29 research outputs found

    Development of burnout over time and the causal order of the three dimensions of burnout among male and female GPs. A three-wave panel study

    Get PDF
    <p>Abstract</p> <p>Background</p> <p>A good understanding of the aetiology and development of burnout facilitates its early recognition, prevention and treatment. Since the prevalence and onset of this health problem is thought to differ between men and women, sex must be taken into account. This study aims to assess the prevalence and development of burnout among General Practitioners (GPs). In this population the prevalence of burnout is high.</p> <p>Methods</p> <p>We performed a three-wave longitudinal study (2002, 2004, 2006) in a random sample of Dutch GPs. Data were collected by means of self-report questionnaires including the Maslach Burnout Inventory. Our final sample consisted of 212 GPs of which 128 were male. Data were analyzed by means of SPSS and LISREL.</p> <p>Results</p> <p>Results indicate that about 20% of the GPs is clinically burned out (but still working). For both sexes, burnout decreased after the first wave, but increased again after the second wave. The prevalence of depersonalization is higher among men. With regard to the process of burnout we found that for men burnout is triggered by depersonalization and by emotional exhaustion for women.</p> <p>Conclusions</p> <p>As regards the developmental process of burnout, we found evidence for the fact that the aetiological process of burnout, that is the causal order of the three burnout dimensions, differs between men and women. These sex differences should be taken into account in vocational training and policy development, especially since general practice is feminizing rapidly.</p

    Aansluiting vraag en aanbod arbeid en re-integratie van laagopgeleiden

    No full text
    In dit onderzoek is nagegaan welke motieven werkgevers, uitkeringsgerechtigden en uitvoerders hebben en welk gedrag zij laten zien bij het afstemmen van de vraag naar en het aanbod van laaggeschoold werk. Het onderzoek is uitgevoerd onder de drie betrokken actoren: de werkgevers, de werkzoekenden van UWV en vanuit de bijstand en de uitvoerders. Hiervoor is kwantitatieve en kwalitatieve gegevensverzameling gecombineerd. De werkgevers hebben geen moeite om hun vacatures voor laaggeschoold werk te vervullen. Ruim een derde vindt iemand binnen een week en binnen 4 weken zijn bij 83% van de werkgevers de vacatures vervuld. Van alle vacatures voor laaggeschoold werk gaat 15% naar werkzoekenden met een uitkering en 13% naar MOE-arbeidsmigranten (vooral in de land- en tuinbouw). De overige 72% wordt vooral opgevuld door mensen die van baan wisselen en jongeren die voor het eerst de arbeidsmarkt betreden. De meeste banen worden via het uitzendbureau vervuld en via het informele netwerk van de werkgevers. Daarom is het opvallend dat maar 33% van de bijstandsgerechtigden en 45% van de WW’ers bij een uitzendbureau staat ingeschreven. De werkzoekenden vertellen dat uitzendbureaus hen vaak niet willen inschrijven omdat de kans op werk klein is. Ook de uitvoerders bij de gemeenten zijn vaak terughoudend bij het verwijzen naar uitzendbureaus en instrueren werkzoekenden nauwelijks hoe zij zich bij een uitzendbureau moeten presenteren. De werkcoaches van UWV staan positief tegenover uitzendwerk en gaan uit van de stelling ‘werk is werk’ en benoemen expliciet dat het kansrijker is om te solliciteren vanuit een werkende positie (welke dan ook) dan vanuit een werkloze positie. Een deel van de klantmanagers van gemeenten vindt echter dat de klant met dit type contracten niks opschiet omdat hij er niet (volledig) mee uit de bijstand is. Daar komt bij dat het afsluiten en heropenen van een bijstandsuitkering een tijdrovende administratieve handeling is waar niet alleen de uitvoerders maar ook de cliĂ«nten soms tegen op zien. Voor de cliĂ«nten brengt deze situatie het risico van achterstallige betaling met zich mee. Het grootste deel van de werkzoekenden in dit onderzoek is meer dan een jaar werkloos. Zij weten vaak niet meer hoe en waar zij werk moeten zoeken en vinden ook dat ze hierbij te weinig ondersteund worden. Ook heeft een 37% van de bijstandsgerechtigden en 20% van de WW’ers niet de indruk dat er gecontroleerd wordt of ze voldoende solliciteren. Met name bij oudere werklozen kwamen we gevoelens van ontmoediging tegen. Ook bij de uitvoerders bleek dat zij soms juist weinig aandacht meer geven aan een werkloze die al wat langer werk zoekt omdat deze minder kansrijk is

    Family Obligations in the Netherlands.

    No full text

    Aansluiting vraag en aanbod arbeid en re-integratie van laagopgeleiden

    No full text
    In dit onderzoek is nagegaan welke motieven werkgevers, uitkeringsgerechtigden en uitvoerders hebben en welk gedrag zij laten zien bij het afstemmen van de vraag naar en het aanbod van laaggeschoold werk. Het onderzoek is uitgevoerd onder de drie betrokken actoren: de werkgevers, de werkzoekenden van UWV en vanuit de bijstand en de uitvoerders. Hiervoor is kwantitatieve en kwalitatieve gegevensverzameling gecombineerd. De werkgevers hebben geen moeite om hun vacatures voor laaggeschoold werk te vervullen. Ruim een derde vindt iemand binnen een week en binnen 4 weken zijn bij 83% van de werkgevers de vacatures vervuld. Van alle vacatures voor laaggeschoold werk gaat 15% naar werkzoekenden met een uitkering en 13% naar MOE-arbeidsmigranten (vooral in de land- en tuinbouw). De overige 72% wordt vooral opgevuld door mensen die van baan wisselen en jongeren die voor het eerst de arbeidsmarkt betreden. De meeste banen worden via het uitzendbureau vervuld en via het informele netwerk van de werkgevers. Daarom is het opvallend dat maar 33% van de bijstandsgerechtigden en 45% van de WW’ers bij een uitzendbureau staat ingeschreven. De werkzoekenden vertellen dat uitzendbureaus hen vaak niet willen inschrijven omdat de kans op werk klein is. Ook de uitvoerders bij de gemeenten zijn vaak terughoudend bij het verwijzen naar uitzendbureaus en instrueren werkzoekenden nauwelijks hoe zij zich bij een uitzendbureau moeten presenteren. De werkcoaches van UWV staan positief tegenover uitzendwerk en gaan uit van de stelling ‘werk is werk’ en benoemen expliciet dat het kansrijker is om te solliciteren vanuit een werkende positie (welke dan ook) dan vanuit een werkloze positie. Een deel van de klantmanagers van gemeenten vindt echter dat de klant met dit type contracten niks opschiet omdat hij er niet (volledig) mee uit de bijstand is. Daar komt bij dat het afsluiten en heropenen van een bijstandsuitkering een tijdrovende administratieve handeling is waar niet alleen de uitvoerders maar ook de cliĂ«nten soms tegen op zien. Voor de cliĂ«nten brengt deze situatie het risico van achterstallige betaling met zich mee. Het grootste deel van de werkzoekenden in dit onderzoek is meer dan een jaar werkloos. Zij weten vaak niet meer hoe en waar zij werk moeten zoeken en vinden ook dat ze hierbij te weinig ondersteund worden. Ook heeft een 37% van de bijstandsgerechtigden en 20% van de WW’ers niet de indruk dat er gecontroleerd wordt of ze voldoende solliciteren. Met name bij oudere werklozen kwamen we gevoelens van ontmoediging tegen. Ook bij de uitvoerders bleek dat zij soms juist weinig aandacht meer geven aan een werkloze die al wat langer werk zoekt omdat deze minder kansrijk is
    corecore