Bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek aan de Waalstraat te Andelst t.b.v. het uitvoeringsverblijf voor de verbreding van de A50

Abstract

Rijkswaterstaat is voornemens een deel van de A50 te verbreden. Om dit werk te kunnen uitvoeren is het noodzakelijk een uitvoeringsverblijf in te richten. Er is gekozen voor een locatie op de kadastraal bekende percelen 647 en 648 langs de Waalstraat (rondom huisnummer 19) ten noordwesten van de Waalbrug te Andelst, gemeente Overbetuwe. In het kader van deze ontwikkeling heeft Ingenieursbureau Oranjewoud BV een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Dit archeologisch onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek door middel van boringen. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat de Distelkamp-Afferden stroomrug die actief was tussen ca. 3350 en 250 voor Chr. waarschijnlijk in de ondergrond van het plangebied aanwezig is. Door hun hoge ligging waren stroomruggen in het verleden een geliefde plek voor zowel bewoning als het bedrijven van landbouw. In de directe nabijheid van het onderzoeksgebied zijn op deze stroomrug archeologische indicatoren aangetroffen tijdens archeologisch booronderzoek. De kans op archeologische resten, met name uit de periode vanaf het Late Neolithicum, is binnen het plangebied dan ook hoog. In het gehele plangebied is de kans groot dat in de ondergrond een archeologisch vondstniveau aanwezig is welke bedreigd zal worden door de aanleg van het uitvoeringsverblijf. Op basis van de in het veld verzamelde archeologische indicatoren kan echter nog geen definitieve waardering worden gegeven voor de mogelijk aanwezige vindplaats(en). Dit omdat de aard van de mogelijke vindplaats die van een nederzettingsterrein lijkt te zijn. Dergelijke vindplaatsen zijn middels een booronderzoek niet te waarderen overeenkomstig de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.1. De aangetroffen archeologische waarden geven wel een indicatie van de aanwezigheid van één of meerdere vindplaatsen, maar de informatiewaarde die hieruit gehaald kunnen worden is te gering om vast te kunnen stellen wat de fysieke en inhoudelijke kwaliteit van de vindplaatsen is. Het is onduidelijk welk effect de aanleg van het ketenpark zal hebben op het onderliggende bodemarchief. Rijkswaterstaat is voornemens om het ketenpark zonder graafwerkzaamheden aan te leggen. De bovengrond van het ketenpark zal worden afgedekt met filterdoek, puingranulaat en verharding. Hierop zullen de keten worden geplaatst. Door het afdekken van de bodem zou reductie op kunnen treden. Reductie van de bodem is een nog relatief onbekend fenomeen. Het is niet geheel duidelijk wanneer dit wel of niet optreedt (welke bodemsoort, wijze en duur van afsluiting). Op 14 september 2009 heeft tussen Rijkswaterstaat en het bevoegd gezag overleg plaatsgevonden met betrekking tot de noodzaak van archeologisch vervolgonderzoek in het plangebied. Vanwege de aanwezigheid van archeologische waarden in het gehele plangebied, met uitzondering van het noordoostelijke deel van het plangebied, acht de gemeente het noodzakelijk hier eerst een proefsleuvenonderzoek uit te laten voeren alvorens over te gaan tot vergunning verlening. Daar contractueel met de grondeigenaar is afgesproken dat er geen graafwerkzaamheden plaats zullen vinden in het gebied is besloten de locatie van het ketenpark te verplaatsen naar het noordoostelijke deel van het plangebied. Voor dit gedeelte van het plangebied zullen met betrekking tot de archeologie geen belemmeringen optreden. Voor dit noordoostelijke deel wordt dan ook geadviseerd af te zien van archeologisch vervolgonderzoek

    Similar works

    Full text

    thumbnail-image