Engineering vascularised tissues in vitro

Tissue engineering aims at replacing or regenerating tissues lost due to diseases or traumas (Langer and Vacanti, 1993). However, mimicking in vitro the physiological complexity of vascularized tissue is a major obstacle, which possibly contributes to impaired healing in vivo. In higher organisms, native features including the vascular network, the lymphatic networks and interstitial flow promote both mass transport and organ development. Attempts to mimic those features in engineered tissues will lead to more clinically relevant cell-based therapies. Aside from current strategies promoting angiogenesis from the host, an alternative concept termed prevascularization is emerging. It aims at creating a biological vasculature inside an engineered tissue prior to implantation. This vasculature can rapidly anastamose with the host and enhances tissue survival and differentiation. Interestingly, growing evidence supports a role of the vasculature in regulating pattern formation and tissue differentiation. Thus, prevascularized tissues also benefit from an intrinsic contribution of their vascular system to their development. From those early attempts are emerging a body of principles and strategies to grow and maintain, in vitro, those self-assembled biological vascular networks. This could lead to the generation of engineered tissues of more physiologically relevant complexity and improved regenerative potential

Thermodynamics of Higher Spin Black Holes in AdS3_3

We discuss the thermodynamics of recently constructed three-dimensional higher spin black holes in SL(N,R)\times SL(N,R) Chern-Simons theory with generalized asymptotically-anti-de Sitter boundary conditions. From a holographic perspective, these bulk theories are dual to two-dimensional CFTs with W_N symmetry algebras, and the black hole solutions are dual to thermal states with higher spin chemical potentials and charges turned on. Because the notion of horizon area is not gauge-invariant in the higher spin theory, the traditional approaches to the computation of black hole entropy must be reconsidered. One possibility, explored in the recent literature, involves demanding the existence of a partition function in the CFT, and consistency with the first law of thermodynamics. This approach is not free from ambiguities, however, and in particular different definitions of energy result in different expressions for the entropy. In the present work we show that there are natural definitions of the thermodynamically conjugate variables that follow from careful examination of the variational principle, and moreover agree with those obtained via canonical methods. Building on this intuition, we derive general expressions for the higher spin black hole entropy and free energy which are written entirely in terms of the Chern-Simons connections, and are valid for both static and rotating solutions. We compare our results to other proposals in the literature, and provide a new and efficient way to determine the generalization of the Cardy formula to a situation with higher spin charges.Comment: 30 pages, PDFLaTeX; v2: typos corrected, explicit expressions for the free energy adde

Near Horizon Limits of Massless BTZ and Their CFT Duals

We consider the massless BTZ black hole and show that it is possible to take its "near horizon" limit in two distinct ways. The first one leads to a null self-dual orbifold of AdS3 and the second to a spacelike singular AdS3/Z_K orbifold in the large K limit, the "pinching orbifold". We show that from the dual 2d CFT viewpoint, the null orbifold corresponds to the p^+=0 sector of the Discrete Light-Cone Quantisation (DLCQ) of the 2d CFT where a chiral sector of the CFT is decoupled, while the pinching orbifold corresponds to taking an infinite mass gap limit in both the right and left sectors of the 2d CFT, essentially leaving us with the states L_0=\bar L_0=c/24 only. In the latter case, one can combine the near horizon limit with sending the 3d Planck length l_P to zero, or equivalently the dual CFT central charge c to infinity. We provide preliminary evidence that in that case some nontrivial dynamics may survive the limit.Comment: 22 pages, no figures, v2: minor improvements, references adde

Exact ground states of generalized Hubbard models

We present a simple method for the construction of exact ground states of generalized Hubbard models in arbitrary dimensions. This method is used to derive rigorous criteria for the stability of various ground state types, like the $\eta$-pairing state, or N\'eel and ferromagnetic states. Although the approach presented here is much simpler than the ones commonly used, it yields better bounds for the region of stability.Comment: Revtex, 8 page

Lattice Models with N=2 Supersymmetry

We introduce lattice models with explicit N=2 supersymmetry. In these interacting models, the supersymmetry generators Q^+ and Q^- yield the Hamiltonian H={Q^+,Q^-} on any graph. The degrees of freedom can be described as either fermions with hard cores, or as quantum dimers. The Hamiltonian of our simplest model contains a hopping term and a repulsive potential, as well as the hard-core repulsion. We discuss these models from a variety of perspectives: using a fundamental relation with conformal field theory, via the Bethe ansatz, and using cohomology methods. The simplest model provides a manifestly-supersymmetric lattice regulator for the supersymmetric point of the massless 1+1-dimensional Thirring (Luttinger) model. We discuss the ground-state structure of this same model on more complicated graphs, including a 2-leg ladder, and discuss some generalizations.Comment: 4 page

Voorspellers van leerprestaties in het speciaal (basis)onderwijs

In dit onderzoek is voor het eerst systematisch bestudeerd in welke mate leerlingkenmerken als IQ-score, gedrag en leervoorwaarden invloed hebben op de prestaties op de kennisgebieden taal en rekenen/wiskunde van leerlingen met extra ondersteuningsbehoeften in het speciaal onderwijs. We brachten eenrange aan leerling- en schoolkenmerken in kaart en onderzochten in hoeverre de kenmerken drie CITOvaardigheidsscores voorspelden. Rekening houdend met een positief effect van leerjaar kunnen we concluderen dat een hogere IQ-score de vaardigheidsscores positief beïnvloedt, en dat gedragsproblemen (zich uitend in incidenten en ongeoorloofde absenties), concentratieproblemen en leesproblemen een negatieve invloed hebben. Voor geslacht geldt dat jongens het gemiddeld beter doen op rekenen/wiskunde en meisjes beter op begrijpend lezen. Schoolkenmerken speelden in de uitkomsten van dit onderzoekechter geen prominente rol. Mogelijk is er zo’n grote diversiteit en intensiteit van leerlingproblematiek in het speciaal onderwijs dat schoolkenmerken niet het verschil kunnen maken. Het speciaal onderwijs staat voor de uitdaging interventies uit te voeren op die voorspellende leerlingkenmerken die veranderbaar zijn: ongeoorloofde absenties, schorsingen en leervoorwaardeproblemen als concentratie

Een beschrijving van de leerlingenpopulatie in het (voortgezet) speciaal onderwijs

In het speciaal onderwijs ligt de focus tegenwoordig veel meer op welke ondersteuningsbehoeften leerlingen hebben dan op hun gedrags- en/of leerproblemen. Daarmee komt de rol van de leraar duidelijker in beeld: wat constateert de leraar, welke behoefte aan extra ondersteuning hebben leerling en hoe speelt hij of zij daar op in? Omdat tot op heden onbekend is hoe leraren ondersteuningsbehoeften van leerlingen omschrijven, hebben wij in dit onderzoek ruim 1100 ontwikkelingsperspectiefplannen (opp’s) geanalyseerd. Dit geeft ons mogelijk aanknopingspunten over hoe scholen het beste kunnen inspelen op de ondersteuningsbehoeften van leerlingen. We hebben scholen onderzocht uit het speciaal onderwijs (so), het voortgezet speciaal onderwijs (vso) en het speciaal basisonderwijs (sbo, scholen voor basisschoolleerlingen in vergelijking met so ‘lichte’ problematiek). We vonden onder andere dat sbo-leerlingen meer ondersteuning nodig hebben dan so- en vso-leerlingen op taal, lezen, rekenen en internaliserende problemen. Vso- en vooral so-leerlingen hebben daarentegen voornamelijk ondersteuning nodig op externaliserendeproblematiek. Sbo-leerlingen verschillen ook van so- en vso-leerlingen op een aantal leerling- en gezinskenmerken, zoals IQ en problematische thuissituatie. De verschillen tussen so- en vso-leerlingen qua leerling- en gezinskenmerken zijn gradueel. Met een clusteranalyse hebben we vervolgens een en andernader gespecificeerd. Hierbij wilden we vooral weten of de leerling- en gezinskenmerken houvast zouden bieden in welke ondersteuning leerlingen nodig hebben. We vonden acht inhoudelijk relevante clusters die we in de discussie nader bespreken