De middellijke vertegenwoordiging.

Abstract

Dit proefschrift legt zich toe op de (privaatrechtelijke, conventionele) middellijke vertegenwoordiging. Bij middellijke vertegenwoordigin g sluit een vertegenwoordiger een overeenkomst met een derde voor rekeni ng van de vertegenwoordigde, doch in eigen naam. Er treedt bijgevolg gee n rechtstreekse toerekening in van de rechtsgevolgen van de overeenkomst aan de vertegenwoordigde. De overeenkomst komt tot stand tussen de vert egenwoordiger en de derde. De re chtsleer brengt verschillende rechtsfiguren in verband met middellijke v ertegenwoordiging: commissie, naamlening, de lasthebber die weliswaar de opdracht kreeg om in naam en voor rekening van de lastgever op te trede n maar dit niet kenbaar maakt bij het sluiten van de overeenkomst, - eer der sporadisch - commandverklaring en sterkmaking en - recent - een aant al fiduciaire operaties, in het bijzonder de kwaliteitsrekening. Alhoewe l aan de meeste van deze rechtsfiguren in de rechtsleer afzonderlijk aan dacht wordt besteed, ontbreekt het in het Belgische recht aan een eenhei dsbenadering. In di t proefschrift is dan ook getracht om vanuit een grondige studie van dez e afzonderlijke rechtsfiguren tot een eenheidbenadering te komen. Deze d oelstelling is nagestreefd vanuit een centrale onderzoeksvraag: in we lke mate en onder welke voorwaarden kunnen de middellijk vertegenwoordig de en de derde elkaar rechtstreeks aanspreken tot nakoming van de verbin tenissen die voortvloeien uit de rechtshandeling die de middellijke vert egenwoordiger met de derde heeft verricht, voor rekening van de vertegen woordigde, doch in eigen naam? Deze onderzoeksvraag is ingebed in een ruimer onderzoek naar de ware invulling van het begrippenapparaat van h et vertegenwoordigingsrecht en naar zijn grondslagen. Finaal heeft het o nderzoek geleid tot het ontwerpen van een algemene theorie van (middelli jke) vertegenwoordiging.INHOUDSTAFEL Inhoudstafel iii Lijst van verkort aangehaalde literatuur xxii Inleiding 2 1. Keuze van het onderwerp 2 2. Opzet en centrale onderzoeksvraag 4 3. Onderzoeksmethode 5 4. Afbakening van het onderwerp 6 5. Plan 8 Deel I. Vertegenwoordiging: een stand van zaken 9 Inleiding 9 Hoofdstuk I. Begripsbepaling 9 Hoofdstuk II. Situering in het verbintenissenrecht 12 Afdeling 1. Verhouding tot artikel 1165 B.W. 12 Afdeling 2. Verhouding tot artikel 1119 B.W. 12 Hoofdstuk III. Historische achtergrond 13 Afdeling 1. Het Romeinse recht 13 § 1. Uitgangspunt: geen algemene erkenning van de vertegenwoordigingsfiguur 13 § 2. Omwegen 14 § 3. Aanwezigheid van de figuur van middellijke vertegenwoordiging? 16 Afdeling 2. Vanaf de Middeleeuwen tot aan de Code civil 16 § 1. Erkenning van de vertegenwoordigingsfiguur 16 § 2. Codificatie 17 A. Napoleontische codificatie 17 B. Nederlandse codificatie 18 C. Duitse codificatie 19 D. Besluit 20 Hoofdstuk IV. Grondslag 21 Afdeling 1. De fictieleer 21 Afdeling 2. Wilsautonomie 21 Afdeling 3. Objectieve recht 22 Afdeling 4. Recente theorieën 23 Hoofdstuk V. Voorwaarden 24 Afdeling 1. Voorwaarden voor de rechtstreekse toerekening 24 § 1. Vertegenwoordigingsbevoegdheid 25 § 2. Contemplatio domini of kenbaarheidsvereiste 26 Afdeling 2. Geldigheidsvereisten van de verrichte rechtshandeling 28 § 1. Toestemming 28 § 2. Bekwaamheid 29 § 3. Voorwerp 30 A. Rechtshandelingen 30 1. Klassieke opvatting: louter rechtshandelingen 30 2. In vraag stellen van de klassieke opvatting: ook materiële handelingen 31 a. Vraagstelling 31 b. Argumentatie pro uitbreiding tot materiële handelingen 32 c. Eigen standpunt 34 B. Vertegenwoordiging in rechte 38 1. De draagwijdte van het adagium ‘nul ne plaide par procureur’. 38 2. Voorwaarden 42 3. Gevolgen 43 Hoofdstuk VI. Soorten 43 Afdeling 1. Onmiddellijke vertegenwoordiging 44 Afdeling 2. Middellijke vertegenwoordiging 44 Hoofdstuk VII. Gevolgen 45 Afdeling 1. Bevoegde vertegenwoordiging 46 § 1. Gevolgen tussen de vertegenwoordigde en de vertegenwoordiger 46 A. Rechten en plichten van de vertegenwoordigde en de vertegenwoordiger 46 B. Wederpartijstelling 47 C. Plaatsvervanging 49 1. Begripsomschrijving 49 2. Gevolgen van plaatsvervanging tussen de partijen 50 3. Gevolgen van plaatsvervanging tegenover de plaatsvervanger 51 § 2. Gevolgen in de verhouding tussen de vertegenwoordigde/vertegen- woordiger en de derde-partij 53 A. Onmiddellijke vertegenwoordiging 53 1. Regel 53 2. Uitzonderingen 54 a. Artikel 1997, in fine B.W. 55 b. De andere uitzonderingen 57 B. Middellijke vertegenwoordiging 57 Afdeling 2. Onbevoegde vertegenwoordiging 58 § 1. Regel 58 § 2. Uitzonderingen 59 A. Bekrachtiging 59 B. Schijnvertegenwoordiging 61 C. Zaakwaarneming en verrijking zonder oorzaak 64 Hoofdstuk VIII. Einde 65 Afdeling 1. Dood, onbekwaamverklaring of kennelijk onvermogen 66 Afdeling 2. Herroeping door de vertegenwoordigde 67 § 1. Regel 67 § 2. Uitzonderingen 68 A. Algemeen 68 B. De vertegenwoordiging van gemeenschappelijk belang 69 1. Begrip 69 2. Gevolgen 71 Afdeling 3. Opzegging door de vertegenwoordiger 72 Afdeling 4. Gevolgen van de beëindiging 73 § 1. Gevolgen tussen de vertegenwoordigde en de vertegenwoordiger 73 § 2. Gevolgen tegenover derden 74 Hoofdstuk IX. Vertegenwoordiging in initiatieven tot eenmaking van het privaatrecht 74 Afdeling 1. Het Unidroit vertegenwoordigingsverdrag 74 § 1. Begripsbepaling 75 § 2. Gevolgen 75 § 3. Grondslag 76 Afdeling 2. De Principles of European Contract Law 77 § 1. Begripsbepaling 77 § 2. Gevolgen 79 A. Onmiddellijke vertegenwoordiging 79 B. Middellijke vertegenwoordiging 79 § 3. Grondslag 80 Tussentijds besluit 81 Deel II. Middellijke vertegenwoordiging: klassieke benadering 83 Inleiding 83 Hoofdstuk I. De overeenkomst van naamlening 85 Inleiding 85 Afdeling 1. Begripsbepaling 87 Afdeling 2. Historische inbedding 88 Afdeling 3. Naamlening als toepassing van veinzing 88 Afdeling 4. Voorwaarden 90 § 1. Toestemming 90 § 2. Bekwaamheid 91 § 3. Voorwerp en oorzaak 92 Afdeling 5. Nut van de rechtsfiguur en doelstelling van het optreden in eigen naam 93 Afdeling 6. Gevolgen tussen de partijen aan de overeenkomst van naamlening 94 § 1. Uitgangspunt 94 § 2. Bijzonderheden omtrent de plichten van de naamlener 95 § 3. Bijzonderheden omtrent de plichten van de opdrachtgever 96 § 4. Grondslag 96 Afdeling 7. Gevolgen tegenover de derde-partij 97 § 1. Uitgangspunt 97 § 2. De verhouding tussen de naamlener en de derde-partij 97 § 3. De verhouding tussen de opdrachtgever en de derde-partij 99 § 4. Grondslag 99 A. Het recht van de derde-partij om de verborgen lastgeving te negeren 99 B. Het recht van de derde-partij om de naamlener als partij aan de gesloten overeenkomst te beschouwen 101 C. Het recht van de derde-partij om toch de verborgen opdrachtgever als partij aan de overeenkomst te beschouwen 102 § 5. Uitzonderingen op de afwezigheid van aanspraken tussen de opdrachtgever en de derde-partij 103 Inleiding 103 A. Mogelijkheden voor de opdrachtgever om de derde-partij aan te spreken 103 1. Zijdelingse vordering 103 2. Overdracht van schuldvordering of subrogatie 104 3. Omzetting van naamlening in een gewone lastgeving 104 B. Mogelijkheden voor de derde-partij om de opdrachtgever aan te spreken 105 1. Echte uitzonderingen 106 a. Vordering tot geveinsdverklaring 106 b. Buitencontractuele vordering? 107 c. Verrijking zonder oorzaak? 107 2. Onechte uitzonderingen 108 a. Zijdelingse vordering 108 b. Overdracht van schuldvordering en subrogatie 110 c. Omzetting van naamlening in een gewone lastgeving 110 C. Pleidooi voor een rechtstreekse contractuele band tussen de opdrachtgever en de derde-partij 110 1. Pothier, Demante en Colmet de Santerre 110 2. Lerebours-Pigeonnière 112 a. Lot van de schuldvorderingen 112 b. Lot van de schulden 113 c. Verhouding tussen de naamlener en de opdrachtgever 114 Afdeling 8. Zakenrechtelijke gevolgen 115 § 1. Tussen de partijen aan de overeenkomst van naamlening 115 § 2. Tegenover derden 116 Afdeling 9. Kritiek op de inpassing van naamlening in de veinzingsleer 117 § 1. Argumenten tegen de toepassing van de veinzingsleer 118 A. Onverzoenbaarheid met het begrip veinzing 118 B. Onverzoenbaarheid met de toepasselijke regeling 120 § 2. Voorgestelde regeling voor de figuur van naamlening met quasi-gehele uitsluiting van de veinzingsleer 124 A. Ontkrachting van het klassieke criterium van onderscheid 124 B. Mechanisme van commissie en naamlening 125 C. Toepasselijke regeling 126 1. Verhouding tussen de tussenpersoon en de derde-partij 127 2. Verhouding tussen de opdrachtgever en de derde-partij 127 3. Verhouding tussen de tussenpersoon en de opdrachtgever 128 D. Beperkte rol van veinzing 129 § 3. Voorstel van regeling voor de figuur van naamlening zonder uitsluiting van de veinzingsleer 130 Afdeling 10. Einde van naamlening 131 § 1. Dood van de opdrachtgever 131 § 2. Herroeping door de opdrachtgever 132 Afdeling 11. Optreden in rechte door een naamlener 133 § 1. Principiële geldigheid van naamlening in rechte 133 § 2. Optreden in rechte door een naamlener na het verrichten van een rechtshandeling in eigen naam en voor rekening van de opdrachtgever 135 § 3. Optreden in rechte door een naamlener in het kader van een specifieke opdracht 136 Tussentijds besluit 139 Hoofdstuk II. De commissie-overeenkomst 142 Inleiding 142 Afdeling 1. Begripsbepaling 143 § 1. Definitie en kenmerken 143 § 2. Het optreden in eigen naam van de commissionair 145 A. Het essentiële karakter van het optreden in eigen naam 146 1. Vóór de Wet van 5 mei 1872 146 2. Na de Wet van 5 mei 1872 147 3. De evolutie in het Franse recht 148 4. Toepassing van lastgeving of overeenkomst sui generis? 149 5. Eigen standpunt 155 B. Betekenis van het optreden in eigen naam 156 Afdeling 2. Historische inbedding 159 § 1. Griekse oudheid 160 § 2. Romeinse oudheid 160 § 3. Middeleeuwen 161 § 4. Vanaf de 16de eeuw 162 A. Motieven voor het optreden in eigen naam 162 B. Gevolgen 163 1. Algemeen 163 2. Verhouding tussen de committent en de derde-partij 163 § 5. Het Wetboek van Koophandel 165 § 6. Besluit 165 Afdeling 3. Voorwaarden 166 § 1. Bekwaamheid 166 § 2. Voorwerp en oorzaak 166 Afdeling 4. Nut van de verschillende soorten commissie en doelstelling van het optreden in eigen naam 168 § 1. Aan- of verkoopcommissionair 169 A. Begripsbepaling 169 B. Nut en doelstelling van het optreden in eigen naam 170 § 2. De commissionair inzake beursverrichtingen 172 A. Begripsbepaling 172 B. Nut en doelstelling van het optreden in eigen naam 174 § 3. De commissionair-verzender 175 A. Begripsbepaling 175 B. Onderscheid met een commissionair-vervoerder 175 C. Het Franse recht: de commission de transport 179 D. Nut en doelstelling van het optreden in eigen naam 180 § 4. Besluit 181 Afdeling 5. Gevolgen tussen de partijen aan de commissie-overeenkomst 182 § 1. Uitgangspunt 182 § 2. Grondslag 184 § 3. Bijzonderheden omtrent de rechten en plichten van de commissionair 184 A. Plicht tot uitvoering van de overeenkomst 184 B. Plicht tot het opvolgen van de instructies van de committent 185 C. Plicht tot het verlenen van rekenschap 186 D. Recht op geheimhouding 188 E. Plicht tot geheimhouding 191 F. Aansprakelijkheid van de commissionair tegenover de committent voor fouten van derden 194 1. Derde-partij 194 a. Uitgangspunt 194 b. Uitzondering: delcredere 195 c. Juridische aard van het delcredere-beding 197 2. Plaatsvervanger 199 3. Uitvoeringsagenten? 203 § 4. Bijzonderheden omtrent de plichten van de committent 205 Afdeling 6. Gevolgen tegenover de derde-partij 207 § 1. Uitgangspunt 207 § 2. De verhouding tussen de commissionair en de derde-partij 207 § 3. De verhouding tussen de committent en de derde-partij 210 § 4. Grondslag 211 § 5. Uitzonderingen op de afwezigheid van aanspraken tussen de committent en de derde-partij 213 Inleiding 213 A. Mogelijkheden voor de committent om de derde-partij aan te spreken 213 1. Onechte uitzonderingen 214 a. Zijdelingse vordering 214 b. Overdracht van schuldvordering of subrogatie 215 c. Omzetting van een commissie in een gewone lastgeving 217 2. Echte uitzonderingen 218 a. Uitzonderlijke rechtstreekse aanspraak 218 b. Rechtstreekse aanspraken in het Belgische en Franse vervoersrecht 220 c. Vordering op grond van een verrijking zonder oorzaak? 224 d. Rechtstreekse aanspraak op grond van artikel 1994, tweede lid B.W.? 224 e. Rechtstreekse aanspraak op buitencontractuele grondslag? 225 B. Mogelijkheden voor de derde-partij om de committent aan te spreken 228 1. Onechte uitzonderingen 228 a. Zijdelingse vordering 229 b. Overdracht van schuldvordering 229 c. Omzetting van commissie in een gewone lastgeving 230 2. Echte uitzonderingen? 230 a. Vordering tot geveinsdverklaring? 230 b. Buitencontractuele vordering? 231 c. Vordering op grond van een verrijking zonder oorzaak? 231 Afdeling 7. Pleidooi voor een rechtstreekse contractuele band tussen de committent en de derde-partij 232 Inleiding 232 § 1. Müller-Erzbach 233 § 2. Starck en Hamel 234 A. Kritiek op het geldende recht 234 B. Voorgestelde algemene theorie van onvolmaakte vertegenwoordiging 235 1. Inleiding 236 2. Definitie 236 3. Voorwaarden 237 4. Gevolgen 238 a. Pluraliteit van rechtsbanden 239 b. Eenheid van voorwerp 241 C. Veralgemening door Hamel 243 D. Beoordeling door van Gerven 243 E. Kritiek door Dumont 243 § 3. Simont 244 A. Kritiek op het geldende recht 244 B. Voorgestelde oplossing voor commissie 246 § 4. Van Gerven 247 § 5. Van Ryn en Heenen 249 § 6. Dirix en Storme 251 Afdeling 8. Zakenrechtelijke gevolgen 254 § 1. Meerderheidsopvatting: rechtstreekse zakenrechtelijke band 254 § 2. Minderheidsopvatting: dubbele eigendomsoverdracht 255 § 3. Relativering van de rechtstreekse zakenrechtelijke band 256 Afdeling 9. Bescherming bij faillissement 260 § 1. Faillissement van de commissionair 260 A. Bescherming van de committent 260 1. Artikel 103, eerste lid Faill.W.: revindicatie van goederen 260 a. Beschrijving en toepassingsgebied van het revindicatierecht 260 b. Grondslag 261 c. Voorwaarden 262 2. Artikel 103, tweede lid Faill.W.: revindicatie van de schuldvordering tot betaling van de koopprijs 263 a. Beschrijving 263 b. Grondslag 263 c. Toepassingsgebied 266 d. Voorwaarden 268 B. Bescherming van de derde-partij 270 C. Bescherming van andere derden 271 § 2. Faillissement van de committent 271 A. Bescherming van de commissionair 271 1. Voorrecht 272 2. Retentierecht 276 3. Revindicatievordering? 276 B. Bescherming van de derde-partij 278 § 3. Faillissement van de derde-partij 278 Afdeling 10. Einde van commissie 279 § 1. Algemeen 279 § 2. Herroeping door de committent 280 § 3. Opzegging door de commissionair 282 § 4. Gevolgen van de beëindiging 283 Afdeling 11. Optreden in rechte door een commissionair 283 A. Wie mag en/of moet in rechte optreden? 284 1. Belgische cassatierechtspraak 284 2. Franse cassatierechtspraak 286 3. Initiatief tot het instellen en voortzetten van een vordering in rechte 286 B. Grondslag en verzoenbaarheid met het adagium nul ne plaide par procureur 288 C. Afwezigheid van een persoonlijk geleden schade of problematiek van de Drittschade 289 D. Instellen van een buitencontractuele vordering 292 Afdeling 12. Onderscheid met verwante rechtsfiguren 293 § 1. Beding ten behoeve van een derde 293 § 2. Delegatie 295 Tussentijds besluit 297 Hoofdstuk III. De lasthebber die optreedt in eigen naam 299 Inleiding 299 Afdeling 1. Begripsbepaling 300 Afdeling 2. Invulling van het kenbaarheidsvereiste 303 Afdeling 3. Gevolgen tussen de partijen aan de overeenkomst van lastgeving 305 § 1. Uitgangspunt 305 § 2. Bijzonderheden omtrent de plichten van de lasthebber 305 § 3. Bijzonderheden omtrent de plichten van de lastgever 306 Afdeling 4. Gevolgen tegenover de derde-partij 307 § 1. De verhouding tussen de lasthebber en de derde-partij 307 § 2. De verhouding tussen de lastgever en de derde-partij 309 § 3. Grondslag 310 A. Artikel 1165 B.W. en het principe van de relativiteit van de overeenkomst? 310 B. Artikel 1997 B.W. en de regeling inzake onbevoegde vertegenwoordiging? 310 C. Vertrouwensleer 311 § 4. Uitzonderingen op de afwezigheid van rechtstreekse aanspraken tussen de lastgever en de derde-partij 312 Inleiding 312 A. Mogelijkheden voor de lastgever om de derde-partij aan te spreken 313 1. Zijdelingse vordering 313 2. Overdracht van schuldvordering of subrogatie 313 B. Mogelijkheden voor de derde-partij om de lastgever aan te spreken 314 1. Zijdelingse vordering 314 2. Overdracht van schuldvordering 314 3. Overname van schulden door de lastgever 315 4. Verrijking zonder oorzaak 315 C. De rol van een bekrachtiging door de lastgever 316 D. Pleidooi voor een rechtstreekse contractuele band tussen de lastgever en de derde-partij 317 1. Beltjens 318 2. Petel 318 3. Julliot de la Morandière 318 Afdeling 5. Zakenrechtelijke gevolgen 319 Tussentijds besluit 319 Hoofdstuk IV. Het beding van commandverklaring 321 Inleiding 321 Afdeling 1. Begripsbepaling 322 Afdeling 2. Historische inbedding 324 Afdeling 3. Nut van de rechtsfiguur en doelstelling 325 Afdeling 4. Geldigheidsvereisten 327 § 1. Akkoord van de verkoper / Uitdrukkelijk beding in de koopovereenkomst 328 § 2. Termijn 330 § 3. Zuiver en eenvoudige commandverklaring en aanvaarding 332 § 4. Aanvaarding door de command 333 § 5. Vormvereisten voor de eigenlijke commandverklaring 334 Afdeling 5. Gevolgen 335 § 1. Gevolgen voorafgaand aan de eigenlijke commandverklaring 335 § 2. Gevolgen na een tijdige commandverklaring 338 A. Verhouding tussen de command en de verkoper 338 B. Verhouding tussen de gecommandeerde en de verkoper 340 C. Verhouding tussen de gecommandeerde en de command 343 § 3. Gevolgen na een laattijdige commandverklaring 343 Afdeling 6. Juridische kwalificatie 344 § 1. Lastgeving 344 § 2. Naamlening 345 § 3. Commissie 346 § 4. Zaakwaarneming 348 § 5. Modaliteit van de koop 348 § 6. Beding ten behoeve van een derde 349 § 7. Eigen standpunt 350 Tussentijds besluit 351 Hoofdstuk V. Het beding van sterkmaking 353 Inleiding 353 Afdeling 1. Begripsbepaling 354 Afdeling 2. Verschijningsvormen 356 Afdeling 3. Nut en toepassingen 357 Afdeling 4. Geldigheidsvereisten 360 § 1. Toestemming 360 A. Toestemming tot de verbintenis van sterkmaking 360 B. Toestemming tot de beloofde verbintenis 362 § 2. Bekwaamheid 364 § 3. Voorwerp en oorzaak 364 A. Inhoud van de belofte 364 1. Belofte tot het aangaan van een verbintenis 364 2. Belofte tot uitvoering van een bestaande verbintenis? 365 a. Voorstel tot uitbreiding van het toepassingsgebied 365 b. Kritiek op het voorstel tot uitbreiding 366 B. Gemeenrechtelijke vereisten 367 § 4. Voorwaarden met betrekking tot de persoon van de derde 369 § 5. Geen vereiste van termijn 372 Afdeling 5. Gevolgen 372 § 1. Onderscheid tussen de eigenlijke verbintenis van sterkmaking en de beloofde verbintenis 372 § 2. Gevolgen van de verbintenis van sterkmaking 373 A. Gevolgen tussen de partijen aan de overeenkomst van sterkmaking 374 1. Tweepartijenverhouding 374 2. Nakoming van de verbintenis van sterkmaking 374 3. Niet-nakoming van de verbintenis van sterkmaking 376 a. Wanprestatie van de sterkmaker 376 b. Sanctie bij wanprestatie 377 B. Gevolgen voor de derde 384 § 3. Gevolgen van de beloofde verbintenis 385 A. Bij een optreden als zuivere sterkmaker 385 B. Bij een optreden als sterkmaker en onbevoegde vertegenwoordiger 385 1. Voorafgaand aan de bekrachtiging door de derde 386 2. Na bekrachtiging door de derde 388 3. Bij weigering van bekrachtiging door de derde 389 a. Regel: verval van de overeenkomst 389 b. Uitzondering: gebondenheid van de derde 390 Afdeling 6. Juridische kwalificatie 392 § 1. Probleemstelling 392 § 2. Lastgeving en naamlening 392 § 3. Zaakwaarneming 393 § 4. Borgtocht 395 § 5. Beding van commandverklaring 396 Tussentijds besluit 398 Hoofdstuk VI. De kwaliteitsrekening 400 Inleiding 400 Afdeling 1. De mogelijke rol van middellijke vertegenwoordiging bij fiduciaire operaties 401 § 1. Fiduciaire operaties 401 § 2. Voor- en nadelen van fiduciaire verhoudingen 402 § 3. Voor- en nadelen van middellijke vertegenwoordiging 403 § 4. Situering van de kwaliteitsrekening 406 Afdeling 2. Begripsbepaling 407 Afdeling 3. De kwaliteitsrekening als toepassing van middellijke vertegenwoordiging 409 Afdeling 4. Gevolgen tussen de begunstigde (als vertegenwoordigde) en de rekeninghouder (als vertegenwoordiger) 411 Afdeling 5. Gevolgen tussen de begunstigde/rekeninghouder en de bank (als derde-partij) 411 § 1. Gevolgen tussen de rekeninghouder (als vertegenwoordiger) en de bank (als derde-partij) 412 § 2. Gevolgen tussen de begunstigde (als vertegenwoordigde) en de bank (als derde-partij) 412 Afdeling 6. Zakenrechtelijke gevolgen 413 Afdeling 7. Einde 414 Tussentijds besluit 415 Deel III. Algemene theorie van middellijke vertegenwoordiging 417 Inleiding 417 Hoofdstuk I. Begripsbepaling van de vertegenwoordigingsfiguur 420 Afdeling 1. Definitie en toelichting 420 Afdeling 2. Soorten vertegenwoordiging 424 Afdeling 3. Toepassingen van vertegenwoordiging 425 Hoofdstuk II. De interne werking van vertegenwoordiging 426 Inleiding 426 Afdeling 1. Voorwaarden 426 Afdeling 2. Grondslag 427 Afdeling 3. Soorten vertegenwoordiging volgens de interne werking 429 § 1. Bevoegde en onbevoegde vertegenwoordiging 429 § 2. Volmaakte en onvolmaakte vertegenwoordiging 430 Afdeling 4. Volmaakte vertegenwoordiging 430 § 1. Kenmerken 431 A. Afwezigheid van een persoonlijke verbintenis van de vertegenwoordiger 431 B. Beperkte opdracht en vertegenwoordigingsbevoegdheid 432 C. Gevolgen voor de vereiste bekwaamheden 432 § 2. Gevolgen 433 § 3. (Zekerheids)rechten van de volmaakte vertegenwoordiger 433 A. Retentierecht 434 B. Pandrecht 434 C. Wettelijke subrogatie in de rechten van de derde-partij 434 § 4. (Zekerheids)rechten van de volmaakt vertegenwoordigde 435 A. Delcredere-beding 435 B. Revindicatierecht 435 § 5. Toepassingen 436 A. Lastgeving (

    Similar works

    Full text

    thumbnail-image

    Available Versions