De volgende vraagstelling lag ten grondslag aan het in het proefschrift
beschreven onderzoek:
l. Is het mogelijk een niet invasieve en eenvoudige methode aan te
geven an op een betrouwbare manier obstructieve hogere urinewegsystemen
te ondersdheiden van niet-obstructieve urinewegsystemen?
2. Is het mogeli jk een predictieve waarde aan de onderzoeksmethode
toe te kennen opdat op voorhand kan worden gesteld welke systemen
baat zouden kunnen hebben bij een operatie en welke niet?
3. Is kwantificeren van de verbetering van de nierfunctie na de
operatie mogelijk?
Een van de belangrijkste uitgangspunten was dat de onderzoeken onder
gestandaardiseerde condities moesten worden uitgevoerd wat (veelal)
niet het geval was bij de in de literatuur beschreven studies. Standaardisatie
zou het mogelijk rnaken de patientenstudies in de foll~
up periode te vergelijken. Er werd gekozen voor een isotopenstudie
door middel van het 99mrc-D!'PA onder condities van maximale diurese,
verkregen tijdens hypotone volume expansie (HVE) (27 ,28).
Van deze 99mrc-D!'PA renografische studies kon op voorhand worden
gesteld dat:
a. het mogelijk was de functie van de nieren afzonderlijk (in
percentages) vast te stellen.
b. inzicht in de uro-dynamische kwaliteiten van het hogere
urinewegsysteem verkregen zou worden.
Deze uro-dynamische eigenschappen zijn op twee manieren bestudeerd:
a. met curven over de totale nier, met andere woorden over het
parenchym en het pyelum.
b. met een speciale rekenmethode, genaarrd PIFI (=Parenchymal area
Identifying Functional Imaging).
In de loop van de studieperiode werd het duidelijk dat door een
speciale procedure toe te passen gedurende de eerste 7 minuten
periode van het scanonderzoek, goede informatie kon worden verkregen
over de functionerende parenchymale gebieden