61 research outputs found

    Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie : praktijkproef

    Get PDF
    In lelies komt er al jaren een vorm van wortelrot voor waarvan de veroorzaker onbekend is. Net als bij een aantasting door wortellesie-aaltjes leidt een aantasting door het onbekende wortelrot tot opbrengstderving en kwaliteitsverlies. De symptomen van onbekend wortelrot ontstaan op de bolwortels en zien eruit als insnoeringen en ingezonken bruine plekjes. Soms lijkt het alsof er hapjes uit de wortels zijn genomen. De wortels rotten op dergelijke plaatsen geheel door waarna bruine wortelpunten ontstaan en de wortels zich sterk gaan vertakken. In dit project werd onderzocht of grondstructuur (verdichting) en het gebruik van GFT al dan niet in combinatie met grondgebonden pathogene schimmels een rol spelen in het optreden van onbekend wortelrot in lelie. Ook werd onderzocht of het vochtig of juist droog houden van de grond na planten van invloed is op de mate van onbekend wortelrot. Ten slotte werd de werking van de middelen Amistar en Monam tegen onbekend wortelrot onderzocht. In dit onderzoek werd 15 l/ha Amistar gebruikt i.p.v. de 6 l/ha die is toegestaan, terwijl voor Monam de gebruikelijke concentratie van 500 l/ha werd toegepast. Het onderzoek werd uitgevoerd op een praktijkperceel waar in 2007 lelies werden geteeld waarin volop onbekend wortelrot was waargenomen. Onder praktijkomstandigheden werd onderzocht of combinaties van genoemde factoren mogelijk een rol spelen bij het ontstaan van onbekend wortelrot

    Bladaaltjes in lelie : epidemiologie en bestrijding

    Get PDF
    Bladaaltjes in lelies veroorzaken een bepaald type bladvergeling en vervroegde afsterving. Wanneer tijdens de veldkeuring door de BKD met bladaaltjes besmette planten worden aangetroffen wordt een kookplicht opgelegd. De aaltjes lijken in lelie in toenemende mate voor te komen. Binnen het hier beschreven project zijn diverse aspecten van de epidemiologie en de bestrijdingsmogelijkheden onderzocht. De kans dat bladaaltjes zich verspreiden via spoelsystemen wordt zeer klein geacht. Op diverse bedrijven werden tijdens het spoelen van besmette bollen watermonsters genomen en onderzocht op bladaaltjes. In geen van de monsters werden bladaaltjes aangetroffen. Bladaaltjes zijn goed in staat om vanuit zieke planten over te gaan naar gezonde planten. In een veldproef werden tot op een afstand van 60 cm vanaf de zieke bron bladaaltjes-zieke planten gevonden. In een enkele situatie zelfs op 100 cm vanaf de bron. In de kas vond tijdens de bloementeelt van lelies geen bovengrondse verspreiding van bladaaltjes plaats. De ondergrondse verspreiding van bladaaltjes was echter aanzienlijk: alle lelies die in grond werden opgeplant die vooraf werd besmet met bladresten met bladaaltjes werden aangetast door bladaaltjes. Er werden in verschillende jaren kookproeven uitgevoerd om te onderzoeken of de huidige warmwaterbehandeling van 2 uur bij 39°C nog steeds afdoende werkt tegen bladaaltjes. In de meeste gevallen bleek 2 uur 39°C nog effectief, echter in één proef werd overleving van bladaaltjes gevonden. In dit ene specifieke geval kan een herbesmetting tijdens de teelt de oorzaak zijn van de aantasting maar het is ook mogelijk dat we hier te maken hebben met bladaaltjes die een warmwaterbehandeling beter kunnen verdragen. De aanwezigheid van symptomen van bladaaltjes in lelieplanten betekent niet altijd dat de plant ook daadwerkelijk met aaltjes besmet is. De schade kan veroorzaakt zijn door bladaaltjes in de periode tussen rooien en het moment dat de warmwaterbehandeling werd uitgevoerd. Uit temperatuurmetingen tijdens de warmwaterbehandeling op praktijkbedrijven is gebleken dat door technische oorzaken op veel bedrijven te kort wordt gekookt waardoor bladaaltjes niet volledig bestreden worden. Uit diezelfde metingen is ook gebleken dat dikke bolmaten (zift 11-12) een 10 minuten langere opwarmtijd nodig hebben dan kleine bolmaten. Toevoeging van F2000 (code) aan het warm waterbad bleek de aaltjesdoding te versterken. Een CA-bewaring van leliebollen onder verschillende zuurstofniveaus was niet dodelijk voor bladaaltjes. Longiflorums en LA-hybriden bleken het gevoeligst voor bladaaltjes. Onder dezelfde infectiedruk werden lelies uit deze groepen als eerste aangetast door bladaaltjes. De Aziaten werden later aangetast door bladaaltjes. In de Oriëntals werd geen aantasting waargenomen

    Aanvullend onderzoek naar verspreidingsroutes en mogelijkheden voor beheersing vam PIAMV

    Get PDF
    Sinds 2010 kampt de leliesector met een relatief nieuw virus, Plantago asiatica mosaic virus (PlAMV). Praktijkgericht onderzoek is destijds spoedig opgestart om kennis te verkrijgen over mogelijke infectie- en besmettingsroutes en om mogelijkheden voor beheersing van dit virus te onderzoeken. Vijf onderzoeksvragen stonden centraal in dit onderzoek. Naast antwoord op deze vragen, heeft het onderzoek ook aanvullende informatie over PlAMV en lelie opgeleverd. Dit rapport beschrijft onderzoek dat in de periode zomer 2011 t/m zomer 2012 is uitgevoer

    Phytophthora in de leliebroeierij. Implementatie bestrijdingsmogelijkheden

    No full text
    Phytophthora veroorzaakt de laatste jaren behoorlijke schade in de leliebroeierij. Individuele telers nemen diverse maatregelen. De effecten zijn wisselend. Doordat vaak meerdere maatregelen tegelijkertijd worden genomen is niet duidelijk welke maatregelen het best werken. Omdat een éénduidig advies tot nog toe ontbreekt, worden door de individuele telers allerlei maatregelen geprobeerd. Verwarring van uitval door Phytophthora met uitval door stengelfusarium of door andere oorzaken leiden soms tot verkeerd gebruik van fungiciden. PPO heeft een desk- en praktijkstudie uitgevoerd naar de ervaringen met het voorkomen en bestrijden van Phytophthora in de leliebroei en andere gewassen en sectoren. Het resultaat van deze studie is verwerkt tot een advies voor de leliebroeierij. In combinatie met beschrijvingen en foto’s van de symptomen van zowel Phytophtora en stengelfusarium is dit advies verspreid onder leliebroeiers en intermediairs. De belangrijkste adviezen betreffen de waterhuishouding in de kas en de preventieve inzet van fungiciden wanneer andere preventieve maatregelen onvoldoende effectief blijken

    Broei en afzet van biologische lelies

    Get PDF
    Jaarrond levering van biologische bloemen is nog niet goed mogelijk. Vooral in het voorjaar en najaar is er een tekort aan bloemen die een substantieel deel kunnen uitmaken van biologische boeketten. In dit project werd onderzocht of het mogelijk is om in genoemde periodes biologische lelies te broeien. Het uitgangspunt daarbij is dat de lelies zonder of met minimale belichting in bloei worden getrokken. Uit een inventarisatie onder lelieveredelaars is naar voren gekomen dat lelies uit de groep van de LA-hybriden het meest geschikt zijn om zonder licht te broeien. Ook lelies uit de groep van de Longiflorums zouden geschikt zijn om zonder licht in bloei te trekken maar de verwachting is dat de trekduur erg lang zal zijn. Leliebollen uit de groep van de orientals zijn te duur als uitgangsmateriaal voor de biologische broeierij. Er werden 5 cultivars uit de groep van de LA-hybriden getest en 1 cultivar uit de groep van de Longiflorums. De roze bloeiende LA-hybride Brindisi en de rood bloeiende LA-hybride California bleken geschikt te zijn om in de winter zonder belichting in bloei te trekken. Met minimale belichting was ook Salmon Classic bij alle geteste plantdata in bloei te trekke

    Teelt de grond uit bloembollen : rapportage onderzoek substraatbedden PPO Lisse 2011

    No full text
    De ontwikkeling van een nieuw teeltsysteem biedt mogelijk een oplossing voor de bloembollenteelt om te kunnen voldoen aan de steeds strengere norm en ten aanzien van de emissie van nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater. Naast het terugdringen van emissie naar grond- en oppervlaktewater zal het nieuwe teeltsysteem ook moeten leiden tot voordelen voor de telers, zoals een betere productkwaliteit, voorkoming van grondgebonden ziektes en plagen, een grotere arbeidsefficiëntie en nieuwe marktkansen. Uitgangspunt is dat een nieuw teeltsysteem economisch rendabel moet zijn. Dit rapport geeft de opzet en resultaten weer van het onderzoek naar substraatbedden en –goten. De belangrijkste onderzoeksvragen waren: 1. Hoe is de opbrengst en kwaliteit van hyacint en lelie geteeld in substraatbedden en -goten in vergelijking met teelt in de vollegrond (gangbare praktijksituatie). 2. Welk substraat is het meest geschikt voor de teelt van hyacint en lelie in substraatbedden 3. Wat is de minimaal benodigde teeltlaag dikte

    Teelt de grond uit bloembollen : tussentijdse rapportage onderzoek PPO Lisse 2010

    No full text
    Het doel van het onderzoeksproject “Teelt de grond uit” in de bloembollensector voor 2010 was het krijgen van een eerste indruk van de mogelijkheden van bloembollenteelt los van de grond. Daartoe zijn bij PPO in Lisse proeven uitgevoerd met teelt van hyacint, tulp, Fritillaria en lelie in klein volume (bakken) met diverse substraten en waterteelt. Daarnaast zijn lelies geteeld op de locatie Oostwaardhoeve (Bollenmeer), waar de ondergrond is afgedekt met een laag folie en twee teeltlaagdiktes zijn getest: 40 cm en 80 cm. In dit onderzoeksverslag worden de opzet en resultaten beschreven van het onderzoek dat is uitgevoerd bij PPO in Lisse in klein volume

    Teelt de grond uit bloembollen : tussentijdse rapportage onderzoek PPO Lisse 2010

    No full text
    Het doel van het onderzoeksproject “Teelt de grond uit” in de bloembollensector voor 2010 was het krijgen van een eerste indruk van de mogelijkheden van bloembollenteelt los van de grond. Daartoe zijn bij PPO in Lisse proeven uitgevoerd met teelt van hyacint, tulp, Fritillaria en lelie in klein volume (bakken) met diverse substraten en waterteelt. Daarnaast zijn lelies geteeld op de locatie Oostwaardhoeve (Bollenmeer), waar de ondergrond is afgedekt met een laag folie en twee teeltlaagdiktes zijn getest: 40 cm en 80 cm. In dit onderzoeksverslag worden de opzet en resultaten beschreven van het onderzoek dat is uitgevoerd bij PPO in Lisse in klein volume

    Naar een oplossing voor onbekend wortelrot in lelie : praktijkproef

    No full text
    In lelies komt er al jaren een vorm van wortelrot voor waarvan de veroorzaker onbekend is. Net als bij een aantasting door wortellesie-aaltjes leidt een aantasting door het onbekende wortelrot tot opbrengstderving en kwaliteitsverlies. De symptomen van onbekend wortelrot ontstaan op de bolwortels en zien eruit als insnoeringen en ingezonken bruine plekjes. Soms lijkt het alsof er hapjes uit de wortels zijn genomen. De wortels rotten op dergelijke plaatsen geheel door waarna bruine wortelpunten ontstaan en de wortels zich sterk gaan vertakken. In dit project werd onderzocht of grondstructuur (verdichting) en het gebruik van GFT al dan niet in combinatie met grondgebonden pathogene schimmels een rol spelen in het optreden van onbekend wortelrot in lelie. Ook werd onderzocht of het vochtig of juist droog houden van de grond na planten van invloed is op de mate van onbekend wortelrot. Ten slotte werd de werking van de middelen Amistar en Monam tegen onbekend wortelrot onderzocht. In dit onderzoek werd 15 l/ha Amistar gebruikt i.p.v. de 6 l/ha die is toegestaan, terwijl voor Monam de gebruikelijke concentratie van 500 l/ha werd toegepast. Het onderzoek werd uitgevoerd op een praktijkperceel waar in 2007 lelies werden geteeld waarin volop onbekend wortelrot was waargenomen. Onder praktijkomstandigheden werd onderzocht of combinaties van genoemde factoren mogelijk een rol spelen bij het ontstaan van onbekend wortelrot
    corecore