163 research outputs found

    Law and (De)Civilization: An Introduction

    Get PDF
    This paper outlines the intellectual origins of this special issue in a number of conferences and workshops held between 2018 and 2021, addressing the questions of, on the one hand, how the understanding of law and legal institutions can be enhanced with reference to Norbert Elias's conception of both civilizing and decivilizing process and, on the other hand, how Elias’s analysis of civilization and decivilization could be developed with a deeper engagement with the specific role of law. After a discussion of the centrality of law to civilizing and decivilizing processes, we identify the central theoretic premises that informed the call for papers and that link all the papers together. This is followed by a very brief outline of each of the nine papers, and finally some concluding reflections on the future directions that research in this field might take

    De richtschema’s, en daarna?

    Get PDF
    Uitgedacht binnen het kader van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) van 2002, werd het richtschema voorgesteld als het bevoorrechte middel voor de ontwikkeling van de “hefboomgebieden”. Het werd zo drager van een drievoudige belofte: betere coördinatie van de publieke actie, efficiĂ«nte publiek-private samenwerking (PPS) en echte, democratische participatie. Het werd voor de eerste keer in de praktijk gebracht tijdens de vorige gewestelij-ke legislatuur. De werkwijze wordt hier geĂ«valueerd op basis van een empirische studie van verschillende cases, waaronder het emblematische Rijksadministratief Centrum, en van een namiddag van uitwisseling en reflectie rond de resultaten van dit instrument.Volgens de auteurs doen de administratieve complexiteit, de divergentie tussen de belangen van de publieke en van de private sector en de moeilijkheid om echte bewonersparticipatie in te richten, de efficiĂ«ntie van een middel dat geen enkele dwingende waarde heeft, geweld aan. Maar ze blijven niet bij deze vaststelling van (gedeeltelijke) mislukking. Ze pleiten helemaal niet voor het verlaten van het bestudeerde instrument, maar schetsen integendeel pistes die de verbetering ervan zouden moeten mogelijk maken. Als het middel “richtschema” in de juiste richting gaat, roept het inderdaad op tot andere vooruitgang naar een beheer van de stedenbouw dat democratischer, efficiĂ«nter, respectvol voor het algemeen belang en drager van toekomst voor de stad is.Conçu dans le cadre du Plan rĂ©gional de dĂ©veloppement (PRD) de 2002, le schĂ©ma directeur a Ă©tĂ© prĂ©sentĂ© comme l’outil privilĂ©giĂ© du dĂ©ploiement des « zones leviers ». Il Ă©tait ainsi porteur d’une triple promesse : de meilleure coordination de l’action publique, de partenariats public/privĂ©s (PPP) efficaces et de rĂ©elle participation dĂ©mocratique. Mis en Ɠuvre pour la premiĂšre fois au cours de la lĂ©gislature rĂ©gionale passĂ©e, l’outil est Ă©valuĂ© ici sur la base d’une Ă©tude empirique de plusieurs cas, dont celui emblĂ©matique de la CitĂ© administrative de l’Etat, et d’une aprĂšs-midi d’échanges et de rĂ©flexions tenue autour de ses rĂ©sultats.Pour les auteurs, la complexitĂ© administrative, la divergence des intĂ©rĂȘts entre secteurs public et privĂ© et la difficultĂ© Ă  instaurer une participation rĂ©elle des habitants mettent Ă  mal l’efficience d’un outil qui n’a, somme toute, aucune valeur contraignante. Mais ils ne s’en tiennent pas Ă  ce constat d’échec (partiel). Loin de recommander l’abandon de l’instrument Ă©tudiĂ©, ils esquissent au contraire des pistes susceptibles de permettre son amĂ©lioration. Si l’outil « schĂ©ma directeur » va dans la bonne direction, il appelle en effet d’autres avancĂ©es vers une gestion de l’urbanisme Ă  la fois plus dĂ©mocratique, plus efficace, respectueuse de l’intĂ©rĂȘt collectif et porteuse d’avenir pour la ville.The master plan was designed in the framework of the 2002 Regional Development Plan (RDP) as the preferred tool for the development of the fourteen “areas of regional interest”. The plan thus made a triple promise: better coordination of public action, effective public/private partnerships (PPPs) and true democratic participation. The tool was implemented for the first time during the last regional legislature, and is evaluated here based on an empirical study of several cases including the emblematic case of the state administrative district, as well as an afternoon meeting to discuss the results. The authors feel that the administrative complexity, the opposing interests of the public and private sectors, and the difficulty to establish true participation on behalf of inhabitants jeopardise the efficiency of a tool which – when all is said and done – is not binding. But they do not confine themselves to this acknowledgment of (partial) failure. Instead of recommending the elimination of this mechanism, they outline proposals to improve it. Although the ‘master plan’ tool is headed in the right direction, it calls for other advancements towards urban management which is more democratic, more effective, respectful of collective interests and beneficial for the future of the city

    Les schémas directeurs, et aprÚs ?

    Get PDF
    Conçu dans le cadre du Plan rĂ©gional de dĂ©veloppement (PRD) de 2002, le schĂ©ma directeur a Ă©tĂ© prĂ©sentĂ© comme l’outil privilĂ©giĂ© du dĂ©ploiement des « zones leviers ». Il Ă©tait ainsi porteur d’une triple promesse : de meilleure coordination de l’action publique, de partenariats public/privĂ©s (PPP) efficaces et de rĂ©elle participation dĂ©mocratique. Mis en Ɠuvre pour la premiĂšre fois au cours de la lĂ©gislature rĂ©gionale passĂ©e, l’outil est Ă©valuĂ© ici sur la base d’une Ă©tude empirique de plusieurs cas, dont celui emblĂ©matique de la CitĂ© administrative de l’Etat, et d’une aprĂšs-midi d’échanges et de rĂ©flexions tenue autour de ses rĂ©sultats.Pour les auteurs, la complexitĂ© administrative, la divergence des intĂ©rĂȘts entre secteurs public et privĂ© et la difficultĂ© Ă  instaurer une participation rĂ©elle des habitants mettent Ă  mal l’efficience d’un outil qui n’a, somme toute, aucune valeur contraignante. Mais ils ne s’en tiennent pas Ă  ce constat d’échec (partiel). Loin de recommander l’abandon de l’instrument Ă©tudiĂ©, ils esquissent au contraire des pistes susceptibles de permettre son amĂ©lioration. Si l’outil « schĂ©ma directeur » va dans la bonne direction, il appelle en effet d’autres avancĂ©es vers une gestion de l’urbanisme Ă  la fois plus dĂ©mocratique, plus efficace, respectueuse de l’intĂ©rĂȘt collectif et porteuse d’avenir pour la ville.Uitgedacht binnen het kader van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) van 2002, werd het richtschema voorgesteld als het bevoorrechte middel voor de ontwikkeling van de “hefboomgebieden”. Het werd zo drager van een drievoudige belofte: betere coördinatie van de publieke actie, efficiĂ«nte publiek-private samenwerking (PPS) en echte, democratische participatie. Het werd voor de eerste keer in de praktijk gebracht tijdens de vorige gewestelij-ke legislatuur. De werkwijze wordt hier geĂ«valueerd op basis van een empirische studie van verschillende cases, waaronder het emblematische Rijksadministratief Centrum, en van een namiddag van uitwisseling en reflectie rond de resultaten van dit instrument.Volgens de auteurs doen de administratieve complexiteit, de divergentie tussen de belangen van de publieke en van de private sector en de moeilijkheid om echte bewonersparticipatie in te richten, de efficiĂ«ntie van een middel dat geen enkele dwingende waarde heeft, geweld aan. Maar ze blijven niet bij deze vaststelling van (gedeeltelijke) mislukking. Ze pleiten helemaal niet voor het verlaten van het bestudeerde instrument, maar schetsen integendeel pistes die de verbetering ervan zouden moeten mogelijk maken. Als het middel “richtschema” in de juiste richting gaat, roept het inderdaad op tot andere vooruitgang naar een beheer van de stedenbouw dat democratischer, efficiĂ«nter, respectvol voor het algemeen belang en drager van toekomst voor de stad is.The master plan was designed in the framework of the 2002 Regional Development Plan (RDP) as the preferred tool for the development of the fourteen “areas of regional interest”. The plan thus made a triple promise: better coordination of public action, effective public/private partnerships (PPPs) and true democratic participation. The tool was implemented for the first time during the last regional legislature, and is evaluated here based on an empirical study of several cases including the emblematic case of the state administrative district, as well as an afternoon meeting to discuss the results. The authors feel that the administrative complexity, the opposing interests of the public and private sectors, and the difficulty to establish true participation on behalf of inhabitants jeopardise the efficiency of a tool which – when all is said and done – is not binding. But they do not confine themselves to this acknowledgment of (partial) failure. Instead of recommending the elimination of this mechanism, they outline proposals to improve it. Although the ‘master plan’ tool is headed in the right direction, it calls for other advancements towards urban management which is more democratic, more effective, respectful of collective interests and beneficial for the future of the city

    The master plans: what comes next?

    Get PDF
    The master plan was designed in the framework of the 2002 Regional Development Plan (RDP) as the preferred tool for the development of the fourteen “areas of regional interest”. The plan thus made a triple promise: better coordination of public action, effective public/private partnerships (PPPs) and true democratic participation. The tool was implemented for the first time during the last regional legislature, and is evaluated here based on an empirical study of several cases including the emblematic case of the state administrative district, as well as an afternoon meeting to discuss the results. The authors feel that the administrative complexity, the opposing interests of the public and private sectors, and the difficulty to establish true participation on behalf of inhabitants jeopardise the efficiency of a tool which – when all is said and done – is not binding. But they do not confine themselves to this acknowledgment of (partial) failure. Instead of recommending the elimination of this mechanism, they outline proposals to improve it. Although the ‘master plan’ tool is headed in the right direction, it calls for other advancements towards urban management which is more democratic, more effective, respectful of collective interests and beneficial for the future of the city.Conçu dans le cadre du Plan rĂ©gional de dĂ©veloppement (PRD) de 2002, le schĂ©ma directeur a Ă©tĂ© prĂ©sentĂ© comme l’outil privilĂ©giĂ© du dĂ©ploiement des « zones leviers ». Il Ă©tait ainsi porteur d’une triple promesse : de meilleure coordination de l’action publique, de partenariats public/privĂ©s (PPP) efficaces et de rĂ©elle participation dĂ©mocratique. Mis en Ɠuvre pour la premiĂšre fois au cours de la lĂ©gislature rĂ©gionale passĂ©e, l’outil est Ă©valuĂ© ici sur la base d’une Ă©tude empirique de plusieurs cas, dont celui emblĂ©matique de la CitĂ© administrative de l’Etat, et d’une aprĂšs-midi d’échanges et de rĂ©flexions tenue autour de ses rĂ©sultats.Pour les auteurs, la complexitĂ© administrative, la divergence des intĂ©rĂȘts entre secteurs public et privĂ© et la difficultĂ© Ă  instaurer une participation rĂ©elle des habitants mettent Ă  mal l’efficience d’un outil qui n’a, somme toute, aucune valeur contraignante. Mais ils ne s’en tiennent pas Ă  ce constat d’échec (partiel). Loin de recommander l’abandon de l’instrument Ă©tudiĂ©, ils esquissent au contraire des pistes susceptibles de permettre son amĂ©lioration. Si l’outil « schĂ©ma directeur » va dans la bonne direction, il appelle en effet d’autres avancĂ©es vers une gestion de l’urbanisme Ă  la fois plus dĂ©mocratique, plus efficace, respectueuse de l’intĂ©rĂȘt collectif et porteuse d’avenir pour la ville.Uitgedacht binnen het kader van het Gewestelijk Ontwikkelingsplan (GewOP) van 2002, werd het richtschema voorgesteld als het bevoorrechte middel voor de ontwikkeling van de “hefboomgebieden”. Het werd zo drager van een drievoudige belofte: betere coördinatie van de publieke actie, efficiĂ«nte publiek-private samenwerking (PPS) en echte, democratische participatie. Het werd voor de eerste keer in de praktijk gebracht tijdens de vorige gewestelij-ke legislatuur. De werkwijze wordt hier geĂ«valueerd op basis van een empirische studie van verschillende cases, waaronder het emblematische Rijksadministratief Centrum, en van een namiddag van uitwisseling en reflectie rond de resultaten van dit instrument.Volgens de auteurs doen de administratieve complexiteit, de divergentie tussen de belangen van de publieke en van de private sector en de moeilijkheid om echte bewonersparticipatie in te richten, de efficiĂ«ntie van een middel dat geen enkele dwingende waarde heeft, geweld aan. Maar ze blijven niet bij deze vaststelling van (gedeeltelijke) mislukking. Ze pleiten helemaal niet voor het verlaten van het bestudeerde instrument, maar schetsen integendeel pistes die de verbetering ervan zouden moeten mogelijk maken. Als het middel “richtschema” in de juiste richting gaat, roept het inderdaad op tot andere vooruitgang naar een beheer van de stedenbouw dat democratischer, efficiĂ«nter, respectvol voor het algemeen belang en drager van toekomst voor de stad is

    The Tivoli sustainable neighbourhood: a new way of building the city in Brussels?

    Get PDF
    In Brussels and elsewhere, the reference to sustainable development has made its way in public policies. With its 400 housing units, its park and an economic centre dedicated to “green” companies, the “Tivoli” sustainable neighbourhood project is one of the most ambitious projects under way in the Brussels territory. In 2012, researchers from UniversitĂ© Saint-Louis – Bruxelles (USL-B), UniversitĂ© libre de Bruxelles (ULB), UniversitĂ© catholique de Louvain (UCL) and associations such as Periferia – in charge of participation in the Tivoli project – carried out an in vivo study of the project. This article summarises part of the “Quartiers durables” group’s work based on four themes: 1) the reorganisation of public action and “governance”; 2) participation at the heart of the sustainable project; 3) the connections between architecture and the model of the sustainable city; and 4) the appropriation of sustainable living in two other projects in Brussels. For the authors, the Tivoli project reveals (new?) approaches which question more broadly the methods of building the contemporary city.À Bruxelles comme ailleurs, la rĂ©fĂ©rence au durable fait son chemin dans les politiques publiques. Avec 400 logements, un parc et un pĂŽle Ă©conomique dĂ©diĂ© aux entreprises « vertes », le projet de quartier durable « Tivoli » est un des plus ambitieux parmi ceux dĂ©veloppĂ©s actuellement sur le territoire bruxellois. En 2012, des chercheurs de l’UniversitĂ© Saint-Louis Ă  Bruxelles (USL-B), de l’UniversitĂ© libre de Bruxelles (ULB), de l’UniversitĂ© catholique de Louvain (UCL) et des acteurs associatifs, dont Periferia, en charge de la participation dans le cas de Tivoli, dĂ©cident de l’étudier in vivo. Cet article synthĂ©tise une partie des travaux du groupe « Quartiers durables » Ă  partir de quatre thĂšmes : 1) les recompositions de l’action publique et de la « gouvernance » ; 2) la participation, au cƓur du projet durable ; 3) les liens entre l’architecture et le modĂšle de la ville durable ; 4) l’appropriation de l’habiter durable dans deux autres projets bruxellois. Pour les auteurs, le projet Tivoli apparaĂźt rĂ©vĂ©lateur de (nouvelles ?) maniĂšres de faire qui interrogent plus largement les modes de fabrication de la ville contemporaine.Ook in het Brusselse beleid wordt meer en meer verwezen naar duurzaamheid. Met 400 woningen, een park en een bedrijvencentrum voor “groene” ondernemingen is het project rond de duurzame wijk Tivoli een van de meest ambitieuze die momenteel in Brussel ontwikkeld worden. In 2012 besloten onderzoekers van de UniversitĂ© Saint-Louis - Brussel (USL-B), de UniversitĂ© libre de Bruxelles (ULB) en de UniversitĂ© catholique de Louvain (UCL) om dit samen met enkele verenigingen zoals Periferia, dat instaat voor de participatie in het geval van Tivoli, in vivo te gaan bestuderen. In dit artikel wordt een deel van de werkzaamheden van de groep “Quartiers durables” samengevat op basis van vier thema’s: 1) veranderingen van de openbare actie en van het “bestuur”, 2) participatie in het kader van een duurzaam project, 3) verband tussen architectuur en het model van een duurzame stad, 4) toe-eigening van duurzaam wonen in twee andere Brusselse projecten. Voor de auteurs brengt het Tivoli-project (nieuwe?) werkwijzen aan het licht die stilstaan bij de manier waarop in bredere zin vorm gegeven wordt aan de moderne stad

    Sentiment d'appartenance et indiffĂ©rence Ă  l'Europe. Quand des jeunes s'en mĂȘlent (ou pas)

    Get PDF
    Cette communication aborde la question du rôle joué par les émotions des citoyens dans leur rapport à l’Europe, quand les études européennes s’en sont assez peu souciées. Certes, après 1992 (et la ratification difficile du traité de Maastricht), et plus encore après 2005 (et l’échec de la ratification du Traité Constitutionnel), des interrogations sur la « légitimité » du projet européen ont emmené dans leur sillage la question de l’attachement. Notamment à travers l’hypothèse d’un sentiment d’appartenance à l’Europe jugé globalement défaillant. Cependant, celui-ci demeure mal cerné par le biais des sondages Eurobaromètres, qui n’échappent pas à l’opposition dénoncée par Norbert Elias entre raison et sentiment. Dans le même temps, la question de l’indifférence des citoyens à l’Europe reste peu investiguée dans des schémas prisonniers des approches (« soutien versus rejet ») léguées par les études sur l’euroscepticisme. Dans le cadre d’une recherche collective portant sur l’acceptation sociale de l’UE comme espace de régulation, six entretiens collectifs avec des groupes de quatre à sept jeunes (âgés de 16 à 26 ans) ont été organisés en 2013-2014 dans différents quartiers de Bruxelles, offrant d’autres points de vue sur ces questions. L’enquête part de l’hypothèse qu’un ordre politique ne peut prétendre à la légitimité que si les citoyens s’orientent d’après les représentations qu’ils se font de cet ordre (Weber). Partant de là, on tentera de montrer que le « repérage d’empreintes émotives individuelles » n’est pas seulement utile pour rendre compte d’engagements politiques forts. Il l’est aussi pour comprendre des formes de désengagement et de retrait qui se révèlent irréductibles à une absence de sentiments vis-à-vis de l’Europe, et parfois compatibles avec une connaissance approfondie de « ce dont on parle »

    The Tivoli sustainable neighbourhood: a new way of building the city in Brussels?

    Full text link
    peer reviewedIn Brussels and elsewhere, the reference to sustainable development has made its way in public policies. With its 400 housing units, its park and an economic centre dedicated to “green” companies, the “Tivoli” sustainable neighbourhood project is one of the most ambitious projects under way in the Brussels territory. In 2012, researchers from UniversitĂ© Saint-Louis – Bruxelles (USL-B), UniversitĂ© libre de Bruxelles (ULB), UniversitĂ© catholique de Louvain (UCL) and associations such as Periferia – in charge of participation in the Tivoli project – carried out an in vivo study of the project. This article summarises part of the “Quartiers durables” group’s work based on four themes: 1) the reorganisation of public action and “governance”; 2) participation at the heart of the sustainable project; 3) the connections between architecture and the model of the sustainable city; and 4) the appropriation of sustainable living in two other projects in Brussels. For the authors, the Tivoli project reveals (new?) approaches which question more broadly the methods of building the contemporary city.11. Sustainable cities and communities13. Climate actio

    Duurzame wijk Tivoli: naar een nieuw soort stadsleven in Brussel?

    Get PDF
    Ook in het Brusselse beleid wordt meer en meer verwezen naar duurzaamheid. Met 400 woningen, een park en een bedrijvencentrum voor “groene” ondernemingen is het project rond de duurzame wijk Tivoli een van de meest ambitieuze die momenteel in Brussel ontwikkeld worden. In 2012 besloten onderzoekers van de UniversitĂ© Saint-Louis - Brussel (USL-B), de UniversitĂ© libre de Bruxelles (ULB) en de UniversitĂ© catholique de Louvain (UCL) om dit samen met enkele verenigingen zoals Periferia, dat instaat voor de participatie in het geval van Tivoli, in vivo te gaan bestuderen. In dit artikel wordt een deel van de werkzaamheden van de groep “Quartiers durables” samengevat op basis van vier thema’s: 1) veranderingen van de openbare actie en van het “bestuur”, 2) participatie in het kader van een duurzaam project, 3) verband tussen architectuur en het model van een duurzame stad, 4) toe-eigening van duurzaam wonen in twee andere Brusselse projecten. Voor de auteurs brengt het Tivoli-project (nieuwe?) werkwijzen aan het licht die stilstaan bij de manier waarop in bredere zin vorm gegeven wordt aan de moderne stad.À Bruxelles comme ailleurs, la rĂ©fĂ©rence au durable fait son chemin dans les politiques publiques. Avec 400 logements, un parc et un pĂŽle Ă©conomique dĂ©diĂ© aux entreprises « vertes », le projet de quartier durable « Tivoli » est un des plus ambitieux parmi ceux dĂ©veloppĂ©s actuellement sur le territoire bruxellois. En 2012, des chercheurs de l’UniversitĂ© Saint-Louis Ă  Bruxelles (USL-B), de l’UniversitĂ© libre de Bruxelles (ULB), de l’UniversitĂ© catholique de Louvain (UCL) et des acteurs associatifs, dont Periferia, en charge de la participation dans le cas de Tivoli, dĂ©cident de l’étudier in vivo. Cet article synthĂ©tise une partie des travaux du groupe « Quartiers durables » Ă  partir de quatre thĂšmes : 1) les recompositions de l’action publique et de la « gouvernance » ; 2) la participation, au cƓur du projet durable ; 3) les liens entre l’architecture et le modĂšle de la ville durable ; 4) l’appropriation de l’habiter durable dans deux autres projets bruxellois. Pour les auteurs, le projet Tivoli apparaĂźt rĂ©vĂ©lateur de (nouvelles ?) maniĂšres de faire qui interrogent plus largement les modes de fabrication de la ville contemporaine.In Brussels and elsewhere, the reference to sustainable development has made its way in public policies. With its 400 housing units, its park and an economic centre dedicated to “green” companies, the “Tivoli” sustainable neighbourhood project is one of the most ambitious projects under way in the Brussels territory. In 2012, researchers from UniversitĂ© Saint-Louis – Bruxelles (USL-B), UniversitĂ© libre de Bruxelles (ULB), UniversitĂ© catholique de Louvain (UCL) and associations such as Periferia – in charge of participation in the Tivoli project – carried out an in vivo study of the project. This article summarises part of the “Quartiers durables” group’s work based on four themes: 1) the reorganisation of public action and “governance”; 2) participation at the heart of the sustainable project; 3) the connections between architecture and the model of the sustainable city; and 4) the appropriation of sustainable living in two other projects in Brussels. For the authors, the Tivoli project reveals (new?) approaches which question more broadly the methods of building the contemporary city
    • 

    corecore