit betekent dat landbouwbedrijven 250 kilo stikstof per hectare mogen toedienen via dierlijke mest afkomstig van graasdieren (vooral koeien). Een van die voorwaarden is dat minimaal 70 procent van het totale areaal grasland is. Daarnaast is de Nederlandse overheid verplicht een monitoringnetwerk in te richten en de Commissie over de resultaten daarvan te rapporteren. De driehonderd deelnemers die worden gevolgd, zijn een steekproef van de circa 27.000 Nederlandse landbouwbedrijven die zich hebben aangemeld voor derogatie. Het netwerk is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM).In 2006 RIVM and LEI set up a monitoring network that measures the consequences of the option for farmers to deviate from the European use-standard for animal manure (derogation). The monitoring network follows three hundred farms benefiting from individual derogations and records the consequences for agricultural practice and water quality. This report describes the design and set-up of the monitoring network, as well as the content and layout of the annual reports from 2008 onwards containing results of the monitoring network. The report indicates, for example, what data will be available at a certain point in time, and what methods will be used to calculate such factors as fertilisation and yield. The Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a maximum of 170 kg of nitrogen per hectare. A Member State may request the European Commission to deviate from this obligation under certain conditions. In December 2005, the European Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 till 2009 inclusive, implying that farmers could use up to 250 kg of nitrogen via manure of grazing livestock (particularly cows). One of the conditions is that 70% or more of the acreage available for manure application is grass. The Netherlands authorities are also obliged to set up a monitoring network and to report the results of this network to the European Commission. The 300 farms participating in the monitoring represent a sample taken from the approximately 27,000 Netherlands farms benefiting from individual derogations. The network is part of the National Programme for Monitoring the Effectiveness of the Minerals Policy (LMM).VROM-BWLLNV-D

    Minerals Policy Monitoring Programme (LMM) : LMM annual report 2006

    No full text
    De kwaliteit van het bovenste grondwater (recente neerslagoverschot) op landbouwbedrijven is in 2006 licht verbeterd ten opzichte van het jaar ervoor. Het aantal bedrijven in de zand-/lossregio met een gemiddelde nitraatconcentratie beneden de Europese norm van 50 milligram per liter is in 2006, vergeleken met 2005, met bijna 10 procent toegenomen. In de klei- en de veenregio is in 2006 het aantal overschrijdingen vrijwel gelijk aan 2005. Dit blijkt uit gegevens van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Het LMM is opgezet om de ontwikkeling in de kwaliteit van het water op landbouwbedrijven te beschrijven en te verklaren in relatie tot beleidsmaatregelen en de landbouwpraktijk. De waterkwaliteit wordt hiervoor gekoppeld aan de landbouwpraktijk in het voorafgaande jaar. Het LEI en het RIVM beheren het meetnet. Op melkveebedrijven is de stikstofbemesting, evenals het stikstofbodemoverschot sinds de jaren negentig van de vorige eeuw fors gedaald. Na 2000 is deze dalende trend afgevlakt. Op akkerbouwbedrijven is de dalende trend minder duidelijk. In 2005 varieerde de totale stikstofbemesting, afhankelijk van bedrijfstype en grondsoort van gemiddeld 198 tot 424 kg/ha en de fosfaatbemesting van 85 tot 125 kg/ha. De aanvoer van stikstof en fosfaat naar de bodem blijft nog steeds groter dan de afvoer: het gemiddelde stikstofbodemoverschot varieerde van 105 tot 188 kg/ha voor verschillende combinaties van bedrijfstype en grondsoort. Voor fosfaat lag dat tussen 23 en 44 kg/ha. De nitraatconcentratie in het bovenste grondwater onder landbouwbedrijven daalt eveneens sinds de jaren negentig. Desondanks bleek deze concentratie in 2006 nog op 51 procent van de onderzochte bedrijven hoger te zijn dan de Europese norm. De meeste overschrijdingen zijn aangetroffen bij bedrijven in de zand-/lossregio (59 procent). Bij bedrijven in de kleiregio en in de veenregio zijn aanzienlijk minder overschrijdingen aangetoond (respectievelijk 39 en 0 procent).In 2006, the quality of shallow groundwater (the recent precipitation surplus) on farms showed a slight improvement compared to the previous year. For the regions with sandy/loess soils, the number of farms with an average nitrate concentration below the European target value of 50 mg/l has grown with nearly 10%. For the clay and the peat regions the number of exceedances has remained nearly constant. This is the outcome of data from the Minerals Policy Monitoring Programme (LMM). The LMM has been established to assess and explain the evolution of water quality on farms in relation to sector policies and agricultural practice. Water quality is linked to the agricultural practice in the preceding year. LEI and RIVM administer the programme. Since the nineties of last century, the use of nitrogen in fertilizers as well as the nitrogen soil surpluses at dairy farms has gone down. After 2000 this falling trend flattened out. This declining trend is less clear on arable farms. In 2005, the total nitrogen application for different combinations of farm types and soil types varied between average values of 198 and 424 kg/ha; the corresponding values for phosphorous fertilizer ranged from 85 to 125 kg/ha. The input of nitrogen and phosphate into the soil continues to exceed nutrient removal in harvested crops. The nitrogen surplus on the soil balance varied from 105 to 188 kg/ha and the phosphorous surplus from 23 to 44 kg/ha. The average nitrate concentration measured in the shallow groundwater on farms also decreases since the 1990s. Nevertheless, on 51% of the farms sampled in 2006, the nitrate concentration was found to be above the European target value. Most of the exceedances were encountered at farms in areas with sandy/loess soils (59%). Significantly fewer exceedances were observed at farms in areas with clay soils and peat soils (39 and 0%, respectively).VROMLN

    Minerals Policy Monitoring Programme (LMM) : Results 2009 and 2010

    No full text
    Het LMM volgt sinds 1992 de landbouwpraktijk en waterkwaliteit op geselecteerde landbouwbedrijven in Nederland. Dit meetnet vervult twee functies: toetsing of het mestbeleid effectief is en invulling van zowel Europese als nationale monitorings-verplichtingen. In de afgelopen twintig jaar is de hoeveelheid stikstof en fosfaat (nutriënten) die via mest op het land is gebracht, grosso modo afgenomen. Als gevolg van het in 2006 aangescherpte mestbeleid versnelde deze daling. De afname is ook zichtbaar in de hoeveelheid nutriënten die uitspoelt naar de ondergrond of afspoelt naar het oppervlaktewater (bodemoverschot). Dit komt tot uiting in een daling van de nitraatconcentratie in het uitspoelingswater. Dit resultatenrapport beschrijft de bevindingen van het LMM, in 2008 en 2009 voor de landbouwpraktijk en in 2009 en 2010 voor de waterkwaliteit. De resultaten in deze jaren passen in het beeld van de genoemde langetermijnontwikkeling, al is de daling in nitraatconcentraties de afgelopen vijf jaar afgevlakt. Bemesting en overschotten per bedrijfstype De trends in bemesting en overschotten verschillen per bedrijfstype en grondsoort. In 2009 was de hoeveelheid stikstof- en fosfaatbemesting op melkveebedrijven gemiddeld genomen hoger dan het jaar ervoor, evenals de fosfaatoverschotten. Op akkerbouwbedrijven daarentegen daalden in alle regio's de fosfaatbemesting en -overschotten. De stikstofbemesting op akkerbouwbedrijven daalt alleen in de kleiregio, terwijl het stikstofbodemoverschot zowel in de kleiregio als in de zandregio daalt. Waterkwaliteit Behalve door nutriëntoverschotten wordt de waterkwaliteit van uitspoelingswater in sterke mate bepaald door de grondsoort. De nitraatconcentraties zijn het hoogst in het uitspoelingswater in de zand- en lössregio. Wel zijn de concentraties in de zandregio in twintig jaar met circa tweederde gedaald (van circa 150 naar 60 milligram per liter). Ook in de kleiregio zijn nitraatconcentraties in deze periode teruggelopen (van circa 75 naar ongeveer 30 milligram per liter). In de veenregio zijn de nitraatconcentraties het laagst (veelal minder dan 10 milligram per liter). In de jaren 2009 en 2010 voldoet de kwaliteit van het uitspoelingswater op circa 80 procent van de bedrijven in de kleiregio aan de Europese nitraatnorm (van 50 milligram per liter). In de veenregio is dit tussen 95 en 100 procent. Het percentage bedrijven dat aan de norm voldoet is lager in de zandregio (50 procent) en lössregio (30 à 40 procent). Het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) wordt beheerd door het RIVM en LEI Wageningen UR.Since 1992, the LMM monitors agricultural practice and water quality at selected farms in the Netherlands. The monitoring programme has two functions: assessing the effectiveness of mineral policies and meeting the national and European monitoring requirements. By and large, the amount of nitrogen and phosphorous (nutrients), apllied as fertilizer on agricultural land, has decreased during the past twenty years. Because of the accentuation of mineral policies in 2006, this decrease steepened. The decrease is mirrored by the amount of nutrients available for leaching to the subsoil or surface water (soil surplus). This manifests itself by the lower nitrate concentrations in the water leaching from fields. This result report presents the findings of the LMM, during the years 2008 and 2009 with respect to agricultural practice and for 2009 and 2010 for water quality. The results during these years fit within the overall picture of long term developments mentioned, although the lowering of nitrate concentrations levels off. Mineral use and surpluses per type of farming The trends in fertilizer use and soil surpluses differs per farming type and per soil region. In 2009 the amounts of nitrogen and phosphate applied at dairy farms was on average higher than in the year before. The same holds for phosphate surpluses. On arable farms however, the phosphate application rate and surpluses decreased in all soil regions. It is only in the clay region that the nitrogen application rate at arable farms went down, while the nitrogen soil surplus diminishes both in the clay and the sand region. Water quality In addition to nutrient surpluses, the soil type is an important factor determing the quality of water leaching from the soil. Nitrate concentrations are highest in the leachate in the sand region and loess region. However, nitrate concentrations in the sand region have dropped by twothird over the past twenty years (from about 150 to 50-60 milligrams per litre). Also in the clay region nitrate concentration went down during this period (from about 75 to 30 milligrams per litre). Nitrate concentrations are lowest in the peat region (less than 20 miligrams per litre). In 2009 and 2010, the quality of leachate at about 80 percent of the farms in the clay region meets the EU-standard for nitrate in groundwater (50 milligrams per liter). In the peat region, this percentage is between 95 and 100 percent. The percentage of farms meeting the EU-standard is lower in the sand region (50 percent) and loess region (30 to 40 percent). The LMM is operated by the RIVM and LEI (the Agricultural Economics Research Institute).Ministerie van Economische ZakenMinisterie van Infrastructuur en Milie

    Minerals Policy Monitoring Programme : Results 2007 and 2008

    No full text
    In 2007 is de hoeveelheid gebruikte meststoffen op landbouwbedrijven gemiddeld genomen gedaald ten opzichte van 2006. Hierdoor wordt de bodem van deze bedrijven minder met stikstof en fosfaat belast (de zogeheten bodemoverschotten dalen). Deze daling is vooral op melkveebedrijven vastgesteld. Het bovenste grondwater op landbouwbedrijven bevatte in 2007 en 2008 gemiddeld minder nitraat dan in de jaren ervoor. De sterke daling in concentraties van deze stof die tussen 1992 en 2002 is gemeten, stagneerde echter. Ontwikkeling sinds midden jaren negentig: Al vanaf het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw daalt de stikstof- en fosfaatbemesting op melkveebedrijven geleidelijk. Deze tendens is vanaf 2006 versterkt doordat het mestbeleid is veranderd. Waar voorheen te grote overschotten op de mineralenbalans werden beboet, is vanaf 2006 een maximum gesteld aan de hoeveelheid gebruikte mest op bedrijven, afhankelijk van gewassen en grondsoorten. Bovendien wordt per 2006 ook fosfaatkunstmest meegeteld. Voor 2006 was dit niet het geval. Vanaf 2006 zijn vooral de fosfaatbemesting en de -bodemoverschotten op melkveebedrijven in alle grondsoortregio's versneld gedaald. Dit geldt ook voor akkerbouwbedrijven in de kleiregio. Nitraat in grondwater: Op 40 procent van de bedrijven in de zand- en lössregio voldoet de kwaliteit van het bovenste grondwater aan de Europese norm van 50 milligram nitraat per liter. Hierbij doen melkveebedrijven het beter dan akkerbouw- en hokdierbedrijven. In de kleiregio voldoet de waterkwaliteit op circa 70 procent van de bedrijven aan de nitraatnorm; in de veenregio op ongeveer 90 procent. Dit blijkt uit gegevens van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), dat wordt beheerd door het RIVM en het LEI, onderdeel van Wageningen Universiteit en Research Centrum. Het LMM is opgezet om de kwaliteit van het water op landbouwbedrijven te beschrijven en te verklaren in relatie tot beleidsmaatregelen en de landbouwpraktijk.On average, the amount of fertilizer applied in 2007 on Dutch farms has declined compared to 2006. This resulted in a lower charging of the soil with nitrogen and phosphate (the so-called surpluses on the soil balance go down). This decline is most notable on dairy farms. In 2007 en 2008 the upper ground water on farms contained on average fewer nitrates than in the preceding years. However the strong decline measured in the period from 1992 till 2002 has come to a halt. Developments since the mid nineties of last century: Already from the mid nineties of last century, the use of nitrogen and phosphate fertilizer at dairy farms gradually decreased. This tendency became stronger in 2006 due to a change in agricultural policy. In the past important surpluses in the mineral balance were fined. Since 2006 upper limits have been fixed of farm fertilizer inputs as a function of crops grown and soil type. In addition, since 2006 phosphate fertilizer is included in the regulations. This was not the case prior to 2006. Since 2006 notably the application of phosphate and related surpluses on dairy farms in all soil regions showed an accelerated decrease. The same is true for arable farms in the clay region. Nitrate in ground water: At about 40% of the farms in the sand region and loess region the average nitrate concentration in the shallow groundwater meets the EU-standard of 50 milligrams per liter. Generally dairy farms show a better quality than arable farms or industrial livestock farms. In the clay region about 70% or the farms meet the nitrate standard, in the peat region roughly 90%. Above information emerges from the Minerals Policy Monitoring programme (LMM), which is managed by the RIVM and LEI, part of Wageningen University and Research Centre. The LMM has been established to assess and explain the water quality on farms in relation to sector policies and agricultural practice

    Agricultural practice and water quality at grassland farms under derogation : Results for 2008 within the framework of the derogation monitoring network

    No full text
    Dit rapport is in het Engels verschenen met rapportnummer 680717017Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2008 en de waterkwaliteit in 2008 en 2009 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in Europese regelgeving is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2008 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2007, het tweede jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum. Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 toestemming gekregen om van 2006 tot en met 2013 af te mogen wijken van de gestelde norm. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het meetnet omvat driehonderd graslandbedrijven. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 284 graslandbedrijven is zowel de bedrijfsvoering als de waterkwaliteit gemonitord. Van iets minder dan driehonderd bedrijven is gerapporteerd doordat sommige achteraf geen derogatie toepasten of kregen en door bedrijfswisselingen in het meetnet.This report provides an overview of fertilisation practices in 2008 and of water quality in 2008 and 2009 on grassland farms that are allowed to use more animal manure than the limit set in European legislation (derogation). Data in this report can be used to study the consequences of this derogation on the water quality. The water quality values measured in 2008 reflect agricultural practices in 2007, which was the second year in which the derogation was applied. The water quality values measured in 2009 reflect the consequences of agricultural practices in 2008. The European Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a specified maximum. A Member State may request the European Commission for permission to deviate from this obligation under specific conditions. In December 2005, the Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 up to and including 2013. One of the underlying conditions of the derogation is that the Netherlands establish a monitoring network and report the results to the European Commission. In 2006, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and the Agricultural Economics Research Institute (LEI) set up a derogation monitoring network aimed at determining the effects of allowing farmers to deviate from the European use-standard for livestock manure. The monitoring network is part of the Minerals Policy Monitoring Programme. On 284 grassland farms the fertilisation practices as well as the water quality has been monitored. Fewer that 300 farms are reported in the network due to the fact that some farms ultimately did not make use of this option (derogation).LNVVRO

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie : Resultaten meetjaar 2008 in het derogatiemeetnet

    No full text
    Engelse vertaling van rapport 680717014Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2008 en de waterkwaliteit in 2008 en 2009 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in Europese regelgeving is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2008 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2007, het tweede jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum. Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 toestemming gekregen om van 2006 tot en met 2013 af te mogen wijken van de gestelde norm. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het meetnet omvat driehonderd graslandbedrijven. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 284 graslandbedrijven is zowel de bedrijfsvoering als de waterkwaliteit gemonitord. Van iets minder dan driehonderd bedrijven is gerapporteerd doordat sommige achteraf geen derogatie toepasten of kregen en door bedrijfswisselingen in het meetnet.This report provides an overview of fertilisation practices in 2008 and of water quality in 2008 and 2009 on grassland farms that are allowed to use more animal manure than the limit set in European legislation (derogation). Data in this report can be used to study the consequences of this derogation on the water quality. The water quality values measured in 2008 reflect agricultural practices in 2007, which was the second year in which the derogation was applied. The water quality values measured in 2009 reflect the consequences of agricultural practices in 2008. The European Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a specified maximum. A Member State may request the European Commission for permission to deviate from this obligation under specific conditions. In December 2005, the Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 up to and including 2009; in 2009 derogation was extended to 2013. One of the underlying conditions of the derogation is that the Netherlands establish a monitoring network and report the results to the European Commission. In 2006, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and the Agricultural Economics Research Institute (LEI) set up a derogation monitoring network aimed at determining the effects of allowing farmers to deviate from the European use-standard for livestock manure. The monitoring network is part of the Minerals Policy Monitoring Programme. On 284 grassland farms the fertilisation practices as well as the water quality has been monitored. Fewer that 300 farms are reported in the network due to the fact that some farms ultimately did not make use of this option (derogation).LNVVRO

    Agricultural practice and water quality at grassland farms under derogation : Results for 2009 within the framework of the derogation monitoring network

    No full text
    Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2009 en de waterkwaliteit in 2009 en 2010 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in de EU-Nitraatrichtlijn is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008, het derde jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2010 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2009. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum (de gebruiksnorm dierlijke mest van 170 kg N/ha). Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 derogatie gekregen om van 2006 tot en met 2009 af te mogen wijken van de gestelde norm. Deze derogatie is op 5 februari 2010 verlengd tot en met 2013. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het LEI, onderdeel van Wageningen UR, hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 275 graslandbedrijven is de bedrijfsvoering gemonitord en van 285 bedrijven de waterkwaliteit. Het meetnet omvat 300 graslandbedrijven. Dat er minder dan 300 bedrijven zijn gerapporteerd komt doordat sommige bedrijven achteraf geen derogatie toepasten of toegekend kregen en komt ook door bedrijfswisselingen in het meetnet.This report provides an overview of fertilisation practices in 2009 and of water quality in 2009 and 2010 on grassland farms that are allowed to use more animal manure than the limit set in the European Nitrates Directive (derogation). Data from this research can be used to study the consequences for the water quality. The water quality values measured in 2009 reflect agricultural practices in 2008, which was the third year in which the derogation was applied. The water quality values measured in 2010 reflect the consequences of agricultural practices in 2009. The European Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a specified maximum (the application standard animal manure of 170 kg N/ha). A Member State may request permission from the European Commission to deviate from this obligation under specific conditions. In December 2005, the Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 to 2009. On 5 February 2011, this derogation was extended to 2013. One of the underlying conditions of the derogation is that the Dutch government establishes a monitoring network and reports the results each year to the European Commission. In 2006, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and the Agricultural Economics Research Institute (LEI) set up a derogation monitoring network. This measures the effects on agricultural practice and water quality when farmers are allowed to deviate from the European application standard for livestock manure. The derogation monitoring network is part of the Minerals Policy Monitoring Programme (LMM). The agricultural practice was measured on 275 grassland farms and the water quality on 285 grassland farms. The monitoring network covers 300 farms. However, fewer than 300 farms are reported: there were changes to the farms included in the monitoring network and, in retrospect, not all farms applied for derogation or were awarded it.Ministerie van Economische ZakenLandbouw en Innovati

    Landelijk meetnet effecten mestbeleid : Resultaten 2007 en 2008

    No full text
    In 2007 is de hoeveelheid gebruikte meststoffen op landbouwbedrijven gemiddeld genomen gedaald ten opzichte van 2006. Hierdoor wordt de bodem van deze bedrijven minder met stikstof en fosfaat belast (de zogeheten bodemoverschotten dalen). Deze daling is vooral op melkveebedrijven vastgesteld. Het bovenste grondwater op landbouwbedrijven bevatte in 2007 en 2008 gemiddeld minder nitraat dan in de jaren ervoor. De sterke daling in concentraties van deze stof die tussen 1992 en 2002 is gemeten, stagneerde echter. Ontwikkeling sinds midden jaren negentig: Al vanaf het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw daalt de stikstof- en fosfaatbemesting op melkveebedrijven geleidelijk. Deze tendens is vanaf 2006 versterkt doordat het mestbeleid is veranderd. Waar voorheen te grote overschotten op de mineralenbalans werden beboet, is vanaf 2006 een maximum gesteld aan de hoeveelheid gebruikte mest op bedrijven, afhankelijk van gewassen en grondsoorten. Bovendien wordt per 2006 ook fosfaatkunstmest meegeteld. Voor 2006 was dit niet het geval. Vanaf 2006 zijn vooral de fosfaatbemesting en de -bodemoverschotten op melkveebedrijven in alle grondsoortregio's versneld gedaald. Dit geldt ook voor akkerbouwbedrijven in de kleiregio. Nitraat in grondwater: Op 40 procent van de bedrijven in de zand- en lössregio voldoet de kwaliteit van het bovenste grondwater aan de Europese norm van 50 milligram nitraat per liter. Hierbij doen melkveebedrijven het beter dan akkerbouw- en hokdierbedrijven. In de kleiregio voldoet de waterkwaliteit op circa 70 procent van de bedrijven aan de nitraatnorm; in de veenregio op ongeveer 90 procent. Dit blijkt uit gegevens van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM), dat wordt beheerd door het RIVM en het LEI, onderdeel van Wageningen Universiteit en Research Centrum. Het LMM is opgezet om de kwaliteit van het water op landbouwbedrijven te beschrijven en te verklaren in relatie tot beleidsmaatregelen en de landbouwpraktijk

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2020

    No full text
    Dutch grassland farms that meet certain conditions may use more animal manure on their farmland than the general limit value prescribed by the European Nitrates Directive. This partial exemption is referred to as ‘derogation’. The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and Wageningen Economic Research monitor the effects of this derogation on the water quality on 300 farms in the derogation monitoring network. This study concludes that derogation has had no negative effects on water quality since 2006, the year the derogation came into effect. However, nitrate concentrations increased in the past years, especially in the Sand region. This increase is probably due to the nationwide drought in 2018 and regional droughts in 2019 and 2020, and the effects of these droughts in the years after. Drought can lead to higher nitrate concentrations in groundwater in several ways, including through a decrease in the breakdown of nitrogen (denitrification). Farm management On average, derogation farms used 236 kilograms of nitrogen from animal manure per hectare in 2020. The amount of nitrogen from manure of grazing animals that may be used on farmland varies from 230 to 250 kilograms per hectare, depending on the soil type and region. In recent years, improvements in farm management and changes in legislation have led to a more efficient use of nitrogen for crop production. This resulted in a decrease in the nitrogen surplus on the soil surface balance in the period from 2006 until 2017. This means that in those years less surplus nitrogen remained behind in the soil and therefore less nitrate leached into the lower soil layers and ultimately into the groundwater. The soil nitrogen surplus increased strongly in 2018 due to drought. In 2020 the soil nitrogen surplus was higher than in 2019, but lower than the average of all studied years. Groundwater quality In the south and the east of the Sand region, the average nitrate concentration in the upper metre of the groundwater was 67 milligram per litre in 2021. This exceeds the EU limit value of 50 milligrams per litre. Since 2017, the nitrate concentration has increased strongly and doubled in this part of the Sand region. As a result, it has become more difficult to achieve an average concentration below the EU limit value. The average concentration in the north of the Sand region remained lower than the EU limit value, but increased to 37 milligram per litre in 2021. In the Loess region, the average concentration decreased slightly to 57 milligram per litre in 2020, but is still above the EU limit value. In the Clay region, nitrate concentrations consistently remained below the limit value. During the studied period, concentrations increased in the Clay region, but in 2021 they were lower than in 2020. In the Peat region, the lowest concentrations were measured, with an average concentration of 14 milligram per litre in 2021. The monitoring was commissioned by the Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality.In Nederland mogen bepaalde agrarische bedrijven meer dierlijke mest op hun land gebruiken dan de Europese Nitraatrichtlijn voorschrijft. Zij moeten hiervoor wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze verruiming heet derogatie. Het RIVM en Wageningen Economic Research meten elk jaar de gevolgen van de derogatie voor de waterkwaliteit op driehonderd bedrijven die van derogatie gebruik maken. Uit de analyse blijkt dat de derogatie geen negatieve effecten heeft op de waterkwaliteit vanaf 2006, het jaar waarin de derogatie inging. Wel stegen de nitraatconcentraties de afgelopen jaren. Dat komt waarschijnlijk door de droogte in 2018 in heel Nederland en regionaal in 2019 en 2020, en het effect hiervan in de jaren erna. Vooral in de Zandregio steeg de nitraatconcentratie. Droogte kan er op verschillende manieren voor zorgen dat de nitraatconcentratie in het grondwater stijgt, onder andere doordat er dan minder stikstof wordt afgebroken. Bedrijfsvoering In 2020 hebben derogatiebedrijven gemiddeld 236 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. Een derogatiebedrijf mag 230 of 250 kilogram stikstof per hectare uit mest van graasdieren gebruiken, afhankelijk van de bodemsoort en regio. Door verbeteringen in de bedrijfsvoering en door aanpassingen in wetgeving wordt dierlijke mest efficiĂ«nter gebruikt om gewassen te laten groeien. Het ‘stikstofbodemoverschot’ is daardoor van 2006 tot en met 2017 gedaald. Dit betekent dat er minder stikstof in de bodem overblijft dat als nitraat met regenwater wegzakt naar diepere lagen in de bodem, en uiteindelijk het grondwater bereikt. Het stikstofbodemoverschot steeg in 2018 sterk door de droogte. In 2020 was het stikstofbodemoverschot hoger dan in 2019, maar lager dan het gemiddelde van alle onderzochte jaren. Grondwaterkwaliteit In het zuiden en oosten van de Zandregio was de gemiddelde nitraatconcentratie in de bovenste meter van het grondwater in 2021 67 milligram per liter. Dat is boven de norm van 50 milligram per liter. Sinds 2017 steeg de nitraatconcentratie fors in dit deel van de Zandregio en is deze verdubbeld. Hierdoor is het moeilijker om gemiddeld onder de norm te komen. In het noorden van de Zandregio bleef de concentratie onder de norm, maar steeg deze naar 37 milligram per liter in 2021. In de Lössregio daalde de concentratie licht naar 57 milligram per liter in 2020, maar deze is nog wel hoger dan de norm. In de Kleiregio blijven de concentraties steeds onder de norm. Over de hele onderzochte periode stijgen de nitraatconcentraties in de Kleiregio, maar in 2021 was deze lager dan in 2020. In de Veenregio worden de laagste concentraties gemeten, 14 milligram per liter in 2021. De monitoring wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)

    Agricultural practices and water quality at farms registered for derogation in 2020

    No full text
    In Nederland mogen bepaalde agrarische bedrijven meer dierlijke mest op hun land gebruiken dan de Europese Nitraatrichtlijn voorschrijft. Zij moeten hiervoor wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze verruiming heet derogatie. Het RIVM en Wageningen Economic Research meten elk jaar de gevolgen van de derogatie voor de waterkwaliteit op driehonderd bedrijven die van derogatie gebruik maken. Uit de analyse blijkt dat de derogatie geen negatieve effecten heeft op de waterkwaliteit vanaf 2006, het jaar waarin de derogatie inging. Wel stegen de nitraatconcentraties de afgelopen jaren. Dat komt waarschijnlijk door de droogte in 2018 in heel Nederland en regionaal in 2019 en 2020, en het effect hiervan in de jaren erna. Vooral in de Zandregio steeg de nitraatconcentratie. Droogte kan er op verschillende manieren voor zorgen dat de nitraatconcentratie in het grondwater stijgt, onder andere doordat er dan minder stikstof wordt afgebroken. Bedrijfsvoering In 2020 hebben derogatiebedrijven gemiddeld 236 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. Een derogatiebedrijf mag 230 of 250 kilogram stikstof per hectare uit mest van graasdieren gebruiken, afhankelijk van de bodemsoort en regio. Door verbeteringen in de bedrijfsvoering en door aanpassingen in wetgeving wordt dierlijke mest efficiĂ«nter gebruikt om gewassen te laten groeien. Het ‘stikstofbodemoverschot’ is daardoor van 2006 tot en met 2017 gedaald. Dit betekent dat er minder stikstof in de bodem overblijft dat als nitraat met regenwater wegzakt naar diepere lagen in de bodem, en uiteindelijk het grondwater bereikt. Het stikstofbodemoverschot steeg in 2018 sterk door de droogte. In 2020 was het stikstofbodemoverschot hoger dan in 2019, maar lager dan het gemiddelde van alle onderzochte jaren. Grondwaterkwaliteit In het zuiden en oosten van de Zandregio was de gemiddelde nitraatconcentratie in de bovenste meter van het grondwater in 2021 67 milligram per liter. Dat is boven de norm van 50 milligram per liter. Sinds 2017 steeg de nitraatconcentratie fors in dit deel van de Zandregio en is deze verdubbeld. Hierdoor is het moeilijker om gemiddeld onder de norm te komen. In het noorden van de Zandregio bleef de concentratie onder de norm, maar steeg deze naar 37 milligram per liter in 2021. In de Lössregio daalde de concentratie licht naar 57 milligram per liter in 2020, maar deze is nog wel hoger dan de norm. In de Kleiregio blijven de concentraties steeds onder de norm. Over de hele onderzochte periode stijgen de nitraatconcentraties in de Kleiregio, maar in 2021 was deze lager dan in 2020. In de Veenregio worden de laagste concentraties gemeten, 14 milligram per liter in 2021. De monitoring wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)
    corecore