56 research outputs found

    Informal care in the Netherlands. A situational sketch of informal caregivers reached via Informal Care Centres

    Get PDF
    Informal care is a very important form of care. There are approximately 1.5 million informal caregivers in the Netherlands. Despite this large number, little is known about those providing this important service. To address this lack of knowledge, Erasmus University Rotterdam, in collaboration with the National Institute of Public Health and the Environment (RIVM) and the regional Informal Care Centres, carried out a study of informal care in the Netherlands. This is the first study of any size in the Netherlands to survey both the providers and recipients of informal care. A total of 950 informal caregivers took part in the study, which was carried out between November 2001 and February 2002. This report presents some first results

    Mantelzorg in Nederland

    Get PDF
    Mantelzorg is een belangrijke vorm van zorg. Nederland telt circa 1,5 miljoen mantelzorgers. De Erasmus Universiteit heeft samen met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de Steunpunten Mantelzorg een onderzoek naar mantelzorg uitgevoerd. In totaal werkten 950 mantelzorgers en 552 zorgvragers mee aan dit onderzoek. Een mantelzorger is vaak een gehuwde vrouw, en zorgt meestal thuis voor een familielid. Een aanzienlijk deel heeft thuiswonende kinderen. De meeste mantelzorgers zijn gepensioneerd of huisvrouw/-man. De zorgvragers zijn meestal ouder dan 60 jaar en gehuwd, één op de vijf is weduwe of weduwnaar. Ongeveer de helft van de zorgvragers is met pensioen, één op de vier is arbeidsongeschikt. Zorgvragers zijn als gevolg van hun gebrekkige gezondheid beperkt in hun activiteit en hebben dus ondersteuning nodig. Hiervoor zijn ze afhankelijk van mantelzorgers, thuiszorg en particuliere hulp. Ruim één op de drie zorgvragers is volledig afhankelijk van mantelzorg, en ongeveer één op de vijf zelfs va

    Een situatieschets van mantelzorgers bereikt via leden van de vereniging van budgethouders Per Saldo

    Get PDF
    Een persoonsgebonden budget (PgB) is een som geld waarmee mensen die hulp en begeleiding nodig hebben als gevolg van een aandoening, deze zorg naar eigen inzicht kunnen inkopen. Het PgB wordt gezien als een belangrijk instrument om verder vorm te geven aan vraagsturing in de Nederlandse gezondheidszorg. Momenteel hebben ruim 35.000 mensen een PgB. Over mensen met een PgB, budgethouders, en hun mantelzorgers is tot op heden echter weinig bekend. Daarom heeft de Erasmus Universiteit Rotterdam, in samenwerking met het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu en de vereniging van budgethouders Per Saldo, een onderzoek onder budgethouders en hun mantelzorgers uitgevoerd. Dit is het eerste onderzoek in Nederland van deze omvang onder budgethouders, hun primaire mantelzorger en het gebruik van het PgB in verschillende zorgsituaties. In totaal werkten 609 budgethouders en 522 mantelzorgers verspreid over het hele land mee aan dit onderzoek, dat werd uitgevoerd tussen december 2001 en februari 2002. Twee op de drie budget

    Chronische ziekten: collectieve last of publieke uitdaging

    Get PDF
    Contains fulltext : 21684___.PDF (publisher's version ) (Open Access

    Zorg, opvang en begeleiding: van onderzoeksprogramma naar praktijk.

    No full text
    In dit hoofstuk worden de achtergronden en de inhoudelijke thematiek besproken van het onderzoeksprogramma zorg, opvang en begeleiding van chronisch zieken, een van de deelterreinen van het onderzoeksprogramma Chronische zieken van ZonMw. Het accent ligt niet alleen op de uitkomsten van het onderzoek, maar wordt ook de vervolgstap gezet met de vraag, welke implicaties de resutaten hebben voor de praktijk ter verbetering van de zorg, opvang en begeleiding van chronisch zieken. (aut. ref.

    Zorg, opvang en begeleiding van chronisch zieken: de opbrengst van het onderzoeksprogramma.

    No full text
    In het slothoofdstuk worden de opbrengsten van het programma Zorg, Opvang en Begeleding van chronisch zieken besproken. Tussen onderzoek en praktijk is vaak een lange weg te gaan. Onderzoeksresultaten zijn niet altijd implementeerbaar, en de implementatie wordt bemoeilijkt door allerlei barrières op beleidsniveau en in de zorgpraktijk bij de feitelijke invoering van innovatieve zorgprogramma's. Uit het overzicht van de onderzoeksbevindingen blijkt dat de kennis vooral op langere termijn zijn weg naar toepassing zal vinden. Daarbij worden bouwstenen geleverd voor ziekteoverstijgende zorgprogramma's en voor zorgmodellen die de overgang van een aanbodgestuurd naar een vraaggericht zorgssysteem ondersteunen. Om het toepassingspotentieel van het gezondheidszorgonderzoek te vergroten, dient niet allen geïnvesteerd te worden in de implementeerbaarheid van onderzoek, maar ook in onderzoek naar implementatiestrategieën en de effecten ervan. (aut. ref.

    Diagnose en behandeling van depressie bij lichamelijk zieke mensen in de huisartsenpraktijk.

    No full text
    Comorbiditeit van depressie en chronische somatische ziekte komt vaak voor, met wederzijdse beïnvloeding. Depressie heeft een slechtere prognose als er tegelijkertijd een lichamelijke ziekte bestaat, en het beloop van somatische aandoening is ongunstiger bij mensen met een depressie. Bijna driekwart van de patiënten met een depressie en een chronische lichamelijke aandoening waren niet als depressief gediagnosticeerd door hun huisarts, zoals blijkt uit het ontbreken van een geregistreerde diagnose depressie in hun medisch dossiers. Depressieve, lichamelijke zieke patiënten die daarbij ook nog een andere psychische stoornis hadden (meestal een angststoornis) werden vaker als depressief gediagnosticeerd door hun huisarts (37%) dan de lichamelijke zieke patiënten die alleen depressief waren (16%). Huisartsen gaven enige vorm van zorg bij nieuw ontstane depressie bij een patiënt met een chronische somatische aandoening in 86% van de gevallen. Patiënten met een ischemische hartaandoening of hartritmestoornis hadden minder kans op enige vorm van depressiezorg (in vergelijking met patiënten zonder chronische lichamelijke ziekte). Meestal werd door de huisarts begonnen met behandeling met antidepressiva. Het hebben van een (specifieke) lichamelijke aandoening had geen invloed op de kans dat antidepressiva continu werden voorgeschreven gedurende tenminste zes maanden. Er is behoorlijk wat ruimte voor verbetering van de diagnostiek en behandeling van comorbide depressie bij chronische lichamelijke ziekte in de huisartsenpraktijk. (aut. ref.
    corecore