In 2002 heeft het Bureau Oudheidkundig Onderzoek van Gemeentewerken Rotterdam (BOOR) in opdracht van de gemeente Spijkenisse een verkennend inventariserend veldonderzoek uitgevoerd in het herinrichtingsgebied rondom het Vredehofplein (Peters 2002). Dit onderzoek, gecombineerd met een bureauonderzoek, heeft geleid tot de conclusie dat grondwerkzaamheden in het gebied aanwezige archeologische waarden zouden kunnen aantasten of vernietigen. Met de voorgenomen bouw van een parkeergarage binnen het herinrichtingsgebied werd een nader karterend inventariserend onderzoek ter plaatse dan ook noodzakelijk geacht. Het voorliggende rapport beschrijft de resultaten van het karterend inventariserend veldonderzoek in het plangebied Spijkenisse Parkeergarage Vredehofplein (Afb. 1). Het onderzoek is door het BOOR uitgevoerd in opdracht van de gemeente Spijkenisse en heeft plaatsgevonden in de periode van 11 tot en met 17 december 2008. Het uitvoeren van archeologisch onderzoek bestaat in de regel uit drie stappen: - Stap 1. De inventarisatie van archeologische waarden. Een inventarisatie bestaat doorgaans uit het uitvoeren van een bureauonderzoek gevolgd door een inventariserend veldonderzoek. Bij een inventariserend veldonderzoek kan onderscheid gemaakt worden in een verkennende, een karterende en een waarderende fase. In de praktijk vallen deze fasen vaak geheel of gedeeltelijk samen. Inventariserend veldonderzoek kan, afhankelijk van de archeologische verwachting, worden uitgevoerd door middel van boringen en/of proefsleuven. - Stap 2. De selectie van eventuele behoudenswaardige archeologische vindplaatsen en advisering over het beleid ten aanzien van vindplaatsen. Deze stap vindt over het algemeen zijn weerslag in de rapportage na de waarderend fase van het inventariserend veldonderzoek. - Stap 3. Indien van toepassing vindt, in navolging van de hierboven genoemde advisering, documentatie van behoudenswaardige, maar niet in situ te handhaven, vindplaatsen plaats door middel van een opgraving of archeologische begeleiding. Het voorliggende rapport kan beschouwd worden als de karterende fase van stap 1