51 research outputs found

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2015

    No full text
    Dutch manure policy tries to limit the harmful environmental impact of agriculture. This is in line with international agreements on fertilizer use. The European Nitrates Directive prescribes Member States to limit the use of animal manure to 170 kg nitrogen per hectare. Farms with at least 80 percent of grassland may, under certain conditions, use more manure from grazing animals such as cows and sheep (derogation). Over the last 10 years, nitrate leaching from the manure to the upper groundwater has decreased or remained the same for these farms. By 2015, on average, the concentration is in all regions below the EU standard of 50 milligrams of nitrate per liter. This is according to the annual report by RIVM and Wageningen Economic Research. They follow agricultural practices and the effects on water quality at 300 derogation farms and report their results to the EU annually. This report describes the situation in 2015 and the development between 2006 and 2016 (trend). Management. The permissible amount of nitrogen from grazing manure is, depending on the soil and region, 250 kilograms per hectare (in the Clay region. Peat region and northern part of the Sand region) or 230 kg/ha (in the Loess region and the rest of the Sand region). On average, derogation companies have used 238 kilograms of nitrogen from animal manure per hectare in 2015. The amount of nitrogen that can leached as nitrate to groundwater is determined, among others, by the so-called nitrogen soil surplus. This is the difference between the input of nitrogen (such as fertilizers) and their output (including through grass and maize). The average nitrogen surplus over the regions has decreased over the period considered. Groundwater quality. By 2015, the average nitrate concentration in the groundwater in Sand 250 was 26 milligrams per liter (mg/l). The highest concentration is measured in the Loess region (42 mg/l) and in Sand 230 (45 mg/l). On the average, farms in the Clay region and the Peat region had lower nitrate concentrations in leaching water (22 and 13 mg/l respectively). The difference between the regions can be explained by the proportion of soils prone to nitrate leaching. Especially in Sand 230 and in the Loess region there are grounds for which nitrate is reduced in a lesser extent, and therefore can leach more to groundwater.Het Nederlandse mestbeleid probeert de schadelijke milieueffecten van de landbouw te beperken. Dit sluit aan bij internationale afspraken over het mestgebruik, die onder meer zijn vastgelegd in de Europese Nitraatrichtlijn. Die schrijft lidstaten voor om het gebruik van dierlijke mest te beperken tot 170 kg stikstof per hectare. Bedrijven met ten minste 80 procent grasland mogen onder bepaalde voorwaarden meer mest gebruiken, afkomstig van graasdieren zoals koeien en schapen (derogatie). Op deze bedrijven is in de periode 2006 tot en met 2016 de uitspoeling van nitraat uit de mest naar het grondwater gedaald of gelijk gebleven. In 2015 ligt op derogatiebedrijven de concentratie gemiddeld in alle regio's onder de EU-norm van 50 milligram nitraat per liter. Dit blijkt uit de jaarlijkse rapportage van het RIVM en Wageningen Economic Research. Zij volgen op 300 derogatiebedrijven de bedrijfsvoering en de effecten op de waterkwaliteit en zij rapporteren de resultaten hiervan jaarlijks aan de EU. In deze rapportage is de situatie in 2015 beschreven en de ontwikkeling tussen 2006 en 2016 (trend). Bedrijfsvoering. De toegestane hoeveelheid stikstof uit graasdiermest is, afhankelijk van de bodemsoort en regio, 250 kilogram per hectare (in de Kleiregio, Veenregio en het noordelijke deel van de Zandregio) of 230 kg/ha (in de Lössregio en het overige deel van de Zandregio). Gemiddeld hebben derogatiebedrijven in 2015 238 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. De hoeveelheid stikstof die als nitraat kan uitspoelen naar het grondwater wordt onder andere bepaald door het zogenoemde stikstofbodemoverschot. Dit is het verschil tussen de aanvoer van stikstof (zoals meststoffen) en de afvoer ervan (waaronder via gras en maïs). Het stikstofbodemoverschot is gemiddeld over de regio's tijdens de onderzochte periode gedaald met 16%. Grondwaterkwaliteit. In 2015 was de gemiddelde nitraatconcentratie in het grondwater 26 milligram per liter (mg/l) in Zand 250. De hoogste concentratie wordt gemeten in de Lössregio (42 mg/l) en in Zand 230 (45 mg/l). Bedrijven in de Kleiregio en de Veenregio hadden gemiddeld een lagere nitraatconcentratie (respectievelijk 22 en 13 mg/l). Het verschil tussen de regio's kan verklaard worden door het aandeel uitspoelingsgevoelige gronden. Vooral in Zand 230 en in de Lössregio komen gronden voor waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan uitspoelen naar het grondwater.Ministerie van Economische Zake

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor de derogatie. Beschrijving van de meetnetopzet voor de periode 2006-2009 en de inhoud van de rapportages vanaf 2008

    Get PDF
    Translation of RIVM report 680717001. Alleen digitaal verschenenHet RIVM en het LEI hebben in 2006 in Nederland een monitoringnetwerk opgezet dat de gevolgen meet als landbouwbedrijven mogen afwijken (derogatie) van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het meetnet volgt driehonderd landbouwbedrijven die zich hebben aangemeld voor derogatie. Het legt de gevolgen vast voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit. In dit rapport is de opzet van het monitoringnetwerk beschreven, evenals de wijze waarop vanaf 2008 over de resultaten zal worden gerapporteerd. Het rapport geeft onder andere aan wanneer welke cijfers beschikbaar zijn, en welke rekenmethoden gebruikt zullen worden om onder andere de bemesting en gewasopbrengst te berekenen. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het stikstofgebruik via dierlijke mest te beperken tot maximaal 170 kg per hectare. Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen hiervan onder voorwaarden af te wijken. Nederland heeft in december 2005 toestemming gekregen om vanaf 2006 tot en met 2009 onder voorwaarden af te mogen wijken van de gestelde norm. Dit betekent dat landbouwbedrijven 250 kilo stikstof per hectare mogen toedienen via dierlijke mest afkomstig van graasdieren (vooral koeien). Een van die voorwaarden is dat minimaal 70 procent van het totale areaal grasland is. Daarnaast is de Nederlandse overheid verplicht een monitoringnetwerk in te richten en de Commissie over de resultaten daarvan te rapporteren. De driehonderd deelnemers die worden gevolgd, zijn een steekproef van de circa 27.000 Nederlandse landbouwbedrijven die zich hebben aangemeld voor derogatie. Het netwerk is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM).In 2006 RIVM and LEI set up a monitoring network that measures the consequences of the option for farmers to deviate from the European use-standard for animal manure (derogation). The monitoring network follows three hundred farms benefiting from individual derogations and records the consequences for agricultural practice and water quality. This report describes the design and set-up of the monitoring network, as well as the content and layout of the annual reports from 2008 onwards containing results of the monitoring network. The report indicates, for example, what data will be available at a certain point in time, and what methods will be used to calculate such factors as fertilisation and yield. The Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a maximum of 170 kg of nitrogen per hectare. A Member State may request the European Commission to deviate from this obligation under certain conditions. In December 2005, the European Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 till 2009 inclusive, implying that farmers could use up to 250 kg of nitrogen via manure of grazing livestock (particularly cows). One of the conditions is that 70% or more of the acreage available for manure application is grass. The Netherlands authorities are also obliged to set up a monitoring network and to report the results of this network to the European Commission. The 300 farms participating in the monitoring represent a sample taken from the approximately 27,000 Netherlands farms benefiting from individual derogations. The network is part of the National Programme for Monitoring the Effectiveness of the Minerals Policy (LMM).VROM-BWLLNV-D

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie : Resultaten meetjaar 2008 in het derogatiemeetnet

    No full text
    Engelse vertaling van rapport 680717014Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2008 en de waterkwaliteit in 2008 en 2009 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in Europese regelgeving is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2008 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2007, het tweede jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum. Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 toestemming gekregen om van 2006 tot en met 2013 af te mogen wijken van de gestelde norm. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het meetnet omvat driehonderd graslandbedrijven. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 284 graslandbedrijven is zowel de bedrijfsvoering als de waterkwaliteit gemonitord. Van iets minder dan driehonderd bedrijven is gerapporteerd doordat sommige achteraf geen derogatie toepasten of kregen en door bedrijfswisselingen in het meetnet.This report provides an overview of fertilisation practices in 2008 and of water quality in 2008 and 2009 on grassland farms that are allowed to use more animal manure than the limit set in European legislation (derogation). Data in this report can be used to study the consequences of this derogation on the water quality. The water quality values measured in 2008 reflect agricultural practices in 2007, which was the second year in which the derogation was applied. The water quality values measured in 2009 reflect the consequences of agricultural practices in 2008. The European Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a specified maximum. A Member State may request the European Commission for permission to deviate from this obligation under specific conditions. In December 2005, the Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 up to and including 2009; in 2009 derogation was extended to 2013. One of the underlying conditions of the derogation is that the Netherlands establish a monitoring network and report the results to the European Commission. In 2006, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and the Agricultural Economics Research Institute (LEI) set up a derogation monitoring network aimed at determining the effects of allowing farmers to deviate from the European use-standard for livestock manure. The monitoring network is part of the Minerals Policy Monitoring Programme. On 284 grassland farms the fertilisation practices as well as the water quality has been monitored. Fewer that 300 farms are reported in the network due to the fact that some farms ultimately did not make use of this option (derogation).LNVVRO

    Agricultural practice and water quality at grassland farms under derogation : Results for 2008 within the framework of the derogation monitoring network

    No full text
    Dit rapport is in het Engels verschenen met rapportnummer 680717017Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2008 en de waterkwaliteit in 2008 en 2009 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in Europese regelgeving is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2008 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2007, het tweede jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum. Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 toestemming gekregen om van 2006 tot en met 2013 af te mogen wijken van de gestelde norm. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijks Instituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het Landbouw Economisch Instituut (LEI) hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het meetnet omvat driehonderd graslandbedrijven. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 284 graslandbedrijven is zowel de bedrijfsvoering als de waterkwaliteit gemonitord. Van iets minder dan driehonderd bedrijven is gerapporteerd doordat sommige achteraf geen derogatie toepasten of kregen en door bedrijfswisselingen in het meetnet.This report provides an overview of fertilisation practices in 2008 and of water quality in 2008 and 2009 on grassland farms that are allowed to use more animal manure than the limit set in European legislation (derogation). Data in this report can be used to study the consequences of this derogation on the water quality. The water quality values measured in 2008 reflect agricultural practices in 2007, which was the second year in which the derogation was applied. The water quality values measured in 2009 reflect the consequences of agricultural practices in 2008. The European Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a specified maximum. A Member State may request the European Commission for permission to deviate from this obligation under specific conditions. In December 2005, the Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 up to and including 2013. One of the underlying conditions of the derogation is that the Netherlands establish a monitoring network and report the results to the European Commission. In 2006, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and the Agricultural Economics Research Institute (LEI) set up a derogation monitoring network aimed at determining the effects of allowing farmers to deviate from the European use-standard for livestock manure. The monitoring network is part of the Minerals Policy Monitoring Programme. On 284 grassland farms the fertilisation practices as well as the water quality has been monitored. Fewer that 300 farms are reported in the network due to the fact that some farms ultimately did not make use of this option (derogation).LNVVRO

    Minerals Policy Monitoring Programme. The programme in the clay region 1996-2008 : Survey report for use in the evaluation of the LMM monitoring programme in the clay region

    No full text
    Dit is het hoofdrapport. Het bijlagenrapport heeft nummer 680717024-B N.B.: Dit is het hoofdrapport. Het bijlagenrapport heeft nummer 680717024-B Van 1996 tot en met 2008 zijn in de kleiregio in Nederland als gevolg van het mestbeleid gemiddeld genomen minder meststoffen op landbouwbedrijven gebruikt. Hierdoor is de bodem van deze bedrijven minder belast met meststoffen, en zijn de zogenoemde bodemoverschotten afgenomen. Een bodemoverschot is het deel van mest dat gewassen niet gebruiken om te groeien en naar het grondwater en oppervlaktewater kan uitspoelen. Ook is de kwaliteit van dit uitspoelingswater verbeterd. Dit blijkt uit het overzicht dat het RIVM en het LEI, onderdeel van Wageningen Universiteit en Research Centrum, hebben gemaakt op basis van gegevens van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) in de kleiregio. Deze regio omvat meerdere gebieden, verspreid over Nederland. Concentraties fluctueren door de jaren heen De waterkwaliteit is getoetst door de nitraatconcentratie in het uitspoelingswater op de bemonsterde landbouwbedrijven te meten. Deze concentraties zijn gedaald, maar de gemiddelde concentraties per jaar vertonen in de onderzochte periode een grillig patroon. Dit heeft onder andere te maken met de weersinvloeden, zoals de hoeveelheid regen. Deze effecten maken het moeilijk om een directe relatie te leggen tussen de gedaalde bodemoverschotten en de verbeterde waterkwaliteit in de kleiregio. Evaluatievragen Met behulp van deze resultaten wordt het kleiprogramma, dat sinds 1996 bestaat, de komende maanden geëvalueerd. Hierbij wordt onder andere bekeken of de huidige strategie en manier van bemonsteren de beste manier is om veranderingen in de uitspoeling van meststoffen te bepalen. En daarmee of de strategie van het LMM voor de kleiregio nog voldoet om de beleidsvragen waarvoor het LMM indertijd is opgericht, te beantwoorden. Daarnaast wordt de relatie tussen mestgebruik en kwaliteit van het uitspoelingswater nader onderzocht.On average, the amount of fertilizer used on Dutch farms in the clay region declined during the period 1996-2008 as a result of the minerals policy. This has resulted in a decline in the nitrogen and phosphate loads of the soil, as well as in a fall in the so-called soil surpluses of nitrogen and phosphate. A soil balance surplus is that portion of the fertilizer which is not used by crops for growth and which has the potential to leach into the groundwater and surface water. The quality of this leaching water has also improved on average during this period. This is the conclusion drawn by researchers from the LEI of Wageningen University and Research Centre and the RIVM based on the results of a survey carried out jointly by both institutions using data on the clay region provided by the Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). The clay region comprises several areas that are dispersed throughout the Netherlands. Concentrations fluctuate over the years The quality of the leaching water on the sampled farms was tested for nitrate. Nitrate concentrations have dropped, but the annual average concentrations over the entire measured period show a fluctuating pattern. Many factors may account for this pattern, including weather conditions, such as the amount of rainfall. Due to these effects, it is difficult to clearly elucidate the relationship between soil balance surpluses and nitrate concentrations in the leaching water for the clay region. Questions for evaluation The results of this survey will be used as the basis for an evaluation of the LMM in the clay region. Among the points to be addressed is whether the current strategy and method of sampling is the best way to determine changes in nutrient leaching. Also to be explored is how the representativeness of the LMM for agricultural activities in the clay region can be increased at no or low cost and how the analysis of the trend and status determination can be improved.Ministerie van Infrastructuur en Milie

    Minerals Policy Monitoring Program; results for the drained soils in the Sand region : Agricultural practice and water quality (main report)

    No full text
    Dit is het hoofdrapport. Het bijlagenrapport heeft rapportnummer: 2015-0062Dit is het hoofdrapport. Het bijlagenrapport heeft rapportnummer: 2015-0062 Het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM) volgt sinds 1992 de landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven. Doel is het in kaart brengen van de effecten van het mestbeleid. Dit gebeurt in verschillende regio's in Nederland, zo ook in de Zandregio. Binnen het reguliere programma in de Zandregio, wordt de waterkwaliteit in de bovenste meter van het grondwater gemeten door bemonstering in de zomer. In de natte (gedraineerde) delen van de Zandregio spoelt een deel van het neerslagoverschot af naar het oppervlaktewater. Om de invloed van de landbouw op de kwaliteit van het klein oppervlaktewater (slootwater) in beeld te brengen, is een apart winterprogramma in het leven geroepen. Hierin worden, naast het ondiepe grondwater, ook het drain- en slootwater bemonsterd. Het gebruik van stikstof is belangrijk voor de landbouw. Als stikstof echter in het milieu terecht komt, dan kan dit leiden tot milieueffecten. Het beleid is erop gericht dat te beperken. Het stikstofbodemoverschot is het deel van stikstof in mest dat landbouwgewassen niet gebruiken om te groeien en dat in het milieu terecht kan komen. Dit overschot is op melkveebedrijven het grootst (circa 200 kg/ha) en op akkerbouwbedrijven het kleinst (circa 130 kg/ha). In de periode 2004-2008 neemt het stikstofoverschot op melkveebedrijven af van circa 240 tot 180 kg/ha. Bij de akkerbouwbedrijven is geen duidelijke trend zichtbaar. In de natte delen van de Zandregio is nitraat, net als in andere regio's, een belangrijke parameter voor de waterkwaliteit. In de beschouwde periode lag de nitraatconcentratie in het bovenste grondwater, gemiddeld voor alle bedrijfstypen, boven de Europese norm van 50 milligram per liter. De gemiddelde concentraties zijn het hoogst in grondwater (77 milligram per liter), gevolgd door drainwater (63 milligram per liter) en slootwater (45 milligram per liter). Voorliggend rapport geeft een overzicht van de monitoringsresultaten op de natte gronden van de Zandregio. Het RIVM en LEI Wageningen UR hebben deze resultaten gebruikt in de voorbereiding op en bij de uitvoering van een evaluatie van dit programma, die voorzien is in 2015. Binnen het LMM heeft het RIVM de taak de waterkwaliteit op landbouwbedrijven in kaart te brengen. De landbouwpraktijk wordt gemonitord door LEI Wageningen UR.This is the main report. The appendix report has the report number: 2015-0062 Since 1992, the Minerals Policy Monitoring Program (LMM) monitors the agricultural practice and water quality on agricultural farms. Its objective is evaluating the effectiveness of Dutch agricultural mineral policies. One of the regions monitored is the Sand region. The standard monitoring program in the Sand region measures the water quality in the top one meter of the groundwater. Sampling takes place during the summer season. In the wet (drained) parts of the Sand region, the rainfall excess partly drains towards the surface water. To assess the impact of agriculture on the surface water quality, a separate winter program was initiated. In addition to the shallow groundwater, this program also monitors water quality in tile drains and ditches. The use of nitrogen is an important aspect of agricultural practice. However, environmental impacts may arise from spreading into the surrounding environment. Mineral policies aim to minimize these impacts. The nitrogen soil surplus consists of the nitrogen in fertilizer not consumed by crops, available for leaching into the environment. This surplus is highest on dairy farms (about 200 kg/ha) and smallest on arable farms (130 kg/ha). During the period 2004-2008, the soil surplus at dairy farms decreased from 240 to 180 kg/ha. No clear trends are visible at arable farms. In the wet parts of the Sand region, like in other soil regions, nitrate is an important parameter for assessing water quality. During the period considered, the mean nitrate concentration in the shallow groundwater, averaged over all farm types, exceeds the European standard of 50 milligrams per liter. The average concentrations are highest in groundwater (77 mg/l), followed by drain water (63 mg/l) and ditch water (45 mg/l). The current report presents the monitoring results for the wet parts of the Sand region. The RIVM and LEI Wageningen UR have used these results in preparation of, and in executing an evaluation of this monitoring program, planned for 2015. Within LMM, the RIVM monitors the water quality on agricultural farms, while LEI Wageningen UR focusses on agricultural practice.Ministerie van Economische Zaken EZMinisterie van I&

    Agricultural practice and water quality at grassland farms under derogation : Results for 2009 within the framework of the derogation monitoring network

    No full text
    Dit rapport geeft een overzicht van de bemestingspraktijk in 2009 en de waterkwaliteit in 2009 en 2010 op graslandbedrijven in Nederland die meer dierlijke mest mogen gebruiken dan in de EU-Nitraatrichtlijn is aangegeven (derogatie). De gegevens uit dit onderzoek kunnen worden gebruikt om de gevolgen voor de waterkwaliteit te bepalen. De waterkwaliteit gemeten in 2009 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2008, het derde jaar dat de derogatie in de praktijk werd toegepast. De waterkwaliteit gemeten in 2010 geeft de gevolgen weer van de landbouwpraktijk in 2009. De Europese Nitraatrichtlijn verplicht lidstaten het gebruik van dierlijke mest te beperken tot een bepaald maximum (de gebruiksnorm dierlijke mest van 170 kg N/ha). Een lidstaat kan de Europese Commissie vragen om onder voorwaarden van deze beperking af te wijken. Nederland heeft in december 2005 derogatie gekregen om van 2006 tot en met 2009 af te mogen wijken van de gestelde norm. Deze derogatie is op 5 februari 2010 verlengd tot en met 2013. Een van de voorwaarden is dat de Nederlandse overheid een monitoringnetwerk inricht en aan de Commissie jaarlijks rapporteert over de resultaten daarvan. Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en het LEI, onderdeel van Wageningen UR, hebben in 2006 voor Nederland een monitoringnetwerk opgezet. Dit zogenoemde derogatiemeetnet meet de gevolgen voor de landbouwpraktijk en de waterkwaliteit als landbouwbedrijven afwijken van de Europese gebruiksnorm voor dierlijke mest. Het derogatiemeetnet is een onderdeel van het Landelijk Meetnet effecten Mestbeleid (LMM). Van 275 graslandbedrijven is de bedrijfsvoering gemonitord en van 285 bedrijven de waterkwaliteit. Het meetnet omvat 300 graslandbedrijven. Dat er minder dan 300 bedrijven zijn gerapporteerd komt doordat sommige bedrijven achteraf geen derogatie toepasten of toegekend kregen en komt ook door bedrijfswisselingen in het meetnet.This report provides an overview of fertilisation practices in 2009 and of water quality in 2009 and 2010 on grassland farms that are allowed to use more animal manure than the limit set in the European Nitrates Directive (derogation). Data from this research can be used to study the consequences for the water quality. The water quality values measured in 2009 reflect agricultural practices in 2008, which was the third year in which the derogation was applied. The water quality values measured in 2010 reflect the consequences of agricultural practices in 2009. The European Nitrates Directive obliges Member States to limit the use of animal manure to a specified maximum (the application standard animal manure of 170 kg N/ha). A Member State may request permission from the European Commission to deviate from this obligation under specific conditions. In December 2005, the Commission granted the Netherlands the right to derogate from the obligation from 2006 to 2009. On 5 February 2011, this derogation was extended to 2013. One of the underlying conditions of the derogation is that the Dutch government establishes a monitoring network and reports the results each year to the European Commission. In 2006, the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and the Agricultural Economics Research Institute (LEI) set up a derogation monitoring network. This measures the effects on agricultural practice and water quality when farmers are allowed to deviate from the European application standard for livestock manure. The derogation monitoring network is part of the Minerals Policy Monitoring Programme (LMM). The agricultural practice was measured on 275 grassland farms and the water quality on 285 grassland farms. The monitoring network covers 300 farms. However, fewer than 300 farms are reported: there were changes to the farms included in the monitoring network and, in retrospect, not all farms applied for derogation or were awarded it.Ministerie van Economische ZakenLandbouw en Innovati

    Agricultural practices and water quality at farms registered for derogation in 2016

    No full text
    Dutch grassland farms that meet certain conditions may use more animal manure than the general limit of 170 kg nitrogen per hectare, as prescribed by the European Nitrates Directive. This partial exemption is referred to as 'derogation'. The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and Wageningen Economic Research monitor the effects of this derogation on the water quality on 300 farms in the derogation monitoring network. This study shows the results for 2016 and the development from 2006 onwards. Management On average, derogation farms have used 238 kilograms of nitrogen from animal manure per hectare in 2016, the same amount as in 2015. The permissible amount of nitrogen from animal manure varies from 230 to 250 kilograms per hectare, depending on the soil and region. In recent years, improvements in management resulted in more efficient use of nitrogen for crop production; the nitrogen surplus on the soil surface balance has dropped with 16 %. And lower nitrogen surpluses lead to less nitrate leaching to groundwater. Groundwater quality From 2006, leaching of nitrate to the groundwater has stabilized or decreased on derogation farms. Since 2015, the average nitrate concentration in groundwater on derogation farms has been below the EU-standard of 50 milligram per liter, in all regions. Individuals farms however, may still exceed the standard. Even so, the amount of farms with nitrate concentrations below 50 mg/l still increases. In 2016, highest nitrate concentrations have been found in the Loess region (35 mg/l) and in Sand 230 (36 mg/l). In these regions there are soils for which nitrate is degraded in a lesser extent, and therefore can leach more to groundwater.Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselveilighei

    Landbouwpraktijk en waterkwaliteit op landbouwbedrijven aangemeld voor derogatie in 2020

    No full text
    Dutch grassland farms that meet certain conditions may use more animal manure on their farmland than the general limit value prescribed by the European Nitrates Directive. This partial exemption is referred to as ‘derogation’. The National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and Wageningen Economic Research monitor the effects of this derogation on the water quality on 300 farms in the derogation monitoring network. This study concludes that derogation has had no negative effects on water quality since 2006, the year the derogation came into effect. However, nitrate concentrations increased in the past years, especially in the Sand region. This increase is probably due to the nationwide drought in 2018 and regional droughts in 2019 and 2020, and the effects of these droughts in the years after. Drought can lead to higher nitrate concentrations in groundwater in several ways, including through a decrease in the breakdown of nitrogen (denitrification). Farm management On average, derogation farms used 236 kilograms of nitrogen from animal manure per hectare in 2020. The amount of nitrogen from manure of grazing animals that may be used on farmland varies from 230 to 250 kilograms per hectare, depending on the soil type and region. In recent years, improvements in farm management and changes in legislation have led to a more efficient use of nitrogen for crop production. This resulted in a decrease in the nitrogen surplus on the soil surface balance in the period from 2006 until 2017. This means that in those years less surplus nitrogen remained behind in the soil and therefore less nitrate leached into the lower soil layers and ultimately into the groundwater. The soil nitrogen surplus increased strongly in 2018 due to drought. In 2020 the soil nitrogen surplus was higher than in 2019, but lower than the average of all studied years. Groundwater quality In the south and the east of the Sand region, the average nitrate concentration in the upper metre of the groundwater was 67 milligram per litre in 2021. This exceeds the EU limit value of 50 milligrams per litre. Since 2017, the nitrate concentration has increased strongly and doubled in this part of the Sand region. As a result, it has become more difficult to achieve an average concentration below the EU limit value. The average concentration in the north of the Sand region remained lower than the EU limit value, but increased to 37 milligram per litre in 2021. In the Loess region, the average concentration decreased slightly to 57 milligram per litre in 2020, but is still above the EU limit value. In the Clay region, nitrate concentrations consistently remained below the limit value. During the studied period, concentrations increased in the Clay region, but in 2021 they were lower than in 2020. In the Peat region, the lowest concentrations were measured, with an average concentration of 14 milligram per litre in 2021. The monitoring was commissioned by the Ministry of Agriculture, Nature and Food Quality.In Nederland mogen bepaalde agrarische bedrijven meer dierlijke mest op hun land gebruiken dan de Europese Nitraatrichtlijn voorschrijft. Zij moeten hiervoor wel aan bepaalde voorwaarden voldoen. Deze verruiming heet derogatie. Het RIVM en Wageningen Economic Research meten elk jaar de gevolgen van de derogatie voor de waterkwaliteit op driehonderd bedrijven die van derogatie gebruik maken. Uit de analyse blijkt dat de derogatie geen negatieve effecten heeft op de waterkwaliteit vanaf 2006, het jaar waarin de derogatie inging. Wel stegen de nitraatconcentraties de afgelopen jaren. Dat komt waarschijnlijk door de droogte in 2018 in heel Nederland en regionaal in 2019 en 2020, en het effect hiervan in de jaren erna. Vooral in de Zandregio steeg de nitraatconcentratie. Droogte kan er op verschillende manieren voor zorgen dat de nitraatconcentratie in het grondwater stijgt, onder andere doordat er dan minder stikstof wordt afgebroken. Bedrijfsvoering In 2020 hebben derogatiebedrijven gemiddeld 236 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. Een derogatiebedrijf mag 230 of 250 kilogram stikstof per hectare uit mest van graasdieren gebruiken, afhankelijk van de bodemsoort en regio. Door verbeteringen in de bedrijfsvoering en door aanpassingen in wetgeving wordt dierlijke mest efficiënter gebruikt om gewassen te laten groeien. Het ‘stikstofbodemoverschot’ is daardoor van 2006 tot en met 2017 gedaald. Dit betekent dat er minder stikstof in de bodem overblijft dat als nitraat met regenwater wegzakt naar diepere lagen in de bodem, en uiteindelijk het grondwater bereikt. Het stikstofbodemoverschot steeg in 2018 sterk door de droogte. In 2020 was het stikstofbodemoverschot hoger dan in 2019, maar lager dan het gemiddelde van alle onderzochte jaren. Grondwaterkwaliteit In het zuiden en oosten van de Zandregio was de gemiddelde nitraatconcentratie in de bovenste meter van het grondwater in 2021 67 milligram per liter. Dat is boven de norm van 50 milligram per liter. Sinds 2017 steeg de nitraatconcentratie fors in dit deel van de Zandregio en is deze verdubbeld. Hierdoor is het moeilijker om gemiddeld onder de norm te komen. In het noorden van de Zandregio bleef de concentratie onder de norm, maar steeg deze naar 37 milligram per liter in 2021. In de Lössregio daalde de concentratie licht naar 57 milligram per liter in 2020, maar deze is nog wel hoger dan de norm. In de Kleiregio blijven de concentraties steeds onder de norm. Over de hele onderzochte periode stijgen de nitraatconcentraties in de Kleiregio, maar in 2021 was deze lager dan in 2020. In de Veenregio worden de laagste concentraties gemeten, 14 milligram per liter in 2021. De monitoring wordt uitgevoerd in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV)

    Agricultural practices and water quality on farms registered for derogation in 2017

    No full text
    In Nederland mogen agrarische bedrijven die aan specifieke randvoorwaarden voldoen, meer dierlijke mest op hun land gebruiken dan in de algemene norm van de Nitraatrichtlijn is voorgeschreven. Deze verruiming wordt derogatie genoemd. Het RIVM en Wageningen Economic Research monitoren de gevolgen van deze derogatie voor de waterkwaliteit op driehonderd bedrijven. Dit rapport beschrijft de monitoringsresultaten voor derogatiebedrijven in het jaar 2017 en de trend vanaf 2006. Op basis van deze resultaten concluderen we dat de derogatie geen negatieve effecten heeft op de waterkwaliteit. Bedrijfsvoering In 2017 hebben derogatiebedrijven gemiddeld 245 kilogram stikstof uit dierlijke mest per hectare gebruikt. Een derogatiebedrijf mag 230 of 250 kilogram stikstof per hectare uit graasdiermest gebruiken, afhankelijk van de bodemsoort en regio. Door verbeteringen in de bedrijfsvoering in de afgelopen jaren wordt meer stikstof uit mest gebruikt voor de aanwas, en dus productie, van gewassen: de indicator 'stikstofbodemoverschot' is daardoor sinds 2006 met 20 procent gedaald. Een dalend stikstofbodemoverschot houdt in dat stikstof efficiënter wordt gebruikt. Hierdoor kan er minder nitraat met regenwater wegzakken naar diepere lagen in de bodem en in het grondwater terechtkomen. Grondwaterkwaliteit Bij derogatiebedrijven is daardoor sinds 2006 minder of evenveel nitraat in het grondwater terechtgekomen. Sinds 2015 ligt de gemiddelde nitraatconcentratie van derogatiebedrijven in alle regio's onder de EU-norm van 50 milligram per liter. Dit geldt voor gemiddelden per regio. Op bedrijfsniveau wordt de nitraatnorm soms nog wel overschreden, maar gemiddeld genomen voldoen steeds meer derogatiebedrijven de laatste jaren aan deze norm. De hoogste nitraatconcentraties zijn in 2017 aangetroffen in de Lössregio (38 milligram per liter) en in het zuidelijk en oostelijk deel van de Zandregio (31 milligram per liter). In deze regio's komen drogere gronden voor, waar nitraat in mindere mate in de bodem wordt afgebroken en daardoor meer kan wegzakken naar het grondwater
    corecore