60 research outputs found

    Evaluation of the Birmingham IBS symptom questionnaire

    Get PDF
    Abstract Background Irritable Bowel Syndrome (IBS) is a chronic/common condition that causes a significant effect on the individual (reduced quality of life), society (time lost off work) and health services. Comparison of studies evaluating the management of IBS has been hindered by the lack of a widely adopted validated symptom score. The aim of this study was to develop and validate a disease specific score to measure the symptoms of patients with IBS. Methods A self-administered 14-item symptom questionnaire (based on Rome II criteria) was mailed to 533 persons included in a prevalence study of IBS. The reliability of each underlying dimension identified was measured by Cronbach's α. Validity was assessed by comparing symptom scores with concurrent IBS specific quality of life (QoL) scores. Reproducibility was measured by the test-retest method and responsiveness measured by effect size. Results 379 (71%) questionnaires were returned. The underlying dimensions identified were pain, diarrhoea and constipation. Cronbach's α was 0.74 for pain, 0.90 for diarrhoea and 0.79 for constipation. Pain and diarrhoea dimensions had good external validity (r = -0.3 to -0.6), constipation dimension had moderate external validity (r = -0.2 to -0.3). All dimensions were reproducible (ICCs 0.75 to 0.81). Effect sizes of 0.27 to 0.53 were calculated for those with a reported improvement in symptoms. Conclusion The Birmingham IBS Symptom Questionnaire has been developed and tested. It has been shown to be suitable for self-completion and acceptable to patients. The questionnaire has 3 internal dimensions which have good reliability, external validity and are responsive to a change in health status.</p

    A systematic review of tests of empathy in medicine

    Get PDF
    Abstract Background Empathy is frequently cited as an important attribute in physicians and some groups have expressed a desire to measure empathy either at selection for medical school or during medical (or postgraduate) training. In order to do this, a reliable and valid test of empathy is required. The purpose of this systematic review is to determine the reliability and validity of existing tests for the assessment of medical empathy. Methods A systematic review of research papers relating to the reliability and validity of tests of empathy in medical students and doctors. Journal databases (Medline, EMBASE, and PsycINFO) were searched for English-language articles relating to the assessment of empathy and related constructs in applicants to medical school, medical students, and doctors. Results From 1147 citations, we identified 50 relevant papers describing 36 different instruments of empathy measurement. As some papers assessed more than one instrument, there were 59 instrument assessments. 20 of these involved only medical students, 30 involved only practising clinicians, and three involved only medical school applicants. Four assessments involved both medical students and practising clinicians, and two studies involved both medical school applicants and students. Eight instruments demonstrated evidence of reliability, internal consistency, and validity. Of these, six were self-rated measures, one was a patient-rated measure, and one was an observer-rated measure. Conclusion A number of empathy measures available have been psychometrically assessed for research use among medical students and practising medical doctors. No empathy measures were found with sufficient evidence of predictive validity for use as selection measures for medical school. However, measures with a sufficient evidential base to support their use as tools for investigating the role of empathy in medical training and clinical care are available.</p

    Measurements of Ammonia in Nature areas. Data of 2005-2007

    No full text
    De gemiddelde ammoniakconcentratie in natuurgebieden varieert sterk. In grote natuurgebieden zijn de concentraties lager dan in kleine gebiedjes. De concentratie is namelijk afhankelijk van de afstand van (lokale) agrarische activiteiten tot het gebied, aangezien deze de voornaamste ammoniakbron vormen. De invloed van snelwegen op de aangrenzende natuur blijkt beperkt met een verhoging van 1 tot 2 mug/m3. Dit blijkt uit de eerste drie jaar aan meetresultaten van het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden, die zijn gecontroleerd en met behulp van referentiemetingen gekalibreerd. Met het meetnet wordt de invloed van ammoniakbronnen buiten de natuurgebieden in beeld gebracht. Het is in 2005 opgezet om ammoniakconcentraties in de natuur te volgen en de modelberekeningen van de concentratie te toetsen die standaard worden gebruikt. De metingen vinden plaats in Natura 2000-gebieden die door hun ligging op arme zandgronden kwetsbaar zijn voor bemesting door de atmosferische aanvoer van ammoniak. Met zogeheten passieve samplers (buisjes), een eenvoudige en goedkope methode, worden maandgemiddelde ammoniakconcentraties in de lucht gemeten in 29 natuurgebieden verspreid over heel Nederland. Om inzicht te krijgen hoe de ammoniakconcentratie varieert binnen een natuurgebied wordt op meerdere locaties in een gebied gemeten. De ammoniakconcentraties zijn ook berekend met een nieuwe, experimentele versie van het model OPS van het RIVM en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De berekeningen komen goed overeen met de metingen. Dit bevestigt dat het voormalige verschil tussen berekende en gemeten ammoniakconcentraties, het zogeheten ammoniakgat, door de gemaakte aanpassingen in het model zo goed als verdwenen is. Alleen de gemeten concentraties in de duingebieden zijn, hoewel heel laag, enkele malen hoger dan de berekeningen.The average ammonia air concentration in nature areas varies strongly. Air concentrations are lower in large nature reserves compared to smaller ones. This is due to the strong dependence of ammonia concentration on the distance from (local) agricultural activities. Agricultural activities are the main sources of ammonia; the effect of highways on adjacent nature areas is limited to an increase in ammonia concentration of 1-2 mug/m3. These conclusions are based on three years of measurements carried out by the Measuring Ammonia in Nature areas network. The data set has been validated and calibrated using reference measurements. The measurement network quantifies the influence of ammonia sources outside nature areas. It was established in 2005 to monitor the behaviour of ammonia concentrations in nature areas and to validate the model computations of concentrations that are commonly used. All measurements take place in Natura-2000 reserves situated on poor sandy soils, which are sensitive to eutrophication due to ammonia deposition. Monthly mean air concentrations are measured with passive samplers, a simple and inexpensive method, in 29 nature areas scattered throughout the Netherlands. The measurements are carried out at several locations in each nature area in order to obtain information on spatial variations in ammonia concentrations. Ammonia concentrations are also computed with a new, experimental version of the OPS-model of the National Institute for Public Health and the Environment (RIVM) and the National Environmental Assessment Agency (PBL). The computations compare well with the measurements, confirming that applied changes in the model sufficiently mitigate the former difference between computed and measured concentrations. The one exception to the rule is the measured concentrations in dune areas which are, although low, several fold higher than the computed ones.VRO

    Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden. Meetresultaten 2005 - 2007

    No full text
    De gemiddelde ammoniakconcentratie in natuurgebieden varieert sterk. In grote natuurgebieden zijn de concentraties lager dan in kleine gebiedjes. De concentratie is namelijk afhankelijk van de afstand van (lokale) agrarische activiteiten tot het gebied, aangezien deze de voornaamste ammoniakbron vormen. De invloed van snelwegen op de aangrenzende natuur blijkt beperkt met een verhoging van 1 tot 2 mug/m3. Dit blijkt uit de eerste drie jaar aan meetresultaten van het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden, die zijn gecontroleerd en met behulp van referentiemetingen gekalibreerd. Met het meetnet wordt de invloed van ammoniakbronnen buiten de natuurgebieden in beeld gebracht. Het is in 2005 opgezet om ammoniakconcentraties in de natuur te volgen en de modelberekeningen van de concentratie te toetsen die standaard worden gebruikt. De metingen vinden plaats in Natura 2000-gebieden die door hun ligging op arme zandgronden kwetsbaar zijn voor bemesting door de atmosferische aanvoer van ammoniak. Met zogeheten passieve samplers (buisjes), een eenvoudige en goedkope methode, worden maandgemiddelde ammoniakconcentraties in de lucht gemeten in 29 natuurgebieden verspreid over heel Nederland. Om inzicht te krijgen hoe de ammoniakconcentratie varieert binnen een natuurgebied wordt op meerdere locaties in een gebied gemeten. De ammoniakconcentraties zijn ook berekend met een nieuwe, experimentele versie van het model OPS van het RIVM en het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). De berekeningen komen goed overeen met de metingen. Dit bevestigt dat het voormalige verschil tussen berekende en gemeten ammoniakconcentraties, het zogeheten ammoniakgat, door de gemaakte aanpassingen in het model zo goed als verdwenen is. Alleen de gemeten concentraties in de duingebieden zijn, hoewel heel laag, enkele malen hoger dan de berekeningen

    Development of Dutch ammonia concentrations in air in 2005-2014

    No full text
    De gemeten concentraties ammoniak in de lucht zijn tussen 2005 en 2014 licht gestegen. Landelijk gezien bedraagt de stijging circa 1,5 procent per jaar. De grootste stijgingen doen zich voor in het noorden en oosten van het land. Dit blijkt uit een rapportage van het RIVM waarin de trend in de gemeten concentraties ammoniak van 2005 tot en met 2014 wordt gepresenteerd. Dit is een onderdeel van de rapportage van onderzoek dat is uitgevoerd naar aanleiding van de Quick-scan naar het uiteenlopen van de trends van ammoniakemissies en -concentraties door de Commissie Deskundigen Meststoffenwet (CDM, september 2014). Voor deze rapportage zijn metingen uit het Meetnet Ammoniak in Natuurgebieden (MAN) en het Landelijk Meetnet Luchtkwaliteit (LML) gebruikt. In het MAN wordt sinds 2005 de maandgemiddelde ammoniakconcentratie in de lucht gemeten in Nederlandse Natura2000- gebieden. Dat wordt gedaan omdat de natuur in deze gebieden gevoelig is voor een toename van de hoeveelheid stikstof, waardoor de biodiversiteit afneemt. Het MAN is ingericht omdat de natuurgebieden nauwelijks vertegenwoordigd zijn in het LML. De metingen worden uitgevoerd voor het Programma Aanpak Stikstof (PAS). Zowel in het MAN als in het LML is in de onderzochte periode de ammoniakconcentratie gestegen. De uitstoot van ammoniak door de landbouw is de belangrijkste bron voor de concentratie van ammoniak in de lucht. Daarnaast is de concentratie afhankelijk van de weersomstandigheden en de chemische samenstelling van de atmosfeer. Als naar de emissiecijfers van ammoniak wordt gekeken (gerapporteerd op www.emissieregistratie.nl), dan is er over de periode 2005 tot en met 2013 een landelijke afname te zien. Deze daling is echter niet terug te zien in de metingen van het MAN en LML, ook niet wanneer de effecten van meteorologie en veranderingen in de chemie van de atmosfeer worden verrekend. Dit verschil is op dit moment nog onderwerp van verdere studieAmmonia concentrations measured in air show a slight increase over the period 2005-2014. Averaged across the Netherlands, the increase was about 1.5 percent per year. The largest increase was observed in the northern and eastern parts of the country. This can be concluded from a RIVM report which describes the trend in the concentrations of ammonia in the period 2005-2014. For this report, measurements of both the Measuring Ammonia in Nature Network (MAN) and the National Air Quality Monitoring Network (LML) were used. Since 2005, the MAN network provides monthly average ammonia concentrations in Dutch Natura2000 areas. These ammonia measurements are carried out because these areas are sensitive to an increase in the nitrogen level, which can result in a decrease in biodiversity. The MAN network was set up because nature areas were hardly covered by the LML network. Both networks show increasing ammonia concentrations in the observed period. Agricultural ammonia emissions largely determine the ammonia concentration in air. Weather conditions and the chemical composition of the atmosphere will also affect this concentration. At a national level, ammonia emissions (reported on http://www.emissieregistratie.nl) show a decline over the period 2005- 2013. This decline is not observed in the ammonia concentration in air as measured by the MAN and LML networks, even after correcting for changes in weather conditions and chemical composition of the atmosphere. The cause for this difference between trends in ammonia emissions and concentrations is the focus of future studyMinisterie van E
    • …
    corecore