15 research outputs found
Obituary: Peter R. Odell (1st of July 1930-12 April 2016)
Economics of Technology and Innovatio
The European Natural Gas Market
The European Union started the introduction of competition in the European market for natural gas. Today, mid-2016, the process of restructuring is still going on. In parallel, important changes in geopolitical, environmental and technological determinants can be observed in the European and global energy and gas markets. These changes have been highly influential in generating ‘reactive’ policies in the European Union, both in Brussels as well as in the Member States. The evolution of the European natural gas policy creating a strongly regulated version of a ‘well-functioning’ gas market remains a highly politicized and instable experiment. The values attached to natural gas are constantly shifting between the economics, to security of supply and sustainability. Moreover, the importance attached to these values and their operationalization are different in the various parts of Europe. Therewith, the creation of ‘well-functioning’ EU gas market will always remain a politicized and never ending story.Economics of Technology and Innovatio
Organisatie en coördinatie van de warmtevoorziening in de regio Rotterdam - Den Haag: Eindrapportage
De verduurzaming van de warmtevraag in de RES-regio Rotterdam Den Haag kent unieke uitdagingen. De regio heeft een grote warmtevraag door haar hoog stedelijk karakter en de vele aanwezige glastuinders. Tegelijkertijd heeft de regio beschikking over meerdere alternatieve warmtebronnen – waaronder restwarmte uit het Rotterdamse Havencomplex, geothermie, warmte-koudeopslag, aquathermie en zonthermie – die over tijd de inzet van aardgas voor de opwekking van warmte kunnen vervangen. De gefaseerde ontwikkeling van deze bronnen en de afstemming van het aanbod op de toenemende vraag voor warmte vindt plaats op verschillende schaalniveaus. Lokaal zijn gemeenten bezig hun mogelijkheden in kaart te brengen in de Transitievisies Warmte en regionaal wordt er binnen de RES-Rotterdam Den Haag gewerkt aan de ontwikkeling van een gemeentegrens-overschrijdende Regionale Structuur Warmte [RSW]. Momenteel is er binnen de regio weliswaar globaal zicht op de verschillende technologische, economische en institutionele keuzemogelijkheden. Maar er is er geen duidelijk en eenduidig zicht op welke manier deze keuzes doorwerken op de borging van de centraal gestelde publieke waarden. De TU Delft is in juni 2021 gevraagd om een drietal onderscheidende kwalitatieve sturingsmodellen voor de transitie van de warmtevoorziening. Het doel van de sturingsmodellen is het faciliteren van het 1 In de RES 1.0 is opgenomen dat de regio werkt aan een betaalbare, betrouwbare, veilige en schone energievoorziening voor iedereen in 2050. gesprek tussen bestuurders (portefeuillehouders Energie van de regionale lokale overheden), en ook tussen deze bestuurders en andere betrokken partijen bij de RES. De sturingsmodellen zijn tot stand gekomen op basis van drie onderzoeksfasen. In de eerste fase zijn o.a. interviews gehouden met RES-partners en belangrijke betrokkenen. Het resultaat van de eerste fase is een overzicht van gezamenlijke warmte-opgaven in de RES regio Rotterdam-Den Haag, die een gemeentegrensoverschrijdende aanpak rechtvaardigen (Zie hoofdstuk 1). In de tweede fase hebben we de aard van het huidige bestuurlijke en maatschappelijke besluitvormingsproces geanalyseerd en gekarakteriseerd als een probleem van collectieve actie: een situatie, waarin partijen individueel rationele keuzes maken die leiden tot collectief irrationele en minder optimale uitkomsten (hoofdstuk 2). De uitkomsten van die analyse zijn getoetst op hun herkenbaarheid in verschillende bijeenkomsten met RES-ambtenaren, bestuurders en betrokken bedrijven. Ook zijn daar de aanpak en de schetsmatige contouren van drie door ons gesuggereerde sturingsmodellen besproken. De ontvangen commentaren, suggesties, en verbeterpunten zijn meegenomen in de derde fase van het onderzoek, waarin de sturingsmodellen verder zijn uitgewerkt en verdiept. Deze exercitie heeft uiteindelijk geleidt tot drie verhalen ofwel ‘cartoons’ van de sturingsmodellen. Daarnaast zijn ook rechtvaardigheid en vertrouwen benoemd. Het eerste sturingsmodel, “Ieder voor zich in de warmtewedloop” gaat uit van een toekomst waarin het collectieve actieprobleem niet structureel geadresseerd wordt. Samenwerking is lastig doordat individuele partijen grote risico’s moeten accepteren, terwijl zij daar toch van afhankelijk zijn en onvoldoende overtuigd zijn van de voortdurende inzet en commitment van andere partijen. Ook hebben zij onvolledig zicht op de concrete voordelen die regionale samenwerking hen brengen. Er ontstaat een ‘ieder voor zich’ situatie, waarin partijen vooral bezig zijn met het minimaliseren van de eigen risico’s. Uiteindelijk worden de gezamenlijke opgaven niet volledig behaald, waardoor belangrijke publieke waarden niet geborgd kunnen worden. In het tweede sturingsmodel, “We volgen ons plan! Sturen op zekerheid en systeemoptimalisatie” wordt de assumptie gemaakt, dat samenwerking mogelijk zal zijn wanneer partijen voldoende vertrouwen in elkaar én het transitieproces hebben. Het gebrek aan vertrouwen wordt geadresseerd door het verschaffen van zekerheid, en wel door het opstellen van duidelijke formele instituties: vastgelegde doelen, normen, standaarden, gedragsregels, en procedures, vastgelegd in een zogezegd Masterplan, waaraan iedereen zich dient te houden. Zolang het Masterplan gevolgd wordt, kunnen de gezamenlijke opgaven behaald worden. Om naleving te garanderen is er een centrale entiteit nodig die toeziet, controleert, en waar nodig corrigeert. Het Masterplan is noodzakelijkerwijs gebaseerd op huidige inzichten, verwachtingen en waardenpatronen van actoren. Er wordt gestreefd naar een hoge mate van uniformiteit, homogeniteit en standaardisering in de vertaling en borging van publieke waarden zoals betaalbaarheid, duurzaamheid, betrouwbaarheid en rechtvaardigheid. Er is slechts beperkte ruimte voor anticipatie en reactie op nieuwe ontwikkelingen en veranderende maatschappelijke waarden. In het derde sturingsmodel, “Samen ontwikkelen in een dynamische warmtetransitie”, wordt de assumptie gemaakt, dat vertrouwen incrementeel groeit naarmate partijen meer met elkaar samenwerken. Een tweede assumptie in dit sturingsmodel is dat de transitie gekenmerkt wordt door maatschappelijke, politieke, technologische en economische veranderlijkheid – en in plaats van deze te willen controleren, wordt zoveel mogelijk ingezet op wendbaarheid van besluitvorming én weerbaarheid van het warmtesysteem. Het sleutelwoord in dit sturingsmodel is daarom adaptatievermogen. Er worden als eerste een gezamenlijk leer en ontwikkeltraject opgezet met zoveel mogelijk verschillende stakeholders, die tot doel heeft meer kennis over elkaar én over de transitieopgaves te vergaren. Er is ruimte voor experimenteren met technologie en infrastructuur alsook met verschillende vormen van samenwerking en rolverdelingen. In plaats van einddoelen worden tussendoelen en indicatie ontwikkelingspaden gevolgd, die over tijd kunnen en zullen wijzigen. In dit derde sturingsmodel wordt de normatieve diversiteit omarmt en gezien als belangrijke input in het technologische en infrastructurele ontwerpproces en het beheer van systemen. Er is dientengevolge een grote mate van gevoeligheid voor nieuw opkomende maatschappelijke iv wensen en waarden. Er vindt continu deliberatie plaats, inclusief met inwoners, waarin waarden actief bevraagd en onderzocht worden, en waarbij de consequenties van bepaalde waardenconflicten of schendingen van kernwaarden voor verschillende partijen geëxpliciteerd worden. Deliberatie leidt tot tijdelijke consensus. Dat wil zeggen: partijen stemmen tijdelijk in met een bepaalde definiëring, operationalisering en prioritering van waarden zoals betaalbaarheid, betrouwbaarheid, duurzaamheid en rechtvaardigheid, met het begrip dat deze waarde in de loop der tijd wellicht een andere invulling vereist. Deze drie sturingsmodellen beschrijven uitersten. Zij zijn geen voorspellende modellen in de zin dat zij waarschijnlijke toekomstbeelden schetsen. In plaats daarvan vergroten ze de implicaties van keuzes voor sturingsvormen uit voor de manier waarop publieke waarden geborgd kunnen worden en hoe infrastructuurontwikkeling en technologische innovatie plaats kan vinden. Het doel van de modellen is daarmee het faciliteren van een bestuurlijke gesprek over de organisatie van de warmtevoorziening in de regio. Wij zijn ons ervan bewust dat er in de realiteit altijd sprake zal zijn van een vermenging van de drie sturingsmodellen. Juist daarom is het van belang om te discussiëren op welk niveau, en met welke instrumenten, verschillende activiteiten en systeemcomponenten zodanig kunnen worden gerealiseerd dat geprioriteerde publieke waarden geborgd worden. De gevolgde aanpak geeft ook de mogelijkheid om te bespreken wat er in de tijd zou kunnen gebeuren, als de ontwikkeling van het systeem ‘verschuift’ van het ene naar het andere sturingsmodel.Organisation & GovernanceTransport and LogisticsEconomics of Technology and Innovatio
Understanding Value Change in the Energy Transition: Exploring the Perspective of Original Institutional Economics
In this paper, we take inspiration from original institutional economics (OIE) as an approach to study value change within the highly complex assembly of sociotechnical transformations that make up the energy transition. OIE is examined here as a suitable perspective, as it combines Dewey’s pragmatist philosophy and a methodological interactionist perspective on value change, behavior and institutions, with technology figuring as a transformational factor. This combination overcomes conceptual and methodological shortcomings of alternative accounts of values. We will present the contours of an OIE based conceptual framework connecting nature, humans, technology, the economic process, society, culture and institutions and habits, valuation and behavior. We illustrate how to use this framework to examine and understand how environmental, ecologic, safety, economic, and social concerns about the energy transition are (re)framed as (new) values in the belief systems and habits of individuals and groups. Moreover, we will explore how that may give rise to collective action, via the institutionalization of such revised values in the procedures, arrangements, norms and incentives guiding transactions. As such, this approach allows us in a fine-grained manner to conceptually and theoretically understand the way in which values change in the energy-transition, as a complex interaction of technology development and social relations.Economics of Technology and InnovationEthics & Philosophy of Technolog
Historical developments in Dutch gas systems: Unravelling safety concerns in gas provision
This paper identifies safety concerns that arise from ongoing technical and institutional changes in the Dutch gas sector. The Netherlands has a well-developed gas infrastructure that primarily transports natural gas, although its constituting features are undergoing major changes. We identify three historical developments, and show how (1) ongoing effects of liberalization; (2) earthquakes in the Groningen-area; and (3) commitment to climate goals affect safety. Between trends of ongoing decentralization and a growing variety of gas producers, the most urgent concerns relate to the operation of low- and medium pressure distribution grids. Natural gas is losing its prominent role, leaving system operators faced with trade-offs induced by a declining share of customers. At the same time, responsibilities for new gas technologies are allocated over a growing number of actors. In illustrating how safety practices have evolved in line with incremental technological and institutional developments over the last half century, this article elaborates how sudden changes in constitutional features of infrastructural systems might jeopardize system safety.Economics of Technology and Innovatio
Governing through visions: Evaluating the performativity of the European gas target models
In 2010 an initiative was launched to realize a competitive single EU market for natural gas through the use of a future vision. This Gas Target Model (GTM) aimed to provide direction for concrete market development through regulatory structures as well as an overarching scope of what a functioning gas market would entail. This paper assesses the use and impact of such sectoral visions. We develop a framework that builds on the sociology of expectations and foresight studies and distinguish between the envisioning process, vision content, and vision use (output). The analysis follows the development of two versions of the GTM: 2011 and 2015. We find that the GTM has a contradictory nature. The vision that feeds into regulatory structures requires a stable and uniform rule set. The overarching vision requires incorporation of long-term uncertainty and adaptability. Moreover, the sectoral focus requires alignment to adjacent sectors and wider policy considerations. This makes it difficult to set boundaries, to identify relevant actors, and to ensure commitment from these actors. We conclude that the former vision was actively pursued and materialized in Framework Guidelines and Network Codes, while the latter vision is just being identified and framed.Economics of Technology and Innovatio
Energy justice and controversies: Formal and informal assessment in energy projects
In this paper we develop a framework for understanding how justice-related claims play a role in the dynamics of controversy in energy projects. We do so by distinguishing two interacting trajectories of assessment: a formal trajectory that is embedded in the legal system and an informal trajectory that is mainly embedded in public discourse. The emergence of an informal assessment trajectory can be seen as a response to a (perceived) lack of attention to particular concerns or values in the formal trajectory, i.e. '. overflowing'. The emerging informal assessment may subsequently lead to adaptations in the formal trajectory, which we refer to as '. backflowing'. Based on insights from case studies on Dutch energy projects and literature on energy justice we identify three justice-related attributes that facilitate understanding of the emergence of controversies. These attributes are based on differences between the two trajectories in terms of 1) the way in which values are expressed, 2) the dimension of energy justice that is taken as a starting point, and 3) the democratic legitimization of assessment trajectories. In order to allow for legitimate and effective energy policy, overflowing and backflowing need to be addressed as interrelated rather than as separate processes.Ethics & Philosophy of TechnologyEconomics of Technology and InnovationOrganisation and Governanc
African power pools and regional electricity market design: Taking stock of regional integration in energy sectors
While the traditional perspective on regional power pools is that of regional electricity markets, regional power pools in Africa are development tools with unrepresentative and under-researched dynamics in their evolution and market design. Five African power pools are under development to bring the continent into a single electricity market. This paper analyses the evolution of African power pools by examining their design factors and dynamics. It compares the three most advanced power pools (SAPP, WAPP and EAPP) to identify barriers, forces, and development approaches. The paper devises a multilayer analytical framework to organise the various elements in the institutional context of African power pools and structure the analysis of the physical, economic, institutional and political factors. The analysis shows that the unequal distribution of natural energy endowments across the regions stimulated the historical development of interconnections and trade between countries. The characteristics of regional integration were vital in shaping the power pool's institutions and development approaches. We have identified three motors of change that have driven the development; regional economic communities, members’ strategies, and international institutions. It is crucial for progress that the pool staff can mitigate non-cooperative strategies, address members’ concerns, and incentivise a shift in national agendas to build confidence in regional trade.Energie and IndustrieEconomics of Technology and Innovatio
From expectational conflicts to energy synergies: The evolution of societal value co-creation in energy hub development
Societal value co-creation is an emerging practice in renewable energy projects. Despite its increasing popularity, however, unclarities persist regarding its operationalisation. This paper provides relevant insights by explaining how expectations of societal value co-creation evolved and became performed in a co-creative energy hub project in Emmen, the Netherlands. Over the course of project development, different and sometimes conflicting expectations co-existed of the hub's societal value potential. Drawing on observations, interviews, and document analysis, we describe the developers' efforts to synthesize these different value expectations into a coherent co-creation approach. The results indicate that timing in and of expectations, actor positions and organisational design are influential in how expectations become operationalised in renewable energy projects. Recommendations are provided for the design of societal value co-creation processes in future renewable energy projects.Organisation & GovernanceEthics & Philosophy of TechnologyEconomics of Technology and Innovatio
Upholding safety in future energy systems: The need for systemic risk assessment
This paper argues that energy systems are becoming increasingly complex, and illustrates how new types of hazards emerge from an ongoing transition towards renewable energy sources. It shows that the energy sector relies heavily on risk assessment methods that are analytic, and that systemic methods provide important additional insights.Acase study of the Dutch gas sector illustrates this by comparing the hazard and operability study (HAZOP, analytic) with the system-theoretic process analysis (STPA, systemic). The contribution is twofold. This paper illustrates how system hazards will remain underestimated by sustained use of only analytic methods, and it highlights the need to study the organization of safety in energy transitions. We conclude that appropriate risk assessment for future energy systems involves both analytic and systemic risk assessments.Economics of Technology and InnovationSafety and Security Scienc