research

Discriminatiemonitor niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt 2007

Abstract

De conclusies samengevat – Diverse onderzoeksbevindingen wijzen erop dat discriminatie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt met name de toetreding tot de arbeidsmarkt (instroom) en het verkrijgen van vast werk belemmert. – Discriminatie lijkt minder invloed te hebben op de positie van allochtone werkenden. Allochtonen en autochtonen met vergelijkbare, voor de arbeidsmarkt relevante kenmerken als opleiding, ervaring en kennis van de Nederlandse taal, hebben vergelijkbare beroepsposities en inkomens. – De Marokkaanse groep lijkt het meest met discriminatie te worden geconfronteerd. – De tweedegeneratie-Antillianen laten het gunstigste beeld zien: zij hebben nagenoeg dezelfde kansen op (vast) werk als autochtonen. – De verschillen in arbeidsmarktpositie tussen autochtone en allochtone vrouwen worden beter verklaard door de in het model opgenomen variabelen, dan de verschillen tussen autochtone en allochtone mannen. Wellicht treft etnische discriminatie allochtone vrouwen minder dan allochtone mannen. Nader onderzoek moet hierover echter meer duidelijkheid geven. Surinaamse vrouwen nemen een bijzondere positie in: (goed geïntegreerde) Surinaamse vrouwen verschillen in arbeidsmarktpositie niet van vergelijkbare autochtone vrouwen. – Circa 20% van de niet-werkende Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen is van mening dat zij vanwege discriminatie minder kansen hebben op een baan dan autochtonen. De andere 80% vindt dat er sprake is van gelijke kansen op de arbeidsmarkt of noemt andere factoren. – In de periode 2004-2006 werden bij antidiscriminatiebureaus (ADB’s) per jaar gemiddeld 400 klachten en meldingen ingediend over arbeidsmarktdiscriminatie van niet-westerse allochtonen. De meeste van deze klachten betreffen discriminatie op de werkvloer (43%), gevolgd door werving en selectie (24%) en (dreigende) beëindiging van het dienstverband (12%). De meeste klachten worden ingediend door Marokkanen. Veel klachten hebben betrekking op het dragen van een hoofddoek. – De CGB sprak in de periode 2004-2006 93 oordelen uit over ervaren discriminatie van niet-westerse allochtonen op de arbeidsmarkt. In meer dan de helft van de gevallen werd de klacht door de CGB gegrond verklaard. De meeste oordelen (40%) betreffen werving, selectie en arbeidsbemiddeling. In 30% van de oordelen spelen verhoudingen op de werkvloer – discriminerende bejegening, waaronder pesterijen en belediging – een rol. – Niet-westerse allochtonen ervaren dat zij zich meer moeten inspannen dan autochtonen om dezelfde arbeidsmarktpositie te bereiken. Zij hebben vaak het gevoel dat ze zich extra moeten bewijzen en dat er extra op hen wordt gelet. Zij ervaren dat zij voortdurend moeten laten zien dat zij niet beantwoorden aan het – ongunstige – beeld van hun groep. – Allochtone werkzoekenden houden rekening met discriminatie door onder andere specifieke bedrijven en sectoren te mijden, geen geboortelandgegevens op te nemen in de sollicitatiebrief en de hoofddoek af te doen op het werk.

    Similar works