18 research outputs found

    Antea Group Archeologie 2016/148

    No full text
    In augustus-september 2016 is aan de Medenerweg 11 te Den Ham (gemeente Zuidhorn) de aanleg van nieuwe elektriciteitskabels onder archeologische begeleiding uitgevoerd. Hiervoor is in een sleuf gegraven van 50 - 100 cm breed en tot een diepte van ongeveer 1,3 m –mv. De sleuven aan de oostzijde (Werkput (WP) 7 – 9, circa 160 m, zie kaartbijlage 408667-ASK) liggen in een zone waar de wierde is afgegraven, hier heeft geen begeleiding maar een dagelijkse inspectie plaatsgevonden. De westelijke delen (WP 1 – 6, 10 en 11, circa 210 m) liggen op de nog ten dele intacte delen van de wierde. Deze sleuven zijn onder archeologische begeleiding ontgraven. Vrijwel al het vondstmateriaal en alle sporen komen uit de westelijke delen. Er zijn in totaal 39 sporen en bijna 3000 vondsten aangetroffen. In de smalle sleuven zijn veel vondsten, gedaan. Daarnaast konden de sporen in de profielen goed geïnterpreteerd worden. De sporen in het vlak daarentegen waren moeilijker te duiden Dit is onder andere te wijten aan het feit dat de diepte van dit vlak werd bepaald door de civieltechnische ingreep en niet op basis van archeologische wensen. Daarnaast besloeg het vlak slechts een klein oppervlak De onderzochte delen van de wierde vertonen nergens een compleet bodempakket. In het oosten is deze afgegraven, in het noordwesten is de wierde afgetopt, waarbij de bovenste lagen over delen van het zuidwesten zijn gedeponeerd. De sleuven in het noordwesten doorsnijden het gehele overgebleven bodempakket, terwijl de sleuven in het zuidwesten niet diep genoeg om de oudste bewoningsfase te bereiken. Dit betekent dat allen het noordwesten een goed beeld geeft van de vroegste bewoningsfasen van de wierde: de periode van circa 250 v.Chr. (late ijzertijd) tot en met de Romeinse tijd. Het zuidwesten is moeilijker te interpreteren. Hier zijn vondsten uit de Romeinse tijd en middeleeuwen aangetroffen. In de wierde zijn drie aparte bewoningslagen herkend die op basis van aardewerkmateriaal zijn gedateerd: de onderste laag dateert in de late ijzertijd, de tweede laag (met mogelijke sublagen) in de late ijzertijd-Romeinse tijd en de bovenste laag in de late middeleeuwen. Het ontbreken van een duidelijk herkenbare bewoningslaag uit de vroege middeleeuwen kan betekenen dat de wierde in deze periode onbewoond was, zich elders op de wierde bevond, of zich wel in het onderzochte deel bevond, maar dat deze resten zijn afgetopt of afgegraven. De wierde herbergt vondstmateriaal uit alle archeologische perioden van circa 250 v.Chr. tot heden, ook uit de vroege middeleeuwen. De aangetroffen resten zijn echter te gering in aantal om te kunnen concluderen dat de wierde continu is bewoond. Analyse van het vondstmateriaal heeft een aantal interessante resultaten opgeleverd. Zo is een hondenbot met snijsporen aangetroffen. Dit is een aanwijzing voor consumptie van een hond, iets wat nog maar zelden is geconstateerd in het noordelijk kustgebied. De geanalyseerde monsters komen waarschijnlijk alle uit de vroegste bewoningsfasen. Er zijn monsters op verschillende wijzen geanalyseerd: door middel van botanisch macroresten onderzoek, pollenonderzoek, houtbepaling en isotopenonderzoek aan het menselijk botmateriaal. Deze analyses hebben interessante resultaten opgeleverd die niet alleen een goed beeld geven van de wierde tijdens deze fasen, maar ook van het boomloze en grasrijke kwelderlandschap in de omgeving. Zo zijn er aanwijzingen voor graanverbouw op de kwelder. Het onderzoek dat is uitgevoerd op materiaal dat niet of zelden wordt geanalyseerd (huttenleem, menselijk botmateriaal) heeft interessante inzichten opgeleverd. De analyse van het menselijke skeletmateriaal duidt vrijwel zeker op een jongen van 15-18 jaar uit de Romeinse tijd. De stabiele isotopenanalyse levert een gemiddeld resultaat voor een kustpopulatie uit de Romeinse tijd met een beperkt aandeel van vis/zeevoedsel in het dieet. Er zijn echter nog te weinig analyses uitgevoerd om statistisch onderbouwde conclusies te kunnen trekken. In het onderzochte huttenleem is zowel een grote mestfracties als een bijmenging met menselijk haar aangetroffen. De archeologische begeleiding is de laatste stap in de archeologische monumentenzorg cyclus (AMZ-cyclus). Voor het gebied binnen het AMK-terrein geldt dat eventuele toekomstige bodemingrepen onderzoeksplichtig blijven

    Beknopte Rapportage Archeologische Monumentenzorg nr. 25

    No full text
    Doel van het project Topsites is om wettelijk beschermde archeologische monumenten te beschermen tegen sluipende degradatie. Het gros van het projectbudget wordt besteed aan fysieke beschermingsmaatregelen. Van sommige degradatieprocessen is echter nog te weinig bekend om noodzaak en urgentie van ingrijpen en maatregelen te kunnen bepalen. Het gaat dan met name om snelheid van degradatie en impact op de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de vindplaats. Dit zijn cruciale gegevens: de gevolgen van een bepaalde vorm van degradatie op een vindplaats is essentieel om de ernst ervan te kunnen inschatten
    corecore