18 research outputs found
Dongen Hoge Ham, plangebied De Hoogt. Gemeente Dongen. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen (verkennende fase)
In opdracht van Vieya Wooncorporatie heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in april 2013 een Archeologisch Bureauonderzoek en een Inventariserend Veldonderzoek door middel van boringen uitgevoerd naar het plangebied De Hoogt aan de Hoge Ham te Dongen (gemeente Dongen). Het plangebied heeft een totale oppervlakte van circa 9.370 vierkante meter. De aanleiding tot het onderzoek is het voornemen van de opdrachtgever om een nieuwbouwplan te ontwikkelen voor ongeveer 45 nieuwe woningen. Hiertoe is een omgevingsvergunning (WABO) noodzakelijk.
In het Archeologisch Bureauonderzoek werd informatie over de huidige situatie, de aardwetenschappelijke, de historische situatie en bekende archeologische waarden binnen het plangebied verworven. Het plangebied situeert zich in het Brabantse zandgebied op een dekzandrug met hoge enkeerdgronden waarop volgens 19de eeuwse kadastrale kaarten in het zuidwestelijke deel van het plangebied bebouwing aanwezig is. Op basis van het Archeologisch Bureauonderzoek kan volgende archeologische verwachtingswaarde worden gesteld:
- Lage (voor het zuidwestelijke deel) tot middelhoge verwachting (voor het noordelijke deel van het plangebied) voor archeologische waarden uit de prehistorie, Romeinse tijd en vroege middeleeuwen, afhankelijk van de mate van verstoring
- Hoge (voor het zuidwestelijke deel) tot middelhoge verwachting (voor het noordelijke deel van het plangebied) voor archeologische waarden uit de late middeleeuwen en Nieuwe tijd.
Het gespecifieerde archeologisch verwachtingsmodel werd middels 6 boringen getoetst. Het maaiveld situeert zich tussen 3,82 en 4,32 meter +NAP. Tijdens het booronderzoek is een AâCâ bodemprofiel vastgesteld met bovenin een opgebracht zandpakket van gemiddeld circa 0,35 meter dik, met hieronder een oude bouwvoor (Aâhorizont) en een onderliggende, oudere antropogene cultuurlaag (esdek, Apbâhorizont) die gekoppeld kan worden aan bewoning en grondgebruik in de Nieuwe tijd en mogelijk ook de late middeleeuwen. In boringen 1, 2 en 4 werden in deze cultuurlagen veel archeologische indicatoren waargenomen, boring 3 werd op een diepte van 0,30 meter beneden maaiveld gestuit. In de toplaag van het onderliggende pleistocene dekzand (Câhorizont) werden geen archeologische indicatoren uit de prehistorie aangetroffen, maar de aanwezigheid van vindplaatsen vanaf het Paleolithicum tot de vroege middeleeuwen kan op basis van de boorresultaten niet uitgesloten worden. In boring 4 werd Ă©Ă©n vuursteenfragment verzameld uit een antropogene cultuurlaag uit de Nieuwe tijd. Op basis van de veldgegevens kan de archeologische verwachting worden gehandhaafd.
Omdat booronderzoek geen geschikte prospectietechniek bij lage vondstdichtheden en vindplaatsen zonder grondsporenniveau is en omdat graafwerkzaamheden die dieper reiken dan 0,50 meter beneden maaiveld eventuele archeologische waarden kunnen verstoren, wordt verder archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht om de aanwezigheid, aard en de waarde van deze resten nader te bepalen. Er wordt geadviseerd om als vervolgonderzoek een inventariserend veldonderzoek door middel van proefsleuven te laten uitvoeren op de locaties waar de bodem dieper dan 0,50 meter beneden maaiveld verstoord zal worden. De preciese ligging, grootte en afmetingen van de proefsleuven dienen op basis van de definitieve bouwplannen en verstoringsdieptes in een door de bevoegde overheid goedgekeurd Programma van Eisen (PvE) vastgelegd te worden
HulstTegelberglaan - De Beaufortlaan. Gemeente Hulst. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen.
In opdracht van RHO adviseurs voor leefruimte heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in september 2013 een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd voor twee plangebieden ten oosten van de historische kern van Hulst. Het betreft twee gelijkaardige terreinen met een oppervlakte van ongeveer 1650 vierkante meter, gelegen ten zuiden van respectievelijk de Tegelberglaan en de De Beaufortlaan. De aanleiding tot het onderzoek is het plan om ter plaatse van beide gebieden de bestaande woningen te slopen en twee nieuwbouwblokken met telkens vier woningen met een oppervlakte van ca. 380 vierkante meter op te richten.
Op basis van de beschikbare aardwetenschappelijke, archeologische en historische gegevens werd in het Archeologisch Bureauonderzoek een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Volgens de geo(morfo)logische informatie zijn er binnen het plangebied dagzomende pleistocene dekzandafzettingen van het Laagpakket van Wierden (Formatie van Boxtel) aanwezig, al dan niet afgedekt met een oud landbouwdek.
Gezien deze geologische gesteldheid binnen het onderzoeksgebied geldt voor het plangebied een hoge verwachting op het aantreffen van archeologische waarden vanaf het Late Paleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen (Laagpakket van Wierden). Op basis van oud kaartmateriaal is er een lage verwachting op het aantreffen van archeologische waarden uit de Nieuwe Tijd.
Het gespecifieerde archeologisch verwachtingsmodel werd door middels van 8 boringen getoetst, waarbij telkens 4 boringen per deellocatie werden uitgevoerd. Onder de bouwvoor werd een ouder landbouwdek (Apbâhorizont) aangeboord, waarin in boring 1 en 3 aardewerkfragmenten uit de 17de â 18de eeuw werden aangetroffen. Onder dit cultuurdek werden, met name ter plaatse van het noordelijke plangebied, in boringen 2, 3 en 4, en in boring 6 van het zuidelijke plangebied, pleistocene dekzandafzettingen met sporen van bodemvorming en een deels intacte BCâhorizont waargenomen. In dit bodemprofiel kunnen in en onder het esdek archeologische waarden en resten vanaf het Late Paleolithicum tot de Nieuwe Tijd aanwezig zijn die omwille van de aard van het uitgevoerd veldonderzoek (verkennend booronderzoek) niet werden aangetroffen.
Op basis van de veldwerkresultaten dient de hoge archeologische verwachting voor het niveau van het Laagpakket van Wierden voor het plangebied gehandhaafd. Vindplaatsen uit deze periodes kunnen binnen het plangebied direct onder de bouwvoor worden verwacht.
De resultaten van het verkennend booronderzoek laten toe om de, op basis van het Bureauonderzoek opgestelde, hoge verwachtingswaarde te handhaven. Gezien dat bij de toekomstige planvorming, meer specifiek bij de voorliggende nieuwbouwplannen, mogelijk aanwezige archeologische resten uit het LaatâPaleolithicum tot en met de Late Middeleeuwen verstoord kunnen worden, wordt aanbevolen om binnen het plangebied een Inventariserend Veldonderzoek door middel van Proefsleuven (IVOâP) te laten uitvoeren ter plaatse van de geplande nieuwbouwblokken. Indien tijdens het proefsleuvenonderzoek vindplaatsen worden aangetroffen, dan kunnen deze door middel van deze onderzoeksmethode worden gewaardeerd, waardoor de dubbelbestemming van archeologische waarden voor het plangebied komt te vervallen
Goes Slot Ostende. Singelstraat 5 â Wijngaardstraat 26, gemeente Goes. Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven en boringen
Tijdens Fase 1 van het onderzoek in Slot Ostende werden bouwdelen A, B, C en E en het pand aan de Wijngaardstraat 26 door middel van drie kleinschalige proefputten en vijftien boringen archeologisch onderzocht.
Ter plaatse van bouwdeel B werd in de kelder een kleine proefsleuf aangelegd tussen de twee pilaren die het kruisribgewelf hier ondersteunen. Op een diepte van circa 1,00 meter beneden het huidige vloerniveau werd een ouder, wellicht oorspronkelijk, vloerniveau gevonden. Deze vloer was opgebouwd uit laatmiddeleeuwse bakstenen, in een halfsteens verband gelegd. Daarnaast werd ook het fraai uitgewerkt, achtkantig basement in witte kalksteen en een bakstenen sokkel van de twee centrale zuilen aangetroffen. De kelder is gevuld met een zandig puinpakket waarin twee tot driesublagen werden onderscheiden. In de gelaagdheid kon echter geen fasering worden opgetekend. Het pakket lijkt in Ă©Ă©n fase, vanaf ten vroegste circa 1550, te zijn gedempt tot op het huidige vloerniveau.
Vervolgens werden in de kelderruimte van bouwdeel C twee proefputten uitgegraven. In werkput 2 werden hierbij de resten van een gewelfde kelder gevonden. In de hoeken van deze kelder werden de aanzetten van kruisribgewelven gevonden, waardoor verondersteld kan worden dat deze kelder gelijkaardig als de belendende kelder, in bouwdeel B, moet zijn geweest. Bovendien werd een dichtgemetselde doorgang tussen beide kelders vastgesteld. Deze toegang bleek in verschillende fases te zijn aangepast. Tijdens dit onderzoek werd de kelder uitgegraven tot op het niveau van de huidige keldervloer in bouwdeel B. In de nieuw aangetroffen kelder werd op deze diepte een tegelvloer gevonden, bestaande uit roodbakkende ongeglazuurde tegels. Naar analogie met bouwdeel B kan echter ook worden verwacht dat circa 1,00 meter onder dit vloerniveau zich nog een ouder vloerniveau bevindt. In werkput 3 werd de zuidelijke begrenzing van deze nieuwe kelder vastgesteld. In het zuiden wordt de kelder begrensd door de oude weermuur die bouwdeel C schuin doorkruist.
In bouwdelen A en E werd de bodem middels 9 grondboringen onderzocht. Op basis van de boringen kan de bodemopbouw in dit bouwdeel in twee zones opgedeeld worden.
De noordelijke zone bevindt zich op het binnenterrein van het voormalige Slot Ostende. Hier werd onder de recente lagen een antropogeen verstoorde kleilaag van circa 1,20 meter dik vastgesteld. Onder de antropogeen opgebrachte lagen werden tot minimaal 4,00 meter beneden maaiveld natuurlijke afzettingen van het Laagpakket van Walcheren vastgesteld. De natuurlijke lagen manifesteren zich hier als siltige klei met een fijne zandige gelaagdheid en worden geĂŻnterpreteerd als oeverafzettingen.
De zuidelijke zone werd onder de betonvloer en de recent opgebrachte grond, de dempingslagen van de voormalige slotgracht aangeboord. Op de grens tussen beide zones werd ook vermoedelijk de weermuur aangeboord.
Tot slot werd tijdens Fase 1 ook het pand aan de Wijngaardstraat 26 middels grondboringen onderzocht. Het onderzoek bleef echter beperkt tot Ă©Ă©n boring, omdat in het overige deel een sterke oliegeur werd waargenomen. In de boring â de meest westelijke boring â werd onder de betonvloer en een stabilisatielaag eveneens de vulling van de slotgracht vastgesteld. De slotgracht is hier tot 2,60 meter âmv ingegraven in het Hollandveen.
In bouwdeel D kon in Fase 1 geen onderzoek worden uitgevoerd, omdat hier nog een houten vloer aanwezig was. Na de verwijdering van deze vloer werden in dit bouwdeel op twee plaatsen nog verder onderzoek uitgevoerd. In de aangelegde proefsleuven werden resten aangetroffen die, in tegenstelling tot wat verwacht werd, bijna allemaal behoren tot een zeer late fase van het Slot Ostende.
In werkput 4 werden verwacht dat zich hier een toegangspartij tot de kelder in bouwdeel B zou bevinden. Er is echter vastgesteld dat het hier de jongere restanten van een bakstenen kelder betreft, welke koud tegen de keldermuur van bouwdeel B is aangebouwd. Op basis van de bouwconstructie en archeologisch materiaal in de vulling van deze kelder kan ingeschat worden dat het keldertje een vrij jonge, 19de- of 20ste-eeuwse datering moet hebben.
In werkput 5 werden een aantal muren en restanten van een bakstenen vloer gevonden. Op basis van aardewerk, aangetroffen in de insteek van de fundering kan deze muur gedateerd worden in de late 18de of vroege 19de eeuw. Deze sporen moeten toebehoord hebben tot een gebouw dat in deze fase tegen de oude woontoren is gebouwd. Er kan vanuit gegaan worden dat er nog meer resten van dit gebouw aanwezig kunnen zijn.
Bij het graven van een kijkgat in het zuidelijke deel van werkput 5 is vastgesteld dat er nog een middeleeuwse cultuurlaag aanwezig is onder de jongere bakstenen vloer. Onder de cultuurlaag is tevens een grondspoor waargenomen. Het betreft een kuil met verschillende vullingen. De kuil is ingegraven in een dik pakket van antropogene ophooglagen. Dit is bevestigd door de twee extra grondboringen die tijdens dit onderzoek werden gezet. Ter plaatse van bouwdeel D bevinden de natuurlijke sedimenten zich op circa 3,00 meter âmv, wat meer dan Ă©Ă©n meter dieper is dan in zowel bouwdelen A en E, als op het binnenterrein, ten westen van bouwdeel D. De oorzaak van dit verschil kon echter op basis van dit onderzoek niet verklaard worden
Archeologische Begeleiding â protocol Proefsleuven.
In opdracht van de gemeente Terneuzen heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed van 11 tot 19 september 2013 een Archeologische Begeleiding - protocol Proefsleuven uitgevoerd binnen het plangebied Oude Kerkstraat te Philippine (gemeente Terneuzen). De aanleiding tot het onderzoek is het voornemen van de gemeente Terneuzen om binnen het plangebied rioleringswerken uit te voeren. Vanuit het bestemmingsplan wordt archeologisch (voor)onderzoek noodzakelijk geacht aangezien het te verstoren oppervlak en de verstoringsdiepte de vrijstellingsgrenzen overschrijden.
Tijdens de Archeologische Begeleiding werden binnen het plangebied de archeologische resten van het 17de eeuwse halfbastion Meijland aangetroffen en gedocumenteerd. Aangezien de aanleg- en verstoringsdiepte van de circa 110 meter lange riolering groter was dan de diepteligging van de Staatse vestingwerken konden de archeologische resten niet in situ bewaard worden.
Het noordwestelijke deel van het plangebied (vak 5), ter plaatse van de Oude Kerkstraat, situeert zich binnen de wallen van het halfbastion Meijland, op het binnenterrein van de vesting, waardoor het maaiveld hier bijna 1 meter lager ligt. Hier werd binnen de ontgravingsdiepte onder het recente ophoogzand enkel een antropogene cultuurlaag met vondstmateriaal uit de Nieuwe tijd (16de â 20ste eeuw) aangesneden. Vermoedelijk bevond zich ter plaatse van de huidige Oude Kerkstraat een pad of toegangsweg die het halfbastion Meijland verbond met de meer westelijk gelegen barakken.
Ter plaatse van vak 4 was een oprijlaan aanwezig waardoor de bovenste 0,70 meter âmv door de aanwezigheid van een recent puinpakket verstoord was. In grote lijnen kan geconcludeerd worden dat binnen het grootste deel van het plangebied (vakken 1 tot 4), vanaf het maaiveld tot een minimale diepte van 1,30 meter beneden maaiveld (ca. 1,20 meter +NAP), meerdere antropogene ophooglagen van het halfbastion Meijland aanwezig zijn. In het meest zuidelijke deel van het plangebied (vakken 1 tot 3) werd het buitentalud van de vestingwal ter plaatse van de zuidelijke hoek van het halfbastion gedocumenteerd en in kaart gebracht. In de natuurlijke afzettingen onder de ophoogpakketten van de vesting werden enkele paalsporen gedocumenteerd die de ligging van de op te werpen vestingwal moesten weergeven of als versteviging van de vestingwal fungeerden.
Onder deze ophoogpakketten bevindt zich vanaf ca. 1,20 meter +NAP een dik pakket van natuurlijke, zandig tot kleiige afzettingen van het Laagpakket van Walcheren. In vakken 3 en 4 bestaan de jongste afzettingen van het Laagpakket van Walcheren uit een fijngelaagd, spekkoek-achtig pakket van fijngelaagde zandige tot kleiige getijdenafzettingen. Onder deze natuurlijke afzettingen werd in vak 3 een kleiwinningskuil (spoor 8) aangetroffen die op basis van stratigrafie en Ă©Ă©n scherfje in de late Middeleeuwen gedateerd kan worden.
Aan de hand van drie aanvullende gutsboringen werd inzicht verkregen in de diepere bodemopbouw van het plangebied. Ter plaatse van boringen 1 en 2 werd vanaf een diepte van ca. 4 meter âmv (ca. 1,45 meter âNAP) een zeer compact pleistoceen dekzand (Laagpakket van Wierden) aangeboord, dat door de bovenliggende afzettingen van het Laagpakket van Walcheren geĂ«rodeerd werd.
Er kan geconcluddeerd worden dat de aangetroffen archeologische resten deel uitmaken van een archeologische vindplaats die op basis van de inhoudelijke kwaliteit (zeldzaamheid, informatiewaarde en ensemblewaarde) en de criteria, zoals bepaald in het deelproces Waarderen (VS06) in de KNA 3.3, behoudenswaardig wordt geacht.
Zowel in het gemeentelijk beleid als in de Provinciale Onderzoeksagenda Zeeland (POAZ) wordt gestreefd naar het behoud van verdedigingswerken uit de 16de en 17de eeuw in Zeeland. Op basis hiervan wordt geadviseerd om de behoudenswaardige archeologische resten vroegtijdig en zo goed mogelijk in de toekomstige planvorming in te passen. Mocht bescherming en inpassing van de archeologische waarden niet mogelijk zijn, wordt archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht.
Ter plaatse van vakken 1 tot en met 3 zijn vanaf de onderkant van het maaiveld (ca. 0,30 meter âmv) tot op een diepte van ongeveer 1,5 meter âmv antropogene ophooglagen van het halfbastion Meijland aanwezig. In vak 4 was door de aanwezigheid van een oprijlaan de ondergrond tot ongeveer 0,70 meter âmv verstoord. Ter plaatse van de Oude Kerkstraat (vak 5) werd het wegcunet tot ongeveer 1,00 meter âmv uitgekist
Nieuwdorp kadeverlenging en verdieping Westhofhaven. Gemeente Borsele. Archeologisch Bureauonderzoek
In opdracht van Zeeland Seaports heeft Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed in december 2013 een Archeologisch Bureauonderzoek uitgevoerd voor een plangebied aan de Westhofhaven te Nieuwdorp, gemeente Borsele. De aanleiding tot het onderzoek is het voornemen om binnen het plangebied de westelijke kade van de Westhofhaven te verlengen en de aangrenzende havengeul te verdiepen. Het totale plangebied is naar schatting circa 4,4 hectare groot. De bestaande kademuur wordt met ongeveer 187 meter verlengd, de havengeul wordt uitgebaggerd en verdiepte tot circa 14,55 meter âNAP. Voorliggend onderzoek werd uitgevoerd in het kader van de ontgrondingsprocedure.
Gezien de bijzondere omstandigheden, te weten een locatie op het water, is door de Provincie zeeland besloten ontheffing te verlenen van de in de richtlijnen verplicht gestelde controleboringen bij het Bureauonderzoek.
Tijdens het Archeologisch Bureauonderzoek leverden met name de geologische kaarten en de resultaten van een recentelijk, binnen het plangebied uitgevoerd geotechnisch onderzoek relevante informatie op. Zo werd duidelijk dat er binnen het plangebied tot minimaal 16,50 meter âNAP geulafzettingen van het Laagpakket van Walcheren aanwezig zijn die zich diep in de ondergrond hebben ingesneden en oudere, onderliggende afzettingen hebben weggeĂ«rodeerd.
Op basis van de in het Archeologisch Bureauonderzoek verworven informatie werd een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Er kon samengevat gesteld worden dat voor het plangebied geen verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit de prehistorie in het Laagpakket van Wierden en geen verwachting geldt op het aantreffen van vindplaatsen uit de Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd
Oostburg Rioleringswerken ât Vestje Fase 1, Gemeente Sluis. Archeologische Begeleiding â protocol Opgraven
Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed! heeft in juni 2013 een Archeologische Begeleiding- protocol Opgraven uitgevoerd op de locatie 't Vestje in de historische stadskern van Oostburg (gemeente Sluis).
Tijdens de Archeologische Begeleiding van Fase 1 van de Rioleringswerken ât Vestje werden binnen het plangebied aan de Kroonwijksingel de archeologische resten van de 17de eeuwse Staatse vestingwerken aangetroffen en gedocumenteerd. Aangezien de aanlegâ en verstoringsdiepte van de riolering groter was dan de diepteligging van de Staatse vestingwerken konden de archeologische resten niet in situ bewaard worden.
De bodem binnen het plangebied is opgebouwd uit afzettingen van het Laagpakket van Walcheren op een Hollandveen Laagpakket op Pleistoceen dekzand (Laagpakket van Wierden). Het Hollandveen Laagpakket kan aangetroffen worden vanaf een diepte van ca. 1,00 meter âNAP, terwijl de top van het onderliggende Pleistoceen dekzand vanaf een diepte van ca. 1,90 meter âNAP vastgesteld werd.
In het noorden van het plangebied, ten zuiden van de Kroonwijksingel, werd in de profielopnames het contrescarp aangetroffen op een diepte van ca. 0,20 meter +NAP. Deze buitengrachtsboord liep over een afstand van ruim 12 meter en onder een hellingsgraad van ongeveer 10% af in de richting van de vestinggracht. Een oeverwal van ca. 1 meter hoog en 2 meter breed vormde de scheiding tussen een laag gelegen, mogelijk drassige zone van het contrescarp en de eigenlijke vestinggracht. In een latere fase, vermoedelijk in de 19de eeuw na de Belgische Opstand, werd deze depressie grotendeels gedempt en in de 20ste eeuw werd de huidige oever van de vestinggracht met stadafval opgehoogd.
In het noordelijke deel van het plangebied, met name ter hoogte van de Kroonwijksingel, kunnen onder de bouwvoor en/of het recente ophoogzand, vanaf 0,75 meter beneden maaiveld (vanaf ca. 0,65 meter +NAP), mogelijke resten van de Staatse vestingwerken verwacht worden. In het zuidelijke deel van het plangebied kunnen vanaf het maaiveld 20ste eeuwse afvalâ en ophogingslagen verwacht worden die de oorspronkelijke opvullingsfasen van de vestinggracht afdekken.
Voor toekomstige plannen in dit gebied wordt een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht indien de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 0,50 meter beneden maaiveld
Kapelle Vroonlandseweg Kasteel Poucques (gemeente Kapelle). Inventariserend Veldonderzoek door middel van proefsleuven
Het plangebied, met daarbinnen dit AMK terrein, werd door middel van gecombineerd geofysisch (weerstand en grondradar) en booronderzoek onderzocht. Daarbij werden de contouren van het voormalige kasteel en omringende gracht(en) goed in beeld gebracht. Op basis van het onderzoek werd het bestaande AMK-terrein uitgebreid.
Bij de geplande ontwikkeling heeft de gemeente Kapelle het archeologisch terrein zo goed als mogelijk ingepast waardoor minimale verstoring van het monument plaatsvindt. Aan de noordzijde van het terrein wordt een nieuwe ontsluitingsweg gerealiseerd. Op basis van het vooronderzoek wordt echter vermoed dat mogelijk een tweede omringende gracht of watergang rond het kasteelterrein aanwezig is. Vóór de aanleg van de weg wil de gemeente Kapelle middels gerichte proefsleuven dit vermoeden toetsen en de eventuele gracht in kaart brengen. De oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 4,8 hectaren. Het onderzoeksgebied bedraagt circa 2.000 vierkante meter.
In augustus 2014 werden door Artefact! Advies en Onderzoek in Erfgoed tijdens het proefsleuvenonderzoek twee proefsleuven aangelegd. In het zuiden van beide proefsleuven werd de noordelijke oever van de eigenlijke kasteelgracht gedocumenteerd en in kaart gebracht. Er werden geen resten of aanwijzingen van een houten beschoeiing of stenen (kade)muur langs de kasteelgracht aangetroffen.
Binnen het onderzoeksgebied werd geen tweede kasteelgracht aangetroffen. Wel kwamen de resten van een natuurlijke restgeul of getijdenkreek aan het licht, welke een verklaring vormt voor de lage weerstandswaarden uit het voorgaand weerstandsonderzoek. De restgeul was min of meer oostâwest georiĂ«nteerd, was ongeveer 7 meter breed en ca. 1,5 tot 1,75 meter diep (ca. 0,7 tot 0,95 meter âNAP).
Uit de onderste opvullingslagen werd een kleine hoeveelheid aardewerk uit de 11de tot 15de eeuw verzameld. De natuurlijke restgeul of getijdenkreek die zich net ten noorden van de omringende gracht van het kasteelterrein Poucques situeert, dateert op basis van het verzameld aardewerk uit een oudere periode dan het eigenlijke kasteelterrein. Dit wil zeggen dat deze nabijgelegen watervoerende kreek een rol heeft gespeeld bij de aanleg van het kasteelterrein en de waterhuishouding van de kasteelgracht in het bijzonder.
De onderzoeksresultaten van dit proefsleuvenonderzoek vormen geen aanleiding tot het aanpassen van de begrenzing van het terrein van hoge archeologische waarde met ARCHISâmonumentnummer 13775
Aardenburg Weststraat 14 - 20. Gemeente Sluis. Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen.
Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen in het kader van nieuwbouw.
Vervolgonderzoek noodzakelijk wanneer er dieper gegraven wordt dan 0,30 meter beneden maaiveld
Biervliet Schoollaan 6 en Ter Wallestraat. Archeologische Begeleiding
In het kader van de geplande sloopwerkzaamheden en het verwijderen van de funderingen zou de bodem tot circa 0,80 meter beneden maaiveld verstoord worden. Gezien de ligging binnen een op de AMK reeds gewaardeerd terrein, de beperkte oppervlakte van de verstoringen en de korte uitvoeringstermijn werd bepaald dat een vooronderzoek in de vorm van een Bureauonderzoek niet noodzakelijk was en dat de civiele werkzaamheden onder Archeologische Begeleiding dienden plaats te vinden.
Op 20 en 25 februari 2013 werd binnen het plangebied Schoollaan 6 een Archeologische Begeleiding bij het verwijderen van de funderingen van het schoolgebouw uitgevoerd conform de eisen van de KNA 3.2 Archeologische Begeleiding, protocol Opgraven en conform de voorwaarden uit het goedgekeurde PvE. Voor het verwijderen van de funderingen werd tot de onderkant van de fundering een sleuf aangelegd en een archeologisch vlak aangelegd. Bovendien werden in het archeologisch vlak acht boringen gezet om de diepere stratigrafie van de bodemopbouw binnen het plangebied te documenteren.
Binnen het plangebied Ter Wallestraat werden de nog in de bodem aanwezige funderingspalen met behulp van een kraan verticaal uit de grond getrokken waardoor de verstoring van mogelijk aanwezige archeologische resten tot een minimum beperkt werd. In afwijking op het PvE en op verzoek van de bevoegde overheid en diens adviseur archeologie werden op 25 februari 2013 drie boringen in het onderzoeksgebied gezet om inzicht te verkrijgen in de bodemopbouw en stratigrafie van het plangebied.
Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dat binnen het plangebied Schoollaan 6 antropogene ophoogpakketten aanwezig zijn, die voornamelijk bestaan uit selas. Op basis van het weinige vondstmateriaal kunnen deze selaspakketten in de late middeleeuwen gedateerd worden. Onder de schoolfundering werd een restant van een muurfundering (spoor 4) aangetroffen die op basis van baksteenformaat en aardewerk in de 15de tot 16de eeuw gedateerd kan worden. Dit spoor kon niet in situ behouden worden. In het noordelijke deel van het plangebied Schoollaan 6 zijn deze selaspakketten tot ruim 2,00 meter beneden het archeologische vlak aanwezig (ca. 0,29 meter +NAP tot 0,13 meter âNAP). Ter plaatse van de noordelijke vleugel van het schoolgebouw werd in boringen 6 tot en met 8 een laatmiddeleeuwse cultuurlaag aangeboord op een diepte tussen 0,11 en 0,76 meter âNAP. In boring 7 kwam uit deze cultuurlaag een roodbakkend aardewerkfragment uit de 14de eeuw aan het licht. Onder deze cultuurlaag zijn geulafzettingen van Duinkerke/het Laagpakket van Walcheren aanwezig. In het zuidelijke deel van het plangebied Schoollaan 6 zijn deze selaspakketten aanwezig op een diepte variĂ«rend tussen 0,50 tot 1,1o meter beneden het archeologisch vlak (ca. 2,06 en 1,13 meter +NAP). In de boringen 1 tot en met 5 werd tussen 2,70 en 3,50 meter beneden het archeologisch vlak (ca. 0,57 en 0,94 meter âNAP) een geĂ«rodeerde top van het Hollandveenpakket aangetroffen dat een onderliggend, mogelijk intact Pleistoceen dekzand (Laagpakket van Wierden ) afdekt.
Binnen het gehele plangebied Ter Wallestraat werd onder de bouwvoor, vanaf 0,20 tot ca. 2,20 meter beneden maaiveld (ca. 0,75 tot 1,09 meter +NAP), een kleiig, heterogeen, licht puinâ en houtskoolhoudend ophoogpakket aangeboord dat mogelijk in verband kan gebracht worden met de ligging binnen het plangebied van een bastion van de 16de vestingwerken.
Binnen het plangebied Schoollaan 6 werden de funderingen van het schoolgebouw tot ongeveer 0,80 meter beneden maaiveld verwijderd en is de bodemopbouw door de sloopwerkzaamheden grotendeels verstoord. Vanaf 0,80 meter beneden maaiveld kunnen binnen het gehele plangebied laatmiddeleeuwse ophooglagen en selaspakketten verwacht worden. In het noordelijke deel van het plangebied kan op een diepte tussen 0,11 en 0,76 meter âNAP een laatmiddeleeuwse cultuurlaag verwacht worden. Voor toekomstige plannen in dit plangebied wordt een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht indien de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 0,50 meter beneden maaiveld.
Binnen het plangebied Ter Wallestraat kunnen vanaf 0,25 meter beneden maaiveld ophoogpakketten aangetroffen worden die mogelijk deel uitmaken van de 16de eeuwse vestingwerken. Voor toekomstige plannen in dit plangebied wordt een nader archeologisch onderzoek noodzakelijk geacht indien de graafwerkzaamheden dieper reiken dan 0,50 meter beneden maaiveld. Toch dient rekening gehouden te worden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische resten op minder dan 0,50 meter beneden maaiveld
Heinkenszand Guldenroedestraat 12 (gemeente Borsele). Archeologisch Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek door middel van verkennende boringen.
Archeologisch bureauonderzoek met 4 controleboringen t.b.v. nieuwbouw ter plaatse van het plangebied.
Uitgangspunt is steeds behoud in situ. Aanbevolen wordt om rondom boring 1 geen graafwerkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan 1,75 meter beneden het huidige maaiveld. Rondom boring 4 wordt geadviseerd geen graafwerkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan 3,45 meter -mv