27 research outputs found

    Surveillance of Neisseria gonorrhoeae in 1983 and 1984

    No full text
    In 1983 werd een aanvang gemaakt met de surveillance van de gevoeligheid van niet-penicillinase vormende gonokokken voor antimicrobiele geneesmiddelen in Nederland. In de periode 1983 t/m 1984 werden 869 isolaten onderzocht, afkomstig uit drie peilcentra t.w. Amsterdam, Den Haag en Rotterdam. Ongeveer 1 op de 6 isolaten bleek verminderd gevoelig voor penicilline G en amoxicilline (MRC 0,5 - 1 E(ug)/ml) en 20% was verminderd gevoelig voor tetracycline en tiamfenicol (MRC 2-4 ug/ml) 97% van alle stammen werd geremd door 0,25 ug/ml cefuroxim en 100% door 0,12 ug/ml cefotaxim. De meest voorkomende auxotypen zijn NR (non-requiring, 36%) en Pro-(proline afhankelijk, 33%). Verminderde gevoeligheid is vooral gerelateerd aan proline- afhankelijkheid, een eigenschap die ook bij penicillinase vormende gonokokken is waargenomen.Abstract not availableGH

    Surveillance of penicillinase producing gonococci in the Netherlands in 1985

    No full text
    Evenals in voorafgaande jaren is voor 1985 op basis van enquetering en ontvangen isolaten een schatting gemaakt van de incidentie van penicillinase vormende gonokokken (PVG) binnen de totale populatie van positieve kweken van Neisseria gonorrhoeae in Nederland. Deze bedroeg 6,5%, hetgeen iets lager is dan in 1984 (7,2%). In het belangrijkste centrum, t.w. Amsterdam, was echter een lichte stijging waarneembaar tot ca. 9%. e belangrijkste daling deed zich voor in Den Haag, van ca. 11% in 1983 en 1984 tot ca. 5% in 1985.Abstract not availableGH

    Quantitative susceptibility testing of B.bronchiseptica and P.multocida against sulfonamides

    No full text
    Teneinde kwantitatieve informatie te verkrijgen over de gevoeligheid en het resistentieniveau van Bordetella bronchiseptica en Pasteurella multocida voor sulfonamiden werd voor resp. 119 en 151 bij biggen/varkens geisoleerde stammen van deze species uit een vijftal veterinair bacteriologische centra de minimale remmingsconcentratie (MRC) bepaald van sulfadimidine (SDM) en sulfamethoxazol (SMX). De MRC's van SDM t.o.v. sulfa-gevoelige stammen waren doorgaans een factor 4 hoger dan die van SMZ. Ongeveer 1 op de 3 isolaten van B.bronchiseptica bleek resistent (MRC > 64 ug/ml) tegen beide sulfonamiden. Van de P.multocida isolaten was ca. 7% resistent tegen SMZ en 21% tegen SDM. Op grond hiervan kan worden betwijfeld of SDM onder de sulfonamiden de beste keus is bij atrofische rhinitis.Abstract not availableVH

    Surveillance of penicillinase producing gonococci in The Netherlands incidence in 1983

    No full text
    In 1983 bleek dat gemiddeld over Nederland ca 8% van alle positieve gonokokkenkweken een penicillinase vormer was. Dit betekent ten opzichte van 1982 (ca 11%) een daling, die voornamelijk wordt veroorzaakt door een halvering van de PVG-frequentie in Amsterdam. In de loop van het jaar is ook in Den Haag de PVG-frequentie aanzienlijk gedaald, namelijk van bijna 20% tot ca 5%. Aan het eind van 1983 was de incidentie van penicillinase vormende gonokokken in alle belangrijke centra lager dan 10%, de grens waar boven penicilline niet meer als eerste keus middel wordt aanbevolen bij infecties door N.gonorrhoeae.Abstract not availableGH

    Surveillance of penicillinase producing gonococci in The Netherlands incidence in 1984

    No full text
    In het kader van de surveillance van penicillinase vormende gonococcen (PVG's) in ons land zijn door enquetering van de inzendende laboratoria gegevens verzameld over de PVG-incidentie in 1984. Daaruit blijkt dat in dat jaar gemiddeld over Nederland ruim 7% van alle gonococcen isolaten een penicillinase-vormer was en derhalve resistent tegen penicilline G en aanverwante antibiotica. Deze incidentie is vrijwel gelijk aan die in 1983 (8%). Van de belangrijkste drie centra (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) lag in 1984 alleen in Den Haag de PVG-frequentie nog rond 10% de grens waarboven penicilline niet meer als middel van keuze wordt aanbevolen bij infecties door Neisseria gonorrhoeae.Abstract not availableGH

    Surveillance of penicillinase producing gonococci in the Netherlands; incidence and prevalence in 1990

    No full text
    Abstract niet beschikbaarIn this report the data from the surveillance of penicillinase producing Neisseria gonorrhoeae (PPNG) in the Netherlands in 1990 are summarized. The inquiry among participating laboratories and the survey of the Health Inspectorate indicate that the incidence of gonorrhoeae - after a strong decrease in the mid-eighties followed by a stabilization in the period 1988-89 around 3000 cases annually - has increased again to approximately 3600 in 1990. The prevalence of PPNG among gonococcal isolates further increased to 30%. In only 2 of the 23 municipalities PPNG-frequencies below 10% were found. The outbreak of tetracycline resistant PPNG, reaching its peak in 1989, seems to fade-away. Nevertheless still 12% of all PPNG in 1990 were resistant to tetracyclines. The more than 1000 PPNG isolates tested were susceptible to the newer cefalosporines (e.g. cefotaxime and ceftriaxone) and fluoroquinolones (e.g. ciprofloxacin). However, caution is warranted since the MIC values for some isolates indicated decreased susceptibility.GH

    Susceptibility testing with apramycin, flumequine and furazolidone against Salmonella species and E.coli

    No full text
    In het kader van de standaardisatie van gevoeligheidsbepalingen in de veterinair bacteriologische laboratoria is onderzoek verricht naar het verband tussen minimale remmingsconcentraties en remzonediameters voor de antimicrobiele diergeneesmiddelen apramycine, flumequine en furazolidon. Het onderzoek werd uitgevoerd bij 76, veelal multiresistente, stammen van E.coli en Salmonella species. Alle stammen bleken gevoelig voor apramycine en, op een na, voor flumequine. Alleen voor furazolidon bleek de verdeling van MRC's en zonediameters zodanig dat berekening van een regressielijn mogelijk was.Abstract not availableNRLORIV

    Surveillance of penicillinase producing genococci in the Netherlands ; incidence and prevalence in 1987

    No full text
    In de reeks van jaarlijkse rapportages inzake de prevalentie van penicillinase vormende (penicilline resistente) geonokokken (PVG) in Nederland worden hier de gegevens over 1987 gepresenteerd. Op basis van enquetering, de gegevens van de GHI en het aantal PVG dat voor nader onderzoek naar het RIVM werd gezonden kan worden geconcludeerd, dat het totaal aantala ggonorrhoeae gevallen weliswaar scherp is gedaald maar dat de PVG-prevalentie - d.w.z. het percentage van alle positieve kweken van Neisseria gonorrhoeae dat penicillinase vormt - t.o.v. 1986 nog enigzins is gestegen van 9.6% naar 11.4%. De meeste stammen werden geisoleerd in Amsterdam, waar het PVG-percentage sinds medio 1986 varieert van 15 tot 20%. Van de 522 onderzochte PVG-isolaten waren er 9 (1.7%) resistent tegen tetracycline (MRC 16-32 mug/ml). Er werd eens terke toename geconstateerd van isolaten met een afwijkend (kleiner) penicillinase-plasmide. Deze bleken als regel minder gevoelig voor antibiotica (hogere MRC-waarden) dan de stammen met de bekende plasmiden-patronen. Een en ander illustreert, dat permanente surveillance van het gevoeligheidsniveau bij PVG geindiceerd blijft.Abstract not availableGH

    Surveillance of penicillinase producing gonococci in The Netherlands ; incidence and prevalence in 1988

    No full text
    In de serie "Surveillance van penicillinase vormende gonokokken (PVG) in Nederland" worden in dit verslag de gegevens over 1988 weergegeven. Uit de jaarlijkse enquetering en de overzichten van de GHI volgt dat de in 1985 ingezette daling van het aantal gonorroe gevallen in ons land doorgaat en dat de incidentie in 1988 nog slechts 1/4 tot 1/3 bedroeg van die in 1985. De prevalentie van PVG blijkt daarentegen toe te nemen. Van de geisoleerde gonokokken stammen bleek 14,0% penicillinase vormer (vgl. 11,4% in 1987 en 9,6% in 1986). Het percentage in Amsterdam bedroeg, evenals in 1987, ca. 20%. Dit jaar werden 416 PVG voor nader onderzoek naar het RIVM gezonden. Het meest opvallend is de toename van plasmide-gecodeerde tetracycline resistentie bij PVG ; 38 isolaten (9,1%) bleken dit kenmerk te bevatten. Deze zgn. TRG/PVG werden vooral aangetroffen in Den Haag, waar in de 2e helft van 1988 ca. 60% van de PVG tevens TRG was. Deze stijging blijkt inmiddels in 1989 door te gaan. Voorts werden belangrijke verschuivingen in overheersende auxotypen en plasmiden patronen geconstateerd. Details van dit onderzoek zullen elders worden gepubliceerd.Abstract not availableGH

    Surveillance of penicillinase-producing gonococci in the Netherlands in 1986

    No full text
    In het kader van de surveillancea van penicillinase vormende gonokokken (PVG) is op basis van enquetering en van het aantal PVG-isolaten dat voor nader onderzoek naar het RIVM werd gezonden, een schatting gemaakt van de prevalentie van dergelijke stammen binnen de totale populatie van positieve kweken van Neisseria gonorrhoeae in Nederland in 1986. Deze bedroeg gemiddeld 9,6%, hetgeen t.o.v. 1985 (6,5%) een stijging betekent. In Amsterdam, waar de meeste gonokokken worden geisoleerd, steeg de PVG-prevalentie in het 3e en 4e kwartaal tot ca. 20%.Abstract not availableGH
    corecore