Het debat tussen coccejanen en voetianen over de sabbat, de vergeving der zonden en
de borgstelling van Christus is niet zonder betekenis voor een beoordeling van hun wijze
van theologiseren. Coccejanen hanteerden een historische methode, die recht wilde doen
aan de historische structuur van de bijbel. Tegenover de voetiaanse orthodoxie met haar
sterk aan de confessie gebonden exegese verdedigden zij de gedachte van ontwikkeling
en differentie in de kennis van Gods handelen in de geschiedenis. Maar terwijl de
conflicten over de sabbat en de vergeving zich vooral toespitsten op het punt van de
maatschappelijke consequenties, liet het geschil over de sponsio zien, dat er ondanks deze verschillen toch een gemeenschappelijk systematisch referentiekader was waarop men
elkaar kon aanspreken. In dit verband is het opvallend dat bij de uiteenzeting van
Christus’ borgstelling zowel van coccejaanse als van voetiaanse zijde scholastiek en
juridisch begrippenmateriaal werd gebruikt om de eigen positie helder te krijgen. Dit
gegeven relativeert enigszins de gangbare beeldvorming. De historiografie van de
zeventiende eeuw vertoont soms de neiging om de (theologische) posities van coccejanen
en voetianen voor te stellen als elkaar uitsluitende alternatieve benaderingen. Het
‘strenge’ scholastieke theologiseren van de voetianen wordt dan geplaatst tegenover het
‘bijbelse’ denken van de coccejanen. Zonder de gesignaleerde verschillen op theologisch
gebied te minimaliseren, heeft deze bijdrage wellicht enige nuancering in deze typologie
aangebracht
Is data on this page outdated, violates copyrights or anything else? Report the problem now and we will take corresponding actions after reviewing your request.