61 research outputs found

    Assessment of the use of partitioning and interfacial tracers to determine the content and mass removal rates of nonaqueous phase liquids

    Get PDF
    It was assessed whether partitioning and interfacial tracers can be used to determine the content and mass removal rate of nonaqueous phase liquid (NAPL) in porous media. Retardation factors for these tracers were determined for five different model matrices contaminated with hexadecane as NAPL. The retardation of the partitioning tracer 2,4-dimethyl-3-pentanol was correlated with the degree of NAPL saturation for four of the five matrices (r(2) = 0.93, n = 8), The observed retardation factors matched the retardation factors predicted with the independently determined hexadecane-water partitioning constant and the degree of NAPL saturation, indicating that this tracer may be used to estimate the degree of NAPL saturation of porous media. The mass removal rates of NAPL from columns packed with different matrices were determined by measuring the amount of hexadecane in the column effluent during elution with electrolyte solution. These removal rates differed over 3 orders of magnitude, dependent on the matrix used. The retardation of the interfacial tracer alkylbenzenesulfonate was higher for matrices with higher NAPL mass removal rates but was not correlated to the degree of NAPL saturation. This indicates that the retardation factors of alkylbenzenesulfonates in NAPL-contaminated media contain information related to the NAPL mass removal rates

    Quorum sensing:Implications on rhamnolipid biosurfactant production

    Get PDF

    Experimental Results and Integrated Modeling of Bacterial Growth on an Insoluble Hydrophobic Substrate (Phenanthrene)

    Get PDF
    Metabolism of a low-solubility substrate is limited by dissolution and availability and can hardly be determined. We developed a numerical model for simultaneously calculating dissolution kinetics of such substrates and their metabolism and microbial growth (Monod kinetics with decay) and tested it with three aerobic phenanthrene (PHE) degraders: Novosphingobium pentaromativorans US6-1, Sphingomonas sp. EPA505, and Sphingobium yanoikuyae B1. PHE was present as microcrystals, providing non-limiting conditions for growth. Total PHE and protein concentration were tracked over 6-12 days. The model was fitted to the test results for the rates of dissolution, metabolism, and growth. The strains showed similar efficiency, with v(max) values of 12-18 g dw g(-1) d(-1), yields of 0.21 g g(-1), maximum growth rates of 2.5-3.8 d(-1), and decay rates of 0.04-0.05 d(-1). Sensitivity analysis with the model shows that (i) retention in crystals or NAPLs or by sequestration competes with biodegradation, (ii) bacterial growth conditions (dissolution flux and resulting chemical activity of substrate) are more relevant for the final state of the system than the initial biomass, and (iii) the desorption flux regulates the turnover in the presence of solid-state, sequestered (aged), or NAPL substrate sources

    Monitor arbeidsmarkt en onderwijs provincie Noord-Holland 2009

    No full text
    De Monitor Arbeidsmarkt en Onderwijs is in opdracht van de Provincie Noord-Holland ontwikkeld in samenwerking met diverse belanghebbende organisaties. De Monitor heeft als doel om betrouwbare en vergelijkbare cijfers en ontwikkelingen op het terrein van arbeidsvraag- en arbeidsaanbod voor de verschillende regio’s in de Provincie Noord-Holland te analyseren en te presenteren. Niet alle regio’s binnen de provincie hadden tot dusver de beschikking over dezelfde hoeveelheid arbeidsmarktinformatie, dan wel over tussen regio’s vergelijkbare informatie. Voor het eerst zijn ook ramingen van ontwikkelingen in de arbeidsvraag en het arbeidsaanbod op korte en middellange termijn opgesteld. De Monitor is gebaseerd op empirisch vastgestelde economische relaties in het (recente) verleden en op empirisch waarneembare trends, maar resultaten in het verleden geven ook hier geen enkele garantie voor de toekomst. Als gevolg van de huidige economische recessie kunnen er belangrijke trendbreuken optreden, kunnen relaties tussen economische grootheden ingrijpend veranderen en wordt er in ieder geval nieuw beleid gemaakt om de negatieve gevolgen van de recessie zo veel mogelijk te beperken. Desondanks worden bij de ramingen voor de korte en langere termijn trends doorgetrokken en wordt aangenomen dat empirisch vastgestelde verbanden uit het (recente) verleden ook in de toekomst gelden, behalve als er duidelijke redenen zijn om hiervan af te wijken. In vrijwel alle provinciale regio´s wordt de lokale arbeidsmarkt de komende jaren ruimer. Dat is vooral het geval in Amstel-Meerlanden, de Zaanstreek, de IJmond en Gooi & Vechtstreek. Uitzonderingen zijn de Kop van Noord-Holland, West-Friesland, Waterland en Amsterdam, waar de lokale arbeidsmarkt ondanks de huidige recessie in 2015 naar verwachting krapper zal zijn dan in 2008. De groei van de beroepsbevolking in de periode 2008-2015 zal minder groot zijn dan in het recente verleden. Die groei wordt in de eerste plaats geremd door de invloed van de vergrijzing. Daarnaast draagt de recessie hier ook aan bij, doordat meer jongeren besluiten langer door te leren. De economische crisis heeft echter ook tot gevolg dat de banengroei in vrijwel alle regio's nog lager is. De vraag naar arbeid in Noord-Holland heeft sterk te lijden onder de huidige economische recessie. Verwacht wordt dat er in 2009 een beperkte en in 2010 een sterke daling van het aantal banen plaatsvindt. De grootste krimp van het aantal banen in Noord-Holland vindt tijdens deze recessie naar verwachting plaats in Amstel-Meerlanden, voornamelijk door negatieve groeicijfers in de sterk vertegenwoordigde vervoersector en zakelijke dienstverlening. Vanaf 2011 wordt een bescheiden banengroei verwacht, die de eerdere daling binnen enkele jaren zal compenseren. Amsterdam is een belangrijke banenmotor van de provincie. Een derde van de banen in de provincie bevindt zich in Amsterdam. Wanneer de banenkrimp door de recessie en de banengroei in de jaren daarna worden opgeteld, resulteert dit in een positieve banengroei van Amsterdam van 4% voor de periode 2008-2015. Voor de gehele provincie is dit percentage 2%
    corecore