Archeologisch vooronderzoek ten behoeve van de aanleg van een zonnepark nabij de Holtweg 4 te Wilp, gemeente Voorst

Abstract

Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor een plangebied ten noorden van de A1, rondom de Holtweg 4 te Wilp in de gemeente Voorst (kaart 1, afbeelding 1). Het plangebied is momenteel in agrarisch gebruik en heeft een oppervlakte van ca. 48 hectare. Binnen dit plangebied zal een zonnepark worden gerealiseerd met ca. 100.000 tot 120.000 panelen. Voorafgaand aan de ingrepen dient in kaart gebracht te worden welke archeologische waarden mogelijk in het geding zijn. De panelen worden op een tafelopstelling gemonteerd, waarvoor een paalfundering benodigd is (zie afbeelding 2 als voorbeeld). De diepte van de fundering bedraagt ongeveer 1 tot 2 m –mv (afhankelijk van de draagkracht van de grond). Naast de panelen komen verspreid over het gebied ca. 18 transformatorstations met een omvang van ca. 2 x 2 m en een hoogte van 2 m(afbeelding 3). Deze hebben in de opzet een fundering van ca. 50 cm beton met daaronder afhankelijk van de noodzaak tot grondverbetering en de diepte van een vaste draagkrachtige laag. De aangehouden formule is ca. een 2 m bredere verstoring voor elke meter. Een zandige basis wordt op basis van de bronnen in dit onderzoek binnen 1 m beneden maaiveld verwacht. Aangenomen dat de fundering op maximaal 1,5 m wordt aangelegd bedraagt de verstoring ca. 4.5 x 3,7 m (17 m2) per transformator, mogelijk nog met heipalen. Vanaf deze transformatoren zal de bekabeling ondergronds naar 1 centraalpunt gebracht worden. De diepte van deze bekabeling is naar schatting tussen de 0,6 en 1,2 m beneden maaiveld en zal aangebracht worden met een kabellegploeg, waardoor de bodemverstoring wordt beperkt. Het landschappelijk ontwerp is nog in ontwikkeling maar afbeelding 4 geeft een goede indruk hoe het park er uit zal gaan zien. Binnen het plangebied zijn geen bekende archeologische waarden bekend in de vorm van archeologische monumenten, vondstlocaties of cartografische aanwijzingen voor bebouwing. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is het beeld op de gemeentelijke beleidskaart bevestigd. Op deze kaart heeft het westelijke deel van het plangebied een lage archeologische verwachting en het oostelijke deel een middelmatige tot hoge archeologische verwachting. Het plangebied behoudt op basis van dit bureauonderzoek deze archeologische verwachting, waardoor de archeologische dubbelbestemming van kracht blijft. Advies De geplande ingrepen in het plangebied bestaan veelal uit puntvormige verstoringen voor een lichte palenfundering voor de zonnepanelen. Deze ingreep brengt een zeer kleine lokale verstoring te weeg. Voor de 18 transformatorstations is de verstoring beperkt tot ca. 17 m2 per locatie, verspreid over het hele gebied. Tussen de panelen en transformatoren en tussen de transformatoren en het centrale energienet zullen kabels aangelegd worden. Indien de opdrachtgever ervoor kiest om de archeologische dubbelbestemming te verwijderen, dient eerst het plangebied onderzocht te worden door een vlakdekkend Inventariserend veldonderzoek door middel van verkennende boringen (7 boringen per hectare). Een andere mogelijkheid is om de dubbelbestemming intact te laten, en bij de verlening van de omgevingsvergunning de voorwaarde te verbinden om de locaties te onderzoeken van de transformatorstations, en de daartussen gelegen kabels. Dit kan in de vorm van het zetten van 1 boring op elke locatie van de transformatorstations, en in raaien op de locatie van de kabel tracés, met een onderlinge afstand van 35 meter tussen de boringen. Voor het overige gedeelte van het plangebied adviseert Vestigia dan ook om geen vervolgonderzoek uit te voeren. Het bovenstaande advies gaat er dan wel vanuit dat de in dit bureauonderzoek omschreven geplande werkwijze, oppervlak en diepte van de ontgravingen wordt aangehouden. Mocht er toch sprake zijn van grootschalige open ontgravingen die de vastgestelde vrijstellingsgrenzen overtreffen, of een wijze van funderen die een grotere impact hebben op de bodem, dan dient wel op de betrokken locaties een vervolgonderzoek uitgevoerd te worden, bijvoorbeeld in de vorm van een Inventariserend veldonderzoek door middel van boringen of proefsleuven. Het bevoegd gezag, de gemeente Voorst, dient eerst over het advies in dit rapport een besluit te nemen. Wanneer het bevoegd gezag besluit dat vervolgonderzoek niet noodzakelijk is en het plangebied wordt (geheel of gedeeltelijk) vrijgegeven voor de voorgenomen ontwikkelingen, blijft de meldingsplicht archeologische toevalsvondst of waarneming van kracht (Erfgoedwet, artikel 5.10 Archeologische toevalsvondst). Aangezien het nooit volledig is uit te sluiten dat tijdens eventueel grondverzet een archeologische ‘toevalsvondst’ wordt gedaan, is het wenselijk de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht om hiervan zo spoedig mogelijk melding te doen bij het bevoegd gezag, de gemeente Voorst, en de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed

    Similar works

    Full text

    thumbnail-image