17 research outputs found

    Temporal and spatial variability in event scale aeolian transport on Ameland, the Netherlands

    No full text
    Coastal dunes are the primary defence protecting the coastline from the destructive forces of the sea in The Netherlands. Aeolian processes are important in this context as they contribute to dune accretion and thus the safety of the coastal hinterland. In this study, we analyze horizontal and vertical variability of event scale aeolian sand transport on a wide beach on the island of Ameland, The Netherlands. Data were obtained from a meteorological station, groundwater monitoring wells and a camera installed on the beach. Fifteen aeolian transport events (two involving onshore winds, seven longshore and six offshore) were measured using a comprehensive grid of 37 customized MWAC traps. The highest sand transport rates and largest variability was found for alongshore events. Surface moisture, governed by groundwater, was found to be an important controlling parameter for aeolian transport rates and vertical flux profiles. Groundwater levels were largely dominated by beach inundation, influencing the groundwater table for a two week period. Variations in vertical flux profiles between traps were larger for wet sand transport events than dry ones. In general, sand transport rates were highest at the foreshore and lowest at the dune toe. Sand transport dynamics are dependent on local conditions such as beach dimensions, beach orientation and also meteorological and surface characteristics. Moderate (high frequency, low magnitude) events are also capable of transporting large amounts of sand. Future studies should include spatially explicit measurements of elevation and surface moisture to obtain a more complete understanding of the complex sand transport dynamics

    Modellering zandtransport Zeereep: Seizoensvariatie en veldmetingen

    No full text
    Dit rapport beschrijft de resultaten van een extra aantal metingen aan de vegetatiedichtheid voor een drietal transecten bij Groote Keeten (N.-H.). Ten behoeve van de metingen is een grid vastgelegd waarmee de variatie in vegetatiedichtheid ook gekoppeld kan worden aan overstuiving. Op basis van de verzamelde gegevens staat vast dat er duidelijk sprake is van een seizoens-variatie in de vegetatie, zowel wat betreft de dichtheid als de hoogte. De gevonden trends lijken enigszins reproduceerbaar (1996-1997) de waargenomen ontwikkeling lijkt niet incidenteel te zijn. Wel blijkt de vegetatiedichtheid in de zomer van 1996 hoger te zijn dan in de zomer van 1997. De variatie zal van jaar tot jaar verschillen, en gerelateerd zijn aan het jaarlijkse temperatuur- en neerslagverloop en de mate van overstuiving. Omdat inmiddels een aantal opnames over een langere periode beschikbaar zijn, is het mogelijk gebleken om de pieken en dalen in vegetatiebedekking te kunnen vaststellen. Deze blijken minder aan winter en zomer gerelateerd te zijn en meer aan lente en herfst. De geringste bedekking is in de periode april / mei waargenomen, de hoogste rond september. Het beste inzicht in de seizoensvariatie wordt verkregen door de zeereep op te delen in zones met een vergelijkbare vegetatiebedekking. De seizoensvariatie in vegetatie voor deze zones is bruikbaar voor het vast stellen van een eerste kwantitatieve relatie tussen seizoen en vegetatieparameters. Aanbevolen wordt de transecten bij Groote Keeten ook in de toekomst te blijven volgen. Ten eerste zal hierdoor een directe koppeling tussen overstuiving en afname in bedekking mogelijk zijn, iets wat tot nu toe niet mogelijk is geweest. Ook zal het mogelijk zijn het doorschuiven van stuifzones, na het begraven van vegetatie, vast te stellen. Daarnaast zal een langere meetreeks meer informatie verschaffen over de variatie van jaar tot jaar, met name over de waarde van pieken en dalen over verschillende jaren en het tijdstip waarop deze optreden. Dit alles zal tot een nadere precieziering van het kwantitatieve verband tussen vegetatiegroei en seizoen kunnen leiden.TAW/EN
    corecore