Initiative pour la promotion de la qualité et epidémiologie chez les enfants et les adolescents atteints du diabète sucré (IPQE-EAD)- Résultats 2019

Le présent rapport décrit les résultats du septième audit auquel ont participé les centres de diabétologie pédiatrique (dénommés ci-après CDP) agréés. Cet audit a permis de collecter les données de 3 365 patients atteints de diabète de type 1 âgés de moins de 19 ans et traités dans 15 CDP. Les données se rapportaient aux soins prodigués en 2019. Ce rapport explore les tendances concernant la qualité des soins et étudie les caractéristiques de la population au cours de la période 2008-2019. L’audit n’a pas permis de collecter de données de patients atteints d’un diabète de type 2. Voici les principaux résultats&nbsp;: • Certains aspects de la qualité des soins, mesurés par une large série d’indicateurs de processus et de résultats, se sont améliorés entre 2008 et 2019&nbsp;: le nombre de déterminations de l’IMC et de la tension artérielle et la proportion de patients ayant atteint l’objectif thérapeutique de l’HbA1c de 7,0, 7,5 et 9,0 % ont augmenté, tandis que le nombre de déterminations de l’HbA1c (une ou trois) et du dépistage de la coeliaquie et de l’auto-immunité thyroïdienne se sont maintenus à un niveau élevé (&gt; 80 %) pour tous les audits. • L’amélioration de l’HbA1c a été constatée dans 11 CDP sur 15, en grande partie indépendamment des caractéristiques des patients (sexe, statut de famille nucléaire, etc.). Notez que parmi les CDP où l’amélioration n’a pas été constatée, trois comptaient parmi les centres présentant la valeur HbA1c la plus faible en 2008 et un a débuté sa participation en 2017. • Le dépistage annuel de la rétinopathie a baissé de façon significative tant dans la population générale que dans la population cible au cours de la période 2008-2019. • Les résultats ont montré que la proportion de patients en surpoids a légèrement augmenté depuis 2008. Toutefois, cette tendance a également été observée dans la population générale selon le rapport 2019 de l’OCDE. • Les taux de complications aiguës et chroniques et les niveaux de facteurs de risque cardiovasculaire (à l’exception de l’IMC) sont restés stables au cours de la période 2008-2019. En conclusion, malgré les limites inhérentes à la nature transversale de l’étude et son suivi limité, le septième audit du projet IPQE-EAD a mis en lumière la poursuite de l’évolution favorable de l’HbA1c, l’un des indicateurs essentiels de la qualité des soins. Grâce à la collecte de données supplémentaires depuis 2013 (obtenues par l’échantillonnage de tous les patients éligibles au lieu de seulement 50 %), il sera désormais possible d’analyser l’évolution de l’HbA1c de chaque patient individuellement et ses déterminants, et ainsi de repérer les facteurs auxquels nous devons apporter une attention accrue afin d’améliorer la qualité des soins de diabétologie&nbsp;pédiatrique.</p

Initiatief voor kwaliteitsbevordering en epidemiologie bij kinderen en adolescenten met diabetes (IKEKAD)- Resultaten 2019

In dit rapport worden de resultaten beschreven van de zevende audit bij de erkende pediatrische diabetescentra (hierna PDC’s genoemd). De audit verzamelde gegevens van 3365 patiënten met type 1 diabetes jonger dan 19 jaar die werden behandeld in 15 PDC’s. De gegevens hadden betrekking op de zorg in 2019. Het rapport focust zich op trends in de zorgkwaliteit en kenmerken van de onderzoekspopulatie in de periode 2008-2019. Er werden deze audit geen gegevens van patiënten met type 2 diabetes geregistreerd. De belangrijkste bevindingen waren: • Sommige aspecten van de zorgkwaliteit, gemeten door een brede set van proces- en uitkomstindicatoren, verbeterden in de periode 2008-2019: er was een toename van de BMI- en bloeddrukbepaling en een toename van het percentage patiënten dat de HbA1c-therapiedoelstellingen van 7,0%, 7,5% en 9,0% haalt, terwijl de cijfers voor HbA1c-bepaling (één of drie keer), en screening op coeliakie en schildklierauto-immuniteit waren over alle audits heen constant hoog (&gt; 80%). • De verbetering van het HbA1c werd waargenomen in 11 van de 15 PDC’s en was grotendeels onafhankelijk van de kenmerken van de patiënt (geslacht, kerngezinstatus, &#8230;). Merk op dat van de PDC’s waar een verbetering niet werd waargenomen, drie tot de centra met de laagste HbA1c-waarde in 2008 behoorden en één slechts in 2017 met zijn deelname is gestart. • De jaarlijkse screening op retinopathie nam in de periode 2008-2019 zowel bij de algemene als de doelpopulatie significant af. • Uit de resultaten blijkt dat het percentage patiënten met overgewicht sinds 2008 licht is toegenomen. Echter, deze trend werd volgens het OESO-rapport van 2019 ook waargenomen bij de algemene bevolking. • De cijfers in verband met acute en chronische complicaties en de niveaus van de cardiovasculaire risicofactoren (behalve BMI) bleven in de periode 2008-2019 stabiel. Tot besluit kunnen we stellen dat ondanks de beperkingen van het cross-sectionele karakter van het onderzoek en de beperkte follow-up, uit de zevende IKEKAD-audit is gebleken dat de gunstige evolutie op het vlak van HbA1c, een belangrijke indicator voor de zorgkwaliteit, zich voortzet. Aangezien er sinds 2013 meer gegevens worden verzameld (doordat alle patiënten die in aanmerking komen in de steekproef worden opgenomen in plaats van slechts 50%), zal het ook mogelijk worden het HbA1c-traject van individuele patiënten en de bepalende factoren te analyseren, wat ons meer aanwijzingen zal geven over de factoren waarop we ons moeten richten om de zorgkwaliteit bij pediatrische diabetespatiënten te&nbsp;verbeteren.</p

Validation of the Flemish-Dutch Lower Extremity Functional Scale (LEFS) questionnaire for diabetic foot ulcers

Background/Aims: Diabetic foot ulcers (DFU) negatively affect the quality of life (QoL) of people with diabetes. The Lower Extremity Functional Scale (LEFS) is a patient-reported outcome measure (PROM) for measuring physical functioning in patients with lower extremity disorders. It consists of 20 items and can distinguish between pain and function. To date, the LEFS is not yet validated for assessing functional impairment of foot and ankle in diabetic foot conditions. This study aimed to validate the LEFS questionnaire for Flemish Dutch-speaking patients with DFU in&nbsp;Belgium. &nbsp; Methods: This observational cohort study included 100 patients with DFU from the multidisciplinary diabetic foot clinic of Onze-Lieve-Vrouw Hospital Aalst, Belgium. Reliability was assessed through the test-retest reliability (intraclass correlation coefficient (ICC)), internal consistency (Cronbach’s alpha) and measurement error (agreement). Spearman&#8217;s correlations and known-group comparisons were conducted to examine construct validity. Correlation with EQ-5D-5L was used to test criterion validity. The full study protocol has been published earlier (Rezaie et al. 2019.&nbsp;doi:10.1136/bmjopen-2019-034491). &nbsp; Results: The majority of the patients were men (71.1%), with a mean age of 67.7±10.3 years and mean diabetes duration of 20.1±12.5 years. 81 patients (83.5%) had type 2 diabetes. Ischemia was present in 31.7% of the patients, neuropathy in 88.5%. Most DFU were deep (93.2%) and showed signs of infection (60,6%). ICC of the LEFS questionnaire was 0.85 (95% CI 0.75-0.91). Cronbach’s alpha equaled 0.95. Agreement was 4.55. No floor or ceiling effect was observed. Only 1 of the 6 predefined hypotheses to determine the construct validity of LEFS was confirmed (17%). The LEFS score showed a strong correlation with the EQ-5D-5L index value (p&lt;0.0001) and a moderate correlation with the EQ-5D-5L visual analytical scale (p&lt;0.0001). The LEFS score was not sensitive to ulcer changes over&nbsp;time. &nbsp; Conclusions: The Flemish-Dutch version of the LEFS questionnaire has good reliability properties and criterion validity could be confirmed. However, the construct validity was not optimal and the scale was not sensitive to ulcer change during follow-up in our patient population. The LEFS provided only minor relevant additional information on quality of life beyond the general EQ-5D-5L.</p

A multidisciplinary Delphi consensus to define evidence-based quality indicators for diabetic foot ulcer care.

Background: Valid measures to assess quality of care delivered to patients with diabetes suffering from diabetic foot ulcer (DFU) are scarce. This study aimed to achieve consensus on relevant and feasible quality indicators (QIs) among stakeholders involved in DFU care, and was conducted as the second part of a Belgian quality indicator selection study that sought to identify QIs for DFU&nbsp;care. &nbsp; Methods: A stakeholder panel, including caregivers from primary care and specialized disciplines active in diabetic foot care as well as a patient organization representative, was recruited. By using the RAND/UCLA Appropriateness Method, stakeholders were asked to rate a list of 42 candidate evidence-based indicators for appropriateness through a 9-point Likert scale. QIs were classified based on the median ratings and the disagreement index, calculated by the inter-percentile range adjusted for&nbsp;symmetry. &nbsp; Results: At the end of a 3-phase process, 17 QIs were judged as appropriate. Among them, five were not previously described, covering the following topics: integration of wound care specialty in the multidisciplinary team, systematic evaluation of the nutritional status of the patient, administration of Low Density Lipoprotein (LDL)-cholesterol lowering medication and protocolized care (implementation of care and prevention management&nbsp;protocols). &nbsp; Conclusions: The identified evidence-based QIs provide an assessment tool to evaluate and monitor quality of care delivered to DFU patients. Future research should focus on their complementarity with the existing QIs and their implementation in clinical&nbsp;practice.</p

Validation of the Flemish-Dutch diabetic foot ulcer scale short form (DFS-SF) questionnaire for diabetic foot ulcers

Background/Aims: Diabetic foot ulcers (DFU) negatively affect the quality of life (QoL) of people with diabetes. The DFU Scale Short Form (DFS-SF) is a validated disease-specific patient-reported outcome measure (PROM) for measuring health-related quality of life among DFU patients. It consists of 29 items in 6 subscales: leisure, physical health, dependence/daily life, negative emotions, worried about ulcers and bothered by ulcer care. This study aimed to validate the DFS-SF questionnaire for Flemish Dutch-speaking patients with DFU in&nbsp;Belgium. &nbsp; Methods: This observational cohort study included 100 patients with DFU from the multidisciplinary diabetic foot clinic of Onze-Lieve-Vrouw Hospital Aalst, Belgium. DFS-SF items were reverse-coded so that high DFS-SF scores indicate better quality of life. Reliability was assessed through the test-retest reliability (intraclass correlation coefficient (ICC)), internal consistency (Cronbach’s alpha) and measurement error (agreement). Spearman&#8217;s correlations and known-group comparisons were conducted to examine construct validity. Correlation with EQ-5D-5L was used to test criterion validity. The full study protocol has been published earlier (Rezaie et al. 2019.&nbsp;doi:10.1136/bmjopen-2019-034491). &nbsp; Results: The majority of the patients were men (71.1%), with a mean age of 67.7±10.3 years and mean diabetes duration of 20.1±12.5 years. 81 patients (83.5%) had type 2 diabetes. Ischemia was present in 31.7% of the patients, neuropathy in 88.5%. Most DFU were deep (93.2%) and showed signs of infection (60,6%). ICC of the different DFS-SF subscales ranged from 0.36 to 0.84. Cronbach’s alpha was between 0.70 and 0.92 for all subscales. Agreement varied between 2.83 and 14.52. A ceiling effect was observed in the subscales leisure, dependence/daily life, negative emotions and bothered by ulcer care. None of the 6 predefined hypotheses to determine the construct validity was confirmed. The different DFS-SF subscales showed a moderate to strong correlation with the EQ-5D-5L index value. The DFS-SF subscales were not sensitive to ulcer changes over&nbsp;time. &nbsp; Conclusions: The psychometric properties of the Flemish-Dutch version of the DFS-SF questionnaire were not confirmed nor showed a good sensitivity to ulcer changes in our patient population. The disease-specific DFS-SF provided no relevant additional information on quality of life beyond the general EQ-5D-5L.</p

Initiative pour la Promotion de la Qualité et l’Epidémiologie dans les Cliniques multidisciplinaires du Pied Diabétique (IPQED-Pied). Résultats de la 7e collecte de données (années d’audit 2020-2021)

Ce rapport présente les résultats du septième audit réalisé dans les cliniques du pied diabétique agréées en Belgique (ci-après dénommées « centres »). Ces résultats sont comparés à ceux des audits précédents. Sept audits ont été réalisés entre 2005 et 2020. Les problèmes du pied enregistrés étaient un ulcère du pied diabétique (UPD) d’un grade de Wagner d’au moins 2 et/ou un pied de Charcot actif. Les données recueillies portaient sur les caractéristiques lors du premier contact, ainsi que sur les traitements et les résultats sur une période de suivi de six (audits 2-7) ou douze mois (audit 1). À l’issue de cet audit, les centres ont obtenu un rapport de feed-back leur permettant de comparer leurs résultats pour plusieurs indicateurs de&nbsp;qualité. Pour ce qui concerne les ulcères du pied diabétique, les conclusions suivantes peuvent être tirées&nbsp;: Malgré la pandémie de COVID-19 , le délai médian de présentation des patients dans les centres était de trois semaines lors de l&#8217;audit le plus récent, ce qui était significativement plus court que lors des audits précédents. Bien que non significatif dans l&#8217;audit 7, le délai de présentation était plus court lorsque le patient avait déjà des antécédents d’UPD et / ou de pied de Charcot. Ceci suggère que les efforts pour augmenter la visibilité des centres et améliorer l&#8217;éducation des patients ont&nbsp;fonctionné. Les stratégies de traitement recommandées ont été largement adoptées par les centres. Dans l’audit 7, la mise en décharge des ulcères de l’avant-pied plantaire a été pratiquée dans 82 % des cas sans MAP. L’imagerie vasculaire a été effectuée chez 81 % des patients présentant une ischémie aiguë du membre inférieur et une revascularisation a été réalisée chez près de 67 % de ces&nbsp;patients. 44 % des ulcères indices étaient guéris au cours du suivi de 6 mois lors de l’audit 7. Ce taux a diminué légèrement, mais de manière significative au cours des audits. Des amputations majeures ont été réalisées pour 3 % des patients. 6,5 % des patients sont décédés au cours de la période de suivi. Ces résultats sont comparables à ceux d&#8217;autres études, notamment si l&#8217;on prend en compte les caractéristiques spécifiques de la population IPQED-Pied&nbsp;: une sévérité de l’ulcère élevée et une prévalence élevée de&nbsp;comorbidités. Moins d&#8217;un patient sur douze n&#8217;avait aucun ulcère actif sur l&#8217;un ou l&#8217;autre pied à la fin de la période de suivi. Cela souligne la nature chronique des problèmes de pied diabétique et l&#8217;importance des mesures&nbsp;préventives. La prévention secondaire était acceptable. Dans l&#8217;audit 7, environ 60 % des patients ont reçu ou avaient reçu des chaussures adaptées pour la prévention de nouveaux ulcères au cours des 2 dernières années. Un suivi podologique a été assuré chez 59 % des patients après cicatrisation de l&#8217;UPD. Aucun impact négatif significatif de la pandémie de COVID-19 n&#8217;a été observé sur la sévérité de l&#8217;ulcère, les traitements effectués ou les résultats à 6 mois de&nbsp;suivi. Pour ce qui concerne le pied de Charcot actif, les conclusions suivantes peuvent être tirées&nbsp;: Lors de l&#8217;audit 7, 59 % des patients avec un pied de Charcot actif (avec ou sans UPD concomitant) étaient guéris pendant le suivi. Les pourcentages d&#8217;immobilisation jusqu&#8217;au genou étaient adéquats et la durée d&#8217;immobilisation était courte, à la fois par rapport aux audits précédents et aux données limitées de la&nbsp;littérature. 81 % des patients avec un pied de Charcot actif guéri ont reçu des chaussures appropriées, principalement des chaussures orthopédiques, ou en avaient reçues au cours des 2 dernières&nbsp;années. Le pied diabétique est un problème chronique impliquant des poussées aiguës sous la forme d&#8217;un nouvel UPD ou d&#8217;une (ré)activation du pied de Charcot. La nature chronique de cette complication ainsi que la (co-)morbidité élevée chez le patient influencent les options thérapeutiques. Un équilibre doit toujours être trouvé entre les processus de traitement visant à guérir un UPD ou un pied de Charcot le plus rapidement possible et à maintenir un pied diabétique en rémission le plus longtemps possible avec une bonne qualité de vie pour le&nbsp;patient.</p