Bureauonderzoek Mast Strijbeek, gemeente Alphen-Chaam

Abstract

In januari 2021 is in opdracht van Broadcast Partners door Antea Group een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied Daesdonckseweg in Strijbeek (gemeente Alphen-Chaam, ABG-organisatie). De opdrachtgever is voornemens een zendmast te plaatsen. Hierbij zullen diverse bodemverstorende werkzaamheden plaatsvinden, met name voor de aanleg van de funderingen (ca. 13 m2, en ca. 3 m diep). Het terreinoppervlak rond de zendmast meet ca. 470 m2, en het terrein van de voormontageplaats meet ca. 1.600 m2. Het plangebied ligt in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Alphen-Chaam 2010, geconsolideerd’ (vastgesteld op 12-06-2018). Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 2’. Het archeologisch bureauonderzoek vindt daarmee plaats in het kader van de aanvraag van een omgevingsvergunning. Een bureauonderzoek is de eerste stap binnen de Archeologische Monumentenzorg (AMZ, zie bijlage 2). Het doel van het uitvoeren van een archeologisch bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Daarbij worden vragen beantwoord zoals bijvoorbeeld “waar kunnen we wat verwachten?”. Voor het opstellen van een dergelijke verwachting wordt gebruik gemaakt van reeds bekende archeologische waarnemingen, historische kaarten, bodemkundige gegevens en informatie over de landschappelijke situatie. Een gespecificeerde verwachting gaat in op de mogelijke aanwezigheid, het karakter, de omvang, datering en eventuele (mate van) verstoring van archeologische waarden binnen het plangebied. Conclusie op basis van het bureauonderzoek Het plangebied bevindt zich in het Noord-Brabants dekzandgebied. Volgens de geomorfologische kaart ligt het plangebied op dekzandwelvingen, en volgens de bodemkaart zijn daar hoge zwarte enkeerdgronden aanwezig. Er is een archeologische verwachting vanaf het paleolithicum tot en met het heden. Uit historisch kaartmateriaal vanaf 1811 bleek dat het plangebied tussen 1811 en het heden in gebruik was als landbouwgrond, en dat er sindsdien waarschijnlijk geen bewoning heeft plaatsgevonden. Over de voorafgaande periode (voor 1811) bestaan geen betrouwbare (historische) bronnen die de aanwezigheid van archeologische resten met zekerheid uitsluiten. Een archeologisch veldonderzoek is derhalve noodzakelijk om hier een onderbouwde uitspraak over mogelijk te maken. Advies De aanwezigheid van archeologische sporen is sterk afhankelijk van het feit of de bodemopbouw van het plangebied wel of niet verstoord is geraakt door reeds uitgevoerde grondwerkzaamheden. De vraag daarbij is in hoeverre een eventueel archeologisch vlak in de oorspronkelijke top van de C-horizont nog aanwezig is. Om dit te bepalen adviseert Antea Group om in het plangebied een verkennend archeologische booronderzoek uit te voeren. Dit dient uitgevoerd te worden overeenkomstig de BRL 4000 LS4003 met daarin besloten de KNA 4.1. Op deze manier kan een onderbouwd advies worden gegeven over de impact van de herinrichting van het plangebied en de eventueel noodzakelijke archeologische onderzoeken die daarvoor moeten worden uitgevoerd. Voor het verkennend booronderzoek adviseren we ca. acht boringen te plaatsen in een zo dekkend mogelijk grid over het plangebied, tot ca. 30 cm in de C-horizont. Met deze acht boringen worden dan in één onderzoek zowel het terreinoppervlak van de te bouwen mast als de voormontageplaats meegenomen

Similar works

Full text

thumbnail-image

Electronic Archiving System

redirect
Last time updated on 27/01/2024

This paper was published in Electronic Archiving System.

Having an issue?

Is data on this page outdated, violates copyrights or anything else? Report the problem now and we will take corresponding actions after reviewing your request.