Nabeelden van een avant-garde

Abstract

Twentieth-century housing and modern mass culture were characterized by standardization, industrialization and repetition. These were not simply the consequences of production logistics, which, influenced by early management concepts such as Fordism and Taylorism, demanded optimized and efficient resource deployment, but also elements in political and aesthetic programmes. The new egalitarian society, whether a socialist model society or one of the many versions of the welfare state, sought to redistribute property and income, particularly through housing. Modern architecture drew up an aesthetic programme that manifested this society through the large-scale use of new organizational models and industrial building techniques. Le Corbusier’s Ville Contemporaine and Ville Radieuse are still some of the most radical expressions of this programme, together with a number of other plans such as those proposed by the Russian constructivists or Hilberseimer’s Hochhausstadt and his later regional urbanization models for the USA. In all these schemes uniformity and unity in typology and architectural expression are the logical consequences of incorporating both new production methods and a range of politico-ideological requirements. Accommodating differences was certainly not an important issue for the first generation of modern architects. Although there are varying interpretations of this generation, which also recognize a tolerant approach to differences in early modern models, the extent to which such interpretations are simply a projection of late twentieth-century ideas remains unresolved. Thus structuralists see a superstructure in Le Corbusier’s visionary Obus plan, in which dwellings of diverse styles could be allocated their own place, despite the evidence that Obus should largely be regarded as an ultimate effort to enable the Algiers Kasbah and its residents to become part of the great project to modernize Europe and its former colonies. City designs by architects such as Josep- Lluís Sert and Jaap Bakema do reveal a more nuanced approach, with space for difference and the accommodation of a range of household forms and lifestyles, but these differences are only deemed possible within all-embracing social arrangements, such as provided for by democratic welfare states, and are given form accordingly, as modulations of the aesthetic of the large number.Standaardisatie, industrialisatie en repetitie zijn de kenmerken van de woningbouw en de moderne massacultuur van de twintigste eeuw. Ze waren niet enkel de uitkomsten van de logica van de productie, die onder invloed van vroege managementconcepten als het fordisme en taylorisme optimalisatie en efficiëntie van inzet van middelen afdwong, maar ze waren ook onderdeel van politieke en esthetische programma’s. De nieuwe egalitaire samenleving, of het nu een socialistische modelmaatschappij betrof of een van de vele varianten op de verzorgingsstaat, streefde een herverdeling van bezit en inkomen na, vooral via de woningbouw. Als bekend, formuleerde de moderne architectuur een esthetisch programma, waarin deze samenleving tot beelding werd gebracht via de grootschalige toepassing van de nieuwe organisatiemodellen en industriële bouwtechnieken. Le Corbusier’s Ville Contemporaine en Ville Radieuse behoren nog altijd tot de meest radicale uitdrukkingen hiervan, naast andere voorstellen als die van de Russisch constructivisten of Hilberseimer’s Hochhausstadt en zijn latere regionale verstedelijkingsmodellen voor de Verenigde Staten. Gelijkheid en eenheid wat betreft typologie en architectonische uitdrukking zijn in deze voorstellen de logische uitkomsten van het incorporeren van nieuwe productiemethoden en diverse politiek-ideologische condities. De omgang met verschillen was niet bepaald een kwestie van belang voor de eerste generatie moderne architecten. Weliswaar zijn er verschillende interpretaties die in vroegmoderne modellen ook een tolerante omgang met verschillen herkennen, maar de kanttekening blijft in hoeverre dergelijke interpretaties niet een projectie van laat-twintigste eeuwse ideeën betreft. Zo zien structuralisten in het visionaire plan Obus van Le Corbusier een superstructuur, waarin woonhuizen van uiteenlopende stijlen een eigen plek kunnen krijgen, maar het plan Obus lijkt toch vooral gezien te moeten worden als een ultieme poging om de kasba van Algiers en zijn bewoners onderdeel te laten zijn van het grotere moderniseringsproject van Europa en haar voormalige koloniën. Bij de stadsontwerpen van onder andere Josep-Lluís Sert en Jaap Bakema zien we een meer genuanceerde benadering verschijnen, waarbij ruimte wordt gemaakt voor verschil en het accommoderen van diverse huishoudvormen en levenswijzen. Maar deze verschillen worden enkel mogelijk geacht binnen allesomvattende sociale arrangementen, zoals voorzien door de democratische verzorgingsstaat. Ze worden ook als zodanig vormgegeven, als modulaties van de esthetiek van het grote aantal

    Similar works