Eerste ervaringen met de gewijzigde Wet voorkeursrecht gemeenten; onderzoek in opdracht van de Rijksplanologische Dienst

Abstract

De gewijzigde Wet voorkeursrecht gemeenten is op 17 juli 1996 in werking getreden. De wetswijziging werd door de regering noodzakelijk geacht om de (VINEX) verstedelijkingstaakstelling beter te kunnen realiseren. Vanuit de Kamer en van betrokkenen rond deze verstedelijkingstaakstelling, zowel uit de publieke als de private sector, kon de wetswijziging op bijval rekenen. Er werd veel verwacht van de wet in verband met het voorkomen van knelpunten rond het realiseren van het verstedelijkingsbeleid. Toch was de concrete invulling van de wetswijziging niet onomstreden. Vragen werden gesteld als: Gaan de mogelijkheden van de wet wel ver genoeg? Is de wetswijziging geen 'mosterd na de maaltijd'? Is de wet voldoende werkbaar? Maar ook: Past de wet wel in een tijdperk waar marktwerking rond de ruimtelijke inrichting steeds belangrijker wordt gevonden? Gaat de ingreep op de particuliere beschikkingsmacht niet te ver? Vanuit de Kamer is er - mede daarom - op aangedrongen dat er binnen enkele jaren na inwerkingtreden een evaluatie van de wet zal plaats vinden. Uiteindelijk is een amendement aangenomen (amendement Stellingwerf), waarin is bepaald dat binnen vier jaar na inwerkingtreding van de wet de minister een verslag aan de Tweede Kamer zendt over de doeltreffendheid en de effecten van de wet in de praktijk. Dat betekent dat deze rapportage uiterlijk medio 2000 moet plaatsvinden. Ten behoeve van de voorbereiding van dit evaluatie-onderzoek is het onderzoek 'Evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten: fase l ' uitgevoerd. Besloten is de rapportage over dit onderzoek in tweeën te splitsen: een eerste rapport heeft direct betrekking op het straks uit te voeren evaluatie-onderzoek, een tweede rapport op de eerste ervaringen met de Wvg, die de Rijksplanologische Dienst graag nu ook in kaart zag gebracht. Deze publicatie betreft dit laatste rapport. Het rapport had niet tot stand kunnen komen zonder de bereidwillige - en vaak enthousiaste - medewerking van betrokkenen rond de uitvoering van de Wvg. Een woord van dank is hier dan ook op zijn plaats aan allen die hun medewerking hebben verleend en bereid waren soms vertrouwelijke informatie aan ons ter beschikking te stellen: betrokken overheden (provincies en gemeenten), het notariaat, betrokken marktpartijen en belangenorganisaties, in het bijzonder het Kadaster en de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie. Een ding is ons in elk geval duidelijk geworden: de Wvg leeft, zeker ook in de uitvoeringspraktijk. Het onderzoek is uitgevoerd door de Sectie Geo-informatie en Grondbeleid van de subfaculteit Geodesie van de TU Delft, door een onderzoeksteam bestaande uit ir. D.A. Groetelaers (toegevoegd onderzoeker), prof. mr. J. de Jong (hoogleraar onroerendgoedrecht), prof. dr. w.K. Korthals Altes (hoogleraar grondbeleid) en ir. H. W. de Wolft (universitair docent

    Similar works

    Full text

    thumbnail-image

    Available Versions

    Last time updated on 09/03/2017